Een lezer schrijft: „Op de voorpagina van de krant van maandag 06/11 schreef u per ongeluk het woord ‘vermoord’ verkeerd. U schreef ‘vonden 37 journalisten de dood’ als door een bovennatuurlijke oorzaak. Deze 37 journalisten in Gaza zijn vermoord. Door Israël.” Een luisteraar van de podcast NRC Vandaag: „Hierin wordt genoemd dat Hamas overduidelijk drie oorlogsmisdaden heeft gepleegd. Het ‘lijkt’ erop dat Israël ook oorlogsmisdaden pleegt. Vanuit de podcast begreep ik dat er al jarenlang rechtszaken lopen om dit duidelijk te krijgen. Is het dan misschien niet lichtgekleurd door te stellen dat Hamas oorlogsmisdaden pleegt en het bij Israël hierop ‘lijkt’?”
Deze rubriek gaat – onder meer – over de relatie tussen de lezers van NRC en de redactie. De mailbox van de ombudsman geeft in normale tijden een redelijk gebalanceerd beeld van de ongenoegens die in elk goed huwelijk voorkomen – en ook in elk slecht huwelijk trouwens: kleine ongenoegens en soms is het bukken om het aanvliegend serviesgoed te ontwijken. Daarnaast is er meestal een prettige hoeveelheid complimenten en relativeringen.
Voor die laatste zaken is de kritische lezer dezer weken niet in de stemming: de vermaningen zijn scherp, de toon kan onverzoenlijk zijn. Relatief kleine zaken worden beleefd als een bewijs voor onverbeterlijke karakterfouten van de krant. De relatie is soms terminaal; vaak hoeft de spreekwoordelijke opzeggingsbrief alleen nog maar op de bus gedaan te worden. Wat dat betreft zie je een afspiegeling van het maatschappelijk debat, waar onmacht en woede ervoor zorgen dat de een na de ander er radicaal de beuk in gooit en je op slechte dagen het idee hebt dat het hele land ten prooi is gevallen aan een acuut opinie-infarct.
Geen dwarsdoorsnede
Er zit een duidelijke lijn in wat de ombudsman bereikt. Waar eerder wel met voorzichtige tevredenheid werd geconstateerd dat er „van beide zijden” evenveel kritiek kwam op de berichtgeving, is dat nu niet zo: in verreweg de meeste brieven (niet in alle, zie het begin van dit artikel) luidt de klacht dat NRC te zeer bericht vanuit Palestijns perspectief. Met in de slipstream daarvan het verwijt dat het antisemitisme zo wordt aangejaagd en de veronderstelling dat de redactie een homogeen blok is, waar iedereen slaafs dezelfde wereldvisie uitdraagt.
Overigens meldt zich geen dwarsdoorsnede van de lezer bij de ombudsman; ik krijg veel post van abonnees op de papieren krant, vaak met vermelding van een decennialang trouw ‘lidmaatschap’. Representatief voor de NRC-gemeenschap is die groep niet, wat niet betekent dat die briefschrijvers ongelijk hebben.
Vaak ging het in die brieven over het later gerectificeerde voorpaginabericht over de explosie bij het Ahli Arab-ziekenhuis in Gaza-Stad, net als over een aantal columns en opiniestukken (met name van Karin Amatmoekrim en Willem Schinkel).
Het dagelijkse liveblog ligt onder een vergrootglas. Deze week stuurde een lezer (die inmiddels heeft opgezegd) een overzicht van tien fouten die hij de afgelopen dagen in het liveblog had aangetroffen. Soms overtuigend, soms minder. Het ging om zaken als een beschieting die door NRC aan Israël was toegeschreven terwijl de bron (het Rode Kruis) daar geen uitspraak over had gedaan. Of over een niet toegelichte vaststelling dat Israël eerder hulpkonvooien had beschoten. Of de vraag waarom er in een update bij informatie uit Israël wel stond dat die niet onafhankelijk te verifiëren was, maar bij eentje uit Palestijnse bron niet.
Inmiddels is de eerste blogpost aangepast, bij de tweede ontbrak een linkje naar eerdere berichten over dat onderwerp en de disclaimer over verificatie wordt bij berichten van beide zijden van het front geplaatst. (En soms niet, als er meerdere overtuigende bronnen zijn.) Die consequente disclaimers kunnen overigens ook iets potsierlijks krijgen. Immers: van een losse explosie kan misschien de oorzaak niet worden aangewezen, maar de intensiteit van de Israëlische bombardementen maakt dat wel degelijk vaststaat waar de explosies in het algemeen door worden veroorzaakt.
Vaak gaat het over taal. Woorden doen ertoe, zo luidt het cliché, en nogal wat lezers vragen om een taal die uitdrukking geeft aan wat zij als een morele waarheid zien: moorden in plaats van doden, terrorist in plaats van strijder, pogrom in plaats van aanval. Maar die woorden zijn niet alleen beschrijvend, ze impliceren ook een moreel oordeel. Zo kunnen ze de indruk wekken dat die oordelen voorafgegaan zijn aan de verslaggeving. Vandaar dat de krant daar terecht zuinig mee is, óók als er feitelijk best onderbouwing voor zo’n term is.
Bij columns en opiniestukken hebben de auteurs recht op hun eigen retoriek. Daarbij denk ik dat het belangrijk is om die als zodanig te lezen: wanneer een columnist 7 oktober als een pogrom omschrijft is dat een manier om het antisemitische element in die aanval te benadrukken, niet noodzakelijk om te beweren dat dat de enige achtergrond van de slachtpartij is.
Gestuurd en bijgestuurd
De redactie van NRC bestaat uit een groep van meer dan tweehonderd mensen waarin allerlei scheidslijnen lopen (bijvoorbeeld op het gebied van leeftijd) die ook buiten de journalistiek een indicatie kunnen vormen voor de iemands opvattingen over het conflict. Los van de dagelijkse journalistieke gesprekken kwam de redactie al drie keer bijeen om te praten over de verslaggeving over de oorlog en met name over de pogingen om die evenwichtig te houden. De druk van de buitenwereld is daarbij voelbaar.
Onophoudelijk wordt er gestuurd en bijgestuurd. Is er genoeg aandacht geweest voor de slachtoffers van 7 oktober? Inderdaad is de aandacht relatief snel verschoven naar het vele geweld in Gaza, maar ook de wanhoop van familieleden van de gijzelaars stond in de krant. NRC wil een krant zijn waarin verslag wordt gedaan uit Israël en uit de Palestijnse gebieden, waarin Ramsey Nasr én Jessica Durlacher schrijven. Een krant ook waarin de onmacht zichtbaar wordt wanneer historicus Simon Schama in een interview verklaart het woord context niet meer te willen horen, om in een moeite door allerlei context te bieden.
Op die laatste redactiebijeenkomst ging het onder meer over de vraag of er genocide wordt gepleegd in het conflict en, in het verlengde daarvan, of dat woord dan ook gebruikt zou moeten worden. Zoals dat gaat op een redactie, leidde het gesprek in eerste instantie tot een artikel, geschreven door juridisch redacteur Folkert Jensma: Wat zegt het recht eigenlijk over de termen „genocide” en „oorlogsmisdaad”. Het was een beschouwing vol vragen en met heldere uitleg.
Jensma – een oud-hoofdredacteur die hoog scoort op de meeste onverstoorbaarheidsschalen – had het in de nieuwsbrief Recht en onrecht over een „hondsmoeilijke vraag” en concludeerde ‘voorlopig’: „beide strijdende partijen komen op basis van hun handelen in aanmerking voor de kwalificatie oorlogsmisdrijven, waaronder genocide”. Daarbij lijkt het mij dat – zie de argumentatie hierboven – NRC hoe dan ook terughoudend moet zijn bij het zelf in de pen nemen van die kwalificaties.
Jensma noemde in zijn nieuwsbrief ook het grote aantal gedode journalisten in Gaza en hij begon zijn tekst met de algemene mededeling dat hij het niet meer kon aanzien: „Sorry, mijn persoonlijke distantie is even zoek.”
Dat is wat veel journalisten nu doormaken: het eigenlijk niet meer kunnen aanzien, toch doorwerken, dingen uitzoeken, fouten maken en die proberen te herstellen, in sommige gevallen op het gevaar afgaan.
Deze tekst is misschien wat relatietherapeutischer uitgevallen dan bedoeld, maar laat ik dan ook maar eindigen met een aansporing aan krant en lezer tot wederzijds begrip, niet te veel angst om fouten te maken en de moed om recht te zetten wat wel verkeerd ging.
Reacties: [email protected]
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.