De premiestijging voor de basisverzekeringen van de vier grootste zorgverzekeraars viel lager uit dan verwacht, maar verzekerden zijn wel voor het vierde jaar op rij meer kwijt aan hun premie. CZ verhoogt de premie maandelijks met 7,60 euro, Zilveren Kruis met 8,50 euro, Menzis met 5,50 euro en VGZ met 5 euro. Dat maakten zij donderdag en vrijdag bekend.
Het kabinet voorspelde met Prinsjesdag een stijging van 12 euro per maand, dat wisten de verzekeraars te beperken. De maandelijkse lasten voor verzekerden bij ‘de grote vier’ komen uit op 145,85 euro (CZ), 146,95 euro (VGZ), 147,45 euro (Zilveren Kruis) en 146,75 euro (Menzis). Net als vorig jaar zijn vergrijzing, inflatie en hogere personeelslasten (deels vanwege hogere salarissen) de voornaamste redenen voor de premiestijgingen.
Eerder maakte zorgverzekeraar DSW – traditiegetrouw als eerste – bekend dat de premie stijgt met 11,50 euro per maand, de grootste stijging sinds de invoering van de gereguleerde marktwerking in het zorgstelsel in 2006. De reserves zijn de afgelopen jaren dusdanig geslonken dat DSW die voor het eerst niet kon inzetten om de premiestijging te beperken, zei bestuursvoorzitter Aad de Groot.
Menzis (1,9 miljoen verzekerden) zet 10 miljoen euro aan reserves in – aanzienlijk minder dan vorig jaar, toen het 50 miljoen euro uittrok om de premiestijging te dempen. Om de premie lager dan verwacht te houden moest de verzekeraar „kritisch kijken naar welke zorg we afnemen en hoeveel we daarvoor betalen”, zegt financieel directeur Dirk Jan Sloots.
Veel ‘transformatieplannen’ zorgaanbieders
CZ (4,1 miljoen verzekerden) zet dit jaar net als DSW geen reserves in. Dat was volgens bestuurder Joep de Groot niet nodig omdat CZ de premiestijging voldoende kon beperken met „scherpe inkoop”. Bovendien wil CZ reserves bewaren voor investeringen die het komende jaar gedaan moeten worden met zorgaanbieders om te innoveren en digitaliseren.
Vorig jaar waarschuwden zorgverzekeraars dat de situatie in de gezondheidszorg niet houdbaar is vanwege de almaar stijgende kosten en de grote personeelskrapte. Dit jaar herhalen ze die oproep, al zien zij wel dat de transitie die nodig is in de zorg het afgelopen jaar is ingezet. „Nu is het zaak te versnellen”, aldus Joep de Groot, bestuursvoorzitter van zorgverzekeraar CZ.
Hoe die transitie eruit moet zien, is vorig jaar vastgelegd in het Integraal Zorgakkoord (IZA), een akkoord tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en partijen uit de zorgsector (zoals zorgverzekeraars en zorgaanbieders). Het akkoord kwam voornamelijk tot stand uit de noodzaak om de sterk stijgende zorgkosten te beteugelen en de druk op personeel te verlichten. Grote thema’s uit het akkoord zijn digitalisering en ‘passende zorg’: zorg op afstand, via een videoconsult van de huisarts bijvoorbeeld, en strenger kijken naar wie welke behandeling nodig heeft.
Dat de boodschap van zorgverzekeraars dit jaar ondanks die afspraken onveranderd is, vindt De Groot van CZ logisch. „Mijn woordvoerder vroeg ook al: kun je dat niet op een leukere manier vertellen, anders vertel je weer hetzelfde verhaal. Met het IZA zijn hele gave afspraken gemaakt. Maar het is een langetermijnverhaal. Elke grote transitie heeft tijd nodig.” Wel ziet hij dat het „besef” dat verandering nodig is, is ingedaald. „We zien veel transformatieplannen binnenkomen van zorgaanbieders.” Het kabinet stelde 2,8 miljard euro aan ‘transformatiegelden’ beschikbaar voor IZA-investeringen, zorgpartijen kunnen daar via verzekeraars en VWS aanvragen voor indienen.
Het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg voert bijvoorbeeld een digitaliseringsplan uit in samenwerking met CZ en VGZ: patiënten kunnen online afspraken plannen en er is een ‘zelfmeetplein’ ingericht waar patiënten zelf hun bloeddruk en hartslag kunnen meten. Dat moet administratieve lasten verminderen voor zorgverleners.
Ook wordt er meer samengewerkt tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders, zegt Georgette Fijneman van Zilveren Kruis (4,9 miljoen verzekerden), en wordt er meer regionaal georganiseerd. Dat houdt in dat de grootste zorgverzekeraars in een regio over bepaalde vormen van zorg de afspraken maken met zorgaanbieders, en dat de andere verzekeraars die afspraken volgen. „Gelijkgericht contracteren”, noemt Marjo Vissers, bestuursvoorzitter van VGZ dat. „De grootste verzekeraars in de regio weten wat daar de grootste opgave is – bijvoorbeeld digitalisering in de ziekenhuizen – en daar zetten we dan allemaal op in.”
Lage vergoedingen
Naast Menzis en CZ noemen ook VGZ en Zilveren Kruis scherpe zorginkoop als manier om de premiestijging te beperken. Zorgverzekeraars kopen bij zorgaanbieders zorg in. Daar gaan onderhandelingen over tarieven en volume aan vooraf. Minder zorg inkopen en tegen lage vergoedingen bespaart kosten voor de verzekeraar, en dus voor de premiebetaler, maar kan de financiële situatie van aanbieders verslechteren en daarmee resulteren in langere wachtlijsten en minder kwalitatieve zorg. Tijdens de contractonderhandelingen tussen zorginstellingen en zorgverzekeraars eind vorig jaar waarschuwden zorginstellingen dat de vergoedingen die verzekeraars boden niet toereikend waren.
Sloots van Menzis ziet ook dat zorgaanbieders onder druk staan. „Maar aan de andere kant voelen we de druk vanuit de maatschappij en de politiek dat we niet oneindig veel geld aan zorg kunnen uitgeven.” De Groot van CZ zegt dat het „niet te voorkomen is” dat zorgaanbieders tegen zogenoemde omzetplafonds aanlopen, waarbij zij dus niet genoeg hebben aan de ingekochte zorg. Maar meer inkopen doet de kosten te hard stijgen. „Het blijft iedere keer een uitdaging om de zorg goed én betaalbaar te houden.”
Inkoop van zorg gaat niet alleen over tarieven, zegt Vissers van VGZ – „al zijn we daar altijd scherp op” – maar ook om „slimmere organisatie van zorg” waarbij mensen meer zelf kunnen doen en zorgpersoneel ontlast wordt, zoals afgesproken in het IZA. Ze noemt de ‘oogdruppelbril’ als voorbeeld: die bril met gaatjes voor oogdruppels maakt het makkelijker voor mensen om zélf hun ogen te druppelen. „Gemiddeld is de wijkverpleegkundige daar per druppelpatiënt vier uur in de week mee bezig. Die kunnen we nu inzetten voor cliënten die het harder nodig hebben.”
Volgens Sloots is het IZA een doeltreffend handvat om de transitie in de zorg te bewerkstelligen, maar het lost niet alles op. „We zullen ook onze verwachtingen moeten bijstellen over wanneer we wel of niet behandeld worden, wanneer we wel of niet dure medicijnen krijgen. Welke zorg we krijgen in een verpleeghuis, en wat van de familie moet komen. We zijn gewend dat goede zorg alom beschikbaar is. Maar dat is een luxe als geld en arbeidskrachten schaars worden.”