‘We are meeking a brrrrand new oopéra!”, roept bas-bariton Marc Pantus op z’n steenkoolst in Maastricht, in een klein decor in het thuishonk van Opera Zuid. Er is een doorlooprepetitie gaande van hun volgende productie: Mozarts opera Der Schauspieldirektor.
Hoewel, ‘Mozarts opera’, dat is maar net hoe je het bekijkt. Der Schauspieldirektor is meer theater dan muziek. Het werd geschreven voor een Weense avond in 1786, waarop Keizer Jozef II met een wedstrijdje wilde beslechten welk komische opera-genre nou leuker was: het Duits Singspiel of de Italiaanse opera buffa. Mozart componeerde het Singspiel, twintig minuten muziek in vijf stukken: een sinfonia als intro, een arietta, een rondo, een terzet en een ‘Schlussgesang’. Daar schreef Johann Gottlieb Stephanie een verhaal bij, minstens twee keer zo lang.
Der Schauspieldirektor is een soort ‘droste-effect’-opera; het verhaal gaat over het maken van een opera: over het casten van rollen, over te weinig geld hebben, over gages, over competitie, en de uiteindelijke moraal dat kunstenaars niet met elkaar moeten twisten over wie de beste is, maar dat je sámen kunst moet maken, en dat het publiek wel zal beslissen wie het beste is. En dat dan vol grappen en grollen.
„Compleet achterhaald”, noemt regisseur Christopher Gillett (65) het originele verhaal van Stephanie. „Dat kun je niet meer doen. En niet vanwege een veranderde moraal of humor die niet meer zou kunnen, het is gewoon véél te lang. En de grapjes slaan op situaties en mensen uit die tijd. Je moet ze kennen om de grapjes te snappen. Het is destijds niet bedoeld als stuk voor het nageslacht, niet zoals Shakespeare dat deed.” Daarom wordt Der Schauspieldirektor bij hedendaagse uitvoeringen bijna altijd herschreven. Al scheen zelfs het publiek in 1786 de opera buffa Prima la musica e poi le parole van Antonio Salieri, de ‘opponent’ van Der Schauspieldirektor, leuker te hebben gevonden.
‘Oei, nu moet ik iets doen’
Gillett schreef dus een heel eigen versie van het verhaal; zijn eigen kijk op het operawezen. Om het rond te maken, winkelde hij in andere Mozart-opera’s voor extra aria’s en duetten. Daarbij kon hij rijkelijk putten uit eigen ervaring, want naast regisseur en auteur is Gillett eigenlijk vooral zanger. Tenor. Begin deze eeuw zong hij meermaals in De Nationale Opera.
Precies daar werd het zaadje voor de Schauspieldirektor geplant, al wist Gillett dat niet. Gillett, die destijds bekend stond als uitstekende Pierre Audi-imitator (de vorige artistiek leider van DNO), werd gevraagd een sketch te maken bij diens afscheid in 2018. „Ik speelde een zanger in een repetitie, en de ‘stem van Pierre’, die ik van tevoren opgenomen had, schalde door de zaal. Iedereen leek het leuk te vinden. Waut [Koeken, artistiek directeur van Opera Zuid, red.] zag dat en dacht toen aan Der Schauspieldirektor.” Was Gillett er meteen van overtuigd dat hij het zou kunnen: schrijven én regisseren? „Ik zeg pas ja als ik weet hóé ik iets moet doen. Dus ik heb eerst het verhaal bedacht, dat voorgelegd, en toen pas ja gezegd.”
Dat raakt aan een van de ergernisjes over de operawereld die Gillett in zijn Schauspieldirektor verwerkte: regisseurs die blindelings ja zeggen tegen een operaregie, en die opera daarna regisseren alsof ze met een toneelstuk bezig zijn. „Wist je dat veel operaregisseurs bang zijn voor zang? Zodra iemand begint te zingen denken ze: ‘Oei, nu moet ik iets doen. Iets met film, of heel veel dansers.’ Terwijl het hele punt van opera is dat de muzíek die extra wereld creëert.”
„We maken regisseurs soms echt te belangrijk. Toen ik begon met zingen, heetten ze niet eens operaregisseurs. Toen waren ze nog ‘operaproducent’.” Gillett stopt in zijn Schauspieldirektor een verwaande, ambitieuze jonge regisseur, die trots blijft opscheppen over zijn jongste succes: Lohengrin in een wasserette. „De operawereld is erg navelstaarderig. Er wordt weleens vergeten dat 98 procent van het publiek geen vijftien Le nozze di Figaro‘s heeft gezien. Die wil gewoon een leuke, duidelijke show, geen klap in het gezicht met een conceptuele interpretatie. Ik wil niet zeggen dat alles ouderwets moet zijn, want er zijn geweldige conceptuele producties. Maar operahuizen willen vaak een Barrie Kosky [een regisseur bekend om zijn vaak erg avant-gardistische operaregies, red.] alleen maar omdat andere operahuizen ook een Barrie Kosky hadden.”
Lees ook
een interview met Barrie Kosky over de ‘Tosca’ die hij bij De Nationale Opera regisseerde
Opera in een opera, ín een opera?
Eén moraal uit de 18de-eeuwse Schauspieldirektor is in Gilletts versie wel overeind gebleven: „Maak je een kunstwerk voor de recensenten, dan vindt je publiek het niks. Maak je het voor het publiek, dan zijn je kritieken slecht. Dat speelde toen dus ook al.”
Iets later in de doorloop hoeft zanger Marc Pantus even niet te spelen. Naast het decor zit hij een kruiswoordpuzzel te maken. Of hoort het toch bij Gilletts verhaal, dat niet alleen vasthoudt aan het originele ‘opera over het maken van een opera’-concept, maar er zelfs nog een schepje droste-effect bovenop doet. Meerdere keren bedot Gillett het publiek door niet prijs te geven in welke ‘droste-laag’ de acteurs aan het spelen zijn. Zingen ze een auditie voor die te maken opera, of zingen ze al ín die zogenaamde opera? Of kijk je plots in een opera, gaande ín een opera, over het maken van een opera? Kun je hier geen chocola van maken, dan heeft Gillett je waar hij je hebben wil. Met pretoogjes geniet hij van zijn eigen meta-puzzel. „Audiences love messing with the fourth wall!” laat hij een van zijn acteurs met veelbetekenende blik zeggen. Gillett zit er onderuitgezakt achter de regietafel tevreden naar te kijken.
Allerlei dingen uit zijn eigen decennialange ervaring stopte hij erin. Van divagedrag, blessures en last minute ingevlogen zangers die de tekst alleen in het Roemeens kunnen, tot grapjes over operamensen die voortdurend scharrelen met andere operamensen. „Waarom zou je zanger willen worden? Je hebt toch een goeie baan!” roept een ‘ervaren’ zanger naar een jonge zanger met grote dromen. En dan mopperend: „There is a new generation every year. Fresh meat into the sausage grinder.”
Hoewel Gillett zijn zangers aangedikt laat acteren, voelen deze opera-mores zelf niet over de top. Gillett: „Het operaleven ís zwaar. Het is zo eenzaam. Je maakt expres weinig vrienden, want de mensen die je ontmoet zie je daarna toch niet meer. Ja, op Facebook… Je bent bijna nooit thuis, je reist alleen maar. Mijn eerste huwelijk, we hebben twee kinderen, liep op de klippen door dat leven. Toen mijn tweede vrouw ook kinderen wilde heb ik dat afgehouden, omdat ik de pijn van mijn kinderen missen niet nog een keer aankon. Ik heb wel eens een hele bups collega’s gemaild en gevraagd te antwoorden als ze het eens waren met de stelling: ‘Ik blijf alleen maar in de operawereld omdat er steeds, precies als ik wil stoppen, een buitenkansje op mijn pad komt dat me er weer even inhoudt.’ Ik heb zeker vijftien jaar van mijn carrière zo geleefd. De respons was overweldigend. Ik hoop dat het publiek uit deze voorstelling meeneemt dat operamensen ook maar normale mensen zijn die iets buitengewoons doen.”
Gedroomde hoofdrolspeler
Van de originele tekst uit Der Schauspieldirektor heeft Gillett alleen de liedteksten intact gehouden. En de eerste zin: ‘Meneer de directeur, we hebben toestemming!’ Maar dan in het Engels. Eigenlijk was het plan om een Nederlandstalige productie te maken, maar toen kwam er een gedroomde hoofdrolspeler in beeld: Thomas Allen, de inmiddels 79-jarige Britse bariton. Zingen doet hij niet meer, maar acteren des te liever. In Der Schauspieldirektor speelt hij de impresario op zoek naar nieuwe castleden. In de doorloop blijkt zijn ervaring verbluffend: met het gemak van iemand die duidelijk als kind al in een ketel Brits theater is gevallen, draagt hij de hele cast. Jongere zangers trekken zich op aan zijn ervaring. „Sinds Tom erbij is, is mijn werk inderdaad een stuk makkelijker geworden. Er is een groot verschil tussen opera en theater, dat voor veel jonge zangers niet meteen duidelijk is. In opera heeft een componist een rails voor je gelegd. De structuur van je tekst ligt vast in de muziek. Als zanger moet je je daarom naar binnen keren en in jezelf vinden waarom je nú, dát aan het zingen bent. Maar in theater is die rails er niet. De manier waarop je je tekst zegt, is vrij. In een dialoog vind je de reden van je tekst niet in jezelf, maar in de tekst van je tegenspeler. Als acteur ben je dus juist naar buiten gekeerd. Het wisselen tussen luisteren naar je binnen- en je buitenwereld is lastig. Tom heeft veel ervaring, maar ook de ‘luxe’ dat hij zich nu helemaal op de buitenwereld kan storten. Tom leert de rest luisteren.” Met wat ontzag voegt hij daaraan toe: „Mitch [Raemaekers, een van de jonge zangers in de productie, red.] had zelfs überhaupt nog nooit een dialoog gedaan.” Daar is in de doorloop inderdaad niets van te merken geweest.
Klaar met zingen is Gillett overigens nog niet. Begin volgend jaar zingt hij in Le nozze di Figaro in Berlijn. Maar een geleidelijke switch naar regisseur lijkt hem wel wat. „Op mijn leeftijd ga je nou eenmaal achteruit, en er komt een punt dat je jezelf niet langer wilt teleurstellen met je prestaties. Maar dat geeft niet. Als zanger voel je je na verloop van tijd toch een beetje een pion op een schaakbord. Regisseren is veel spannender. Ik zou er wel vaker voor gevraagd willen worden. Al zou ik net als op deze Schauspieldirektor niet meteen ja zeggen. Ik wil niet zo’n regisseur worden die de eerste repetitie binnenkomt en zegt: ‘Ik weet het nog niet zo goed met dit stuk’. Jazeker, die zijn er ook in de operawereld.”