Column | Antisemitisme herkennen lukt al niet

Ik hou er niet van om gruwelen als de Holocaust aan te grijpen als bron van wijsheid. Veel mensen vinden het fijn als aan zulke ellende een positief randje zit, blijkt uit de populariteit van de hoopvolle boeken van Auschwitz-overlevende Edith Eger. Het kan toch niet allemaal voor niets zijn geweest? Jawel. Genocide is wél voor niets. De vernietigingskampen waren er niet om ons lessen te leren.

En toch betrapte ik me er laatst op dat ook ik had gehoopt dat Nederland meer had geleerd van de Holocaust. Ik had gehoopt dat die zou hebben geleid tot een breed gedragen, verfijnde kennis van antisemitische stereotypen. Dat tenminste wel.

Opnieuw teleurgesteld dus, in dit geval bij het luisteren naar SGP-lijstrekker Chris Stoffer op Radio 1. Hij mocht maandag een liedje aanvragen, en koos het Israëlische volkslied om de Joden „in ons eigen land” een „hart onder de riem te steken”. „Laten we alsjeblieft ook de Joodse mensen in Nederland een plek gunnen in ons land”, vond Stoffer. „Joodse mensen zijn natuurlijk niet identiek aan de staat Israël”, probeerde presentator Astrid Kersseboom nog. Stoffer volhardde: „Het doet deze mensen heel erg goed als dit nummer ook gehoord wordt in Nederland.”

Hoe vriendelijk is dit? Als Stoffer het heeft over ‘deze mensen’, die je en masse een plezier doet met het Israëlische volkslied, doelt hij op álle Nederlanders met een Joodse achtergrond, wat hun band met Israël ook is. Hij gaat er vanuit dat ze zich automatisch identificeren met Israëls nationale symbolen, en maakt hen zo allemaal Israëliërs die toevallig in Nederland wonen. Maar, en dit voelt eigenlijk te basaal om op te schrijven, Joodse Nederlanders zijn net zo Nederlands als Stoffer. Ze zijn géén vertegenwoordigers van de Israëlische staat. Stoffer lijkt Joden per definitie te zien als een soort buitenlanders, die te gast zijn. En ja, met die (antisemitische) logica is het zaak ze een plek te gunnen in ons land.

De slecht afgestelde antisemitisme-radar valt al langer op

Dit komt niet van een puber met een on-af brein. Dit komt van een potentiële toekomstige regeringspartij-leider die hier lang over heeft kunnen nadenken. Als hij na decennia herdenkingscultuur dit soort basale denkstappen al niet onder de knie heeft en er óók geen noemenswaardige kritiek op krijgt van collega’s, is er reden voor wat nationale soulsearching.

President Trump had er ook een handje van Amerikaanse Joden gelijk te stellen aan Israëliërs. Hij noemde Netanyahu ‘jullie premier’, en had het over ‘jullie ambassadeur’ als hij tegen Amerikaanse Joden sprak over ambassadeur David Friedman. Dit idee dat Joden ‘dubbele loyaliteit’ zouden hebben is een van de oudste antisemitische tropen, en in de VS werd Trump er in ieder geval nog in nationale kranten mee om de oren geslagen.

Het is vrij pedant om te klagen over het lage intellectuele niveau van het Nederlandse publieke debat, maar toch: Nederland is het land van de platte letterlijkheid. Pas als iemand letterlijk scandeert ‘Ik haat Joden’, valt het echt op als antisemitisme. (Om van algemene kennis over racistische of transfobe stereotypen maar helemaal te zwijgen – bij die onderwerpen ligt de lat al helemaal op de grond.)

De slecht afgestelde Nederlandse antisemitisme-radar valt al langer op. De Volkskrant liet een paginagrote antisemitische cartoon van Maurice de Hond afdrukken, niet uit diepe haat maar omdat het antisemitisme gewoon niet werd herkend. Tijdens de coronapandemie deelden spirituele jonge vrouwen doodleuk theorieën over de lange tentakels van het World Economic Forum, zich van geen historisch kwaad bewust. En jongeren van FVD moesten letterlijke nazi-propaganda in hun apps zetten voor het bij de goegemeente doordrong dat de partij een antisemitismeprobleem heeft: minder letterlijk uitgespelde uitingen (zoals hun hetze tegen de ‘globalistische elite van Soros’) waren blijkbaar te subtiel.

Misschien hebben we echt niets geleerd. Als de meest basale kennis over antisemitisme niet blijft hangen, zijn de iets abstractere ‘lessen’ die je uit WO II kan trekken – over uitsluiting, geweld en medeplichtigheid – al helemaal te hoog gegrepen. Misschien heeft het gros van de Nederlanders vooral verinnerlijkt dat het heel slecht was om zo veel mogelijk Joden uit Europa op de trein zetten en in de buurt van het Poolse stadje Oswiecim te vergassen. Dát nooit meer. Nou, dat komt helemaal goed, want ‘we’ gunnen ‘ze’ nu wel een plek. In ‘ons land’.

Eva Peek is publicist