Wat doe je in Israel met je kritiek als iedereen je dan een landverrader noemt?

‘Is er een verschil tussen kinderen en kinderen?”, begint de Israëlische schrijver Gideon Levy een recente column in de linkse krant Haaretz, waarin hij zijn lezers wijst op Israëls „massaslachting” van duizenden kinderen in Gaza. Dat onze kinderen gedood zijn, schrijft Levy, betekent niet dat deze oorlog geen grenzen kent.

„Bedankt, Gideon, voor je menselijkheid”, luidt één van de reacties onder de Engelstalige versie van het artikel. Het commentaar onder de Hebreeuwse versie is een stuk minder lovend. Daar schrijven lezers dat „het meest morele leger ter wereld” op geen enkele manier te vergelijken valt met „de immorele monsters van Hamas” en beschuldigen ze Levy ervan een terroristenvriend en een antisemiet te zijn. „Ik haat Gideon Levy”, aldus één van hen. „Wanneer zal iemand hem de mond snoeren?”

Levy (70) is er wel aan gewend. „Tijdens de Gazaoorlog van 2014 had ik bodyguards nodig”, zegt hij telefonisch vanuit Tel Aviv. „Dit keer ben ik daar nog niet aan begonnen, maar ik krijg genoeg haatmail. Mensen zeggen dat ik kanker moet krijgen of moet oprotten naar Gaza. Zelfs een oproep tot solidariteit met Gazaanse kinderen zien ze als verraad.”

Terwijl wereldwijd honderdduizenden mensen de straat opgaan om te demonstreren tegen het oorlogsgeweld in Gaza, is zulk protest in Israël ver te zoeken. Israëliërs uiten weliswaar kritiek op premier Netanyahu’s falende veiligheidsbeleid, of ze eisen dat hij meer doet om de gijzelaars vrij te krijgen, maar vrijwel niemand bevraagt de legitimiteit of proportionaliteit van een oorlog die in slechts een maand tijd al aan vele duizenden burgers het leven heeft gekost.

Integendeel. Wie tegenwoordig met de auto door Israël rijdt, ziet langs de wegen overal spandoeken hangen met steunbetuigingen aan het leger en teksten als: ‘wis Gaza uit’. Bijna honderd Israëlische dokters ondertekenden zelfs een brief op waarin ze opriepen tot het bombarderen van ziekenhuizen in Gaza. Zolang deze ziekenhuizen dienst doen als „wespennesten” van Hamas-terroristen, aldus de brief, is dit „het recht en zelfs de plicht van de IDF” (het Israëlische leger).

Over de muren heen kijken

De oorlogslust is natuurlijk versterkt door de wreedheden die Hamas op 7 oktober beging, benadrukt Levy. „De psychologische impact daarvan valt niet te onderschatten”, zegt hij. Toch is het volgens hem niet de enige reden dat zoveel Israëliërs weinig oog hebben voor Palestijns burgerleed. „Daarvoor moet je veel verder terug. Het is het gevolg van de systematische ontmenselijking van Palestijnen en de mentale muren waarachter Israëliërs zich verschansen. Veel van ons hebben zich nu eenmaal nog nooit afgevraagd: wat als ík Palestijn was?”

Levy behoort tot de kleine groep linkse Israëliërs die wél over deze muren heen kijken. Naast veteranen als hijzelf of de historicus Ilan Pappe bestaat deze met name uit jonge Israëlische activisten en journalisten die zich inzetten voor de Palestijnse zaak. Veel van hen begonnen daarmee nadat ze voor het eerst echte vriendschappen sloten met Palestijnen.

‘Apartheidsstaat’

Neem de 31-jarige Israëlische Dror Sadot, die opgroeide in Galilea in het noorden van Israël, tussen de Palestijnse dorpen. „We wisten niets van die dorpen”, zegt ze telefonisch. „Voor veel Israëliërs betekent samenleven dat ze humus van de Palestijnen kopen. Dat zat me dwars, ik was altijd benieuwd naar hun leven.”

Inmiddels is Sadot de woordvoerder van B’tselem, een in 1989 opgerichte Israëlische mensenrechtenorganisatie die Israëlische mensenrechtenschendingen in de bezette Palestijnse gebieden documenteert en invloedrijke rapporten uitbrengt, zoals een rapport uit 2021 waarin het concludeerde dat Israël een ‘apartheidsstaat’ is. De organisatie ontvangt financiële steun uit met name Europese landen en telt een team van veertig Israëlische en Palestijnse medewerkers.

„De oorlog maakt ons werk veel moeilijker”, zegt Sadot. Nog afgezien van de situatie van haar drie collega’s in Gaza, die nog leven maar ontheemd zijn, kampen met name haar Palestijnse collega’s op de Westelijke Jordaanoever met een verhoogd risico op arrestatie en geweld door het Ieger en Israëlische kolonisten. „Daardoor kunnen we minder goed documenteren wat er gebeurt, terwijl dit juist nu nog meer nodig is.”

De Israëliers in haar team hebben minder te vrezen, benadrukt Sadot, maar krijgen sinds 7 oktober wel te maken met een grote toename aan bedreigingen en hatelijke berichten. „We zijn eraan gewend, maar het blijft geen goed gevoel als iedereen je een landverrader noemt”. Zo ziet zij het zelf helemaal niet. „We laten juist de realiteit zien in de hoop deze beter te maken.”

‘Journalisten verzaken hun plicht’

Die realiteit is ook in de Israëlische media ver te zoeken, zegt journalist Haggai Matar (39). „Als je hier de tv aanzet, zie je vrijwel geen enkel beeld uit Gaza”, zegt hij. „Het is absurd, maar de rest van de wereld weet beter wat er in Gaza gebeurt dan veel Israëliërs. Palestijnse levens doen er hier gewoon niet toe.”

Matar komt naar eigen zeggen uit „een links, maar beschermd nest” en raakte net als Sadot pas betrokken bij de Palestijnse zaak toen hij als jonge activist bevriend raakte met Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. „Toen de soldaten onze groep in elkaar sloegen, zette dat mijn begrip van ‘wij’ en ‘zij’ behoorlijk op z’n kop”, zegt Matar, die als achttienjarige dienstplicht weigerde en hiervoor twee maanden cel uitzat.

Sinds 2017 is Matar manager van +972 Magazine, een links medium dat samen met Haaretz als één van de weinige kritisch bericht over Israëls onderdrukking van de Palestijnen. Afgelopen week onthulde een collega van hem een gelekt Israëlische overheidsdocument waarin de mogelijkheid werd besproken de Palestijnen in Gaza te ‘evacueren’ naar de Egyptische Sinaï-woestijn. De publicatie leidde niet tot represailles, vertelt Matar. „Er bestaat persvrijheid in Israël, voor Joodse journalisten althans”, zegt hij. „Het probleem is dat zo veel journalisten hun plicht verzaken om te berichten over wat er in dit land gebeurd.”

Levy, Sadot en Matar merken allemaal dat hun kritiek op de oorlog ook binnen hun eigen progressieve kring op verontwaardiging stuit. „Links verdwijnt zodra het oorlog is”, zegt Levy. „Wie op een moment als dit over context begint, wordt er onmiddellijk van beschuldigd Hamas te steunen. Ook binnen mijn eigen krant, normaal gesproken een licht in de duisternis, moet je voorzichtig zijn.”

Levy put weinig hoop uit het feit dat eerder dit jaar honderdduizenden Israëliërs de straat opgingen om te demonstreren tegen de extreem-rechtse regering van premier Netanyahu en diens afbraak van de Israëlische rechtstaat. „Zij waren tegen Netanyahu, niet tegen apartheid”, zegt hij. „Hun protest voor democratie ging alleen over democratie voor Joden.”

Matar deelt die kritiek, maar hij stelt dat er tijdens de protesten wel degelijk ook stemmen opgingen tegen Joodse suprematie. „Dat dit soort termen destijds werd gebruikt, was echt uniek.” Hoewel de journalist erkent dat dit momentum nu voorbij is en extreem-rechtse partijen na 7 oktober nog harder zullen roepen om de etnische zuivering van de Palestijnen, vermoedt hij dat veel Israëliërs op den duur ook zullen inzien dat er een politieke oplossing moet komen. „Ik hoop dat dit kan leiden tot een wederopbloei van het vredeskamp.”

Levy is pessimistischer. Na het volgens hem onvermijdelijke vertrek van Netanyahu na de oorlog (80 procent van de Israëliërs zeggen dit volgens peilingen te willen), is het waarschijnlijkste scenario volgens hem een nieuwe regering onder Benny Gantz. De ex-generaal zet zichzelf graag neer als een centrist en veiliger alternatief voor Netanyahu, maar staat niet bepaald bekend om zijn vredelievendheid richting de Palestijnen. Zo schepte hij op dat hij als generaal tijdens de Gazaoorlog van 2014 delen van Gaza „terug naar het Stenen Tijdperk” had gebombardeerd.

De enige factor die Israël dichter tot vrede met de Palestijnen kan brengen, zegt Levy, is een radicaal andere opstelling van de internationale gemeenschap. „Israël doet wat het doet omdat de Amerikanen en Europa het laten gaan”, zegt hij. „Maar het wordt tijd dat het Westen inziet dat dit alleen maar tot meer geweld leidt. Als je echt om Israël geeft, bekritiseer je Israël.”