Een busstation kan je het niet noemen. ’t Flinkeboskje, aan de provinciale weg tussen Koudum en Balk in Zuidwest-Friesland, telt twee haltes, wat bomen, een houten cafetaria. „Wegens vakantie gesloten tot 1 december”, meldt een bordje. Blauwe verf bladdert van de schutting.
Toch is dit een belangrijke schakel in het lokale vervoer in Zuidwest-Friesland. Hier stap je over van lijn 45, de bus uit Sneek, op lijn 44, naar de dorpen in het zuidwesten. Van school, baan of ziekenhuis, naar huis.
Nu de snackbar dicht is, resteert de twee jongens die hier maandagmiddag overstappen niets anders dan verveeld wachten op hun aansluiting. Lijn 44 brengt ze naar Oudemirdum, een paar dorpen verderop.
„Van Sneek naar huis duurt meer dan een uur met de bus; met de auto minder dan een halfuur”, zegt de een. Hij heeft een rijbewijs, maar kiest toch voor de bus. „Benzine is ook duur.” De ander volgt rijlessen, vanuit Sneek. De rijschool wil hem niet komen ophalen in Oudemirdum – dat is te ver.
Lijn 44 is misschien wel de bekendste bus van Friesland. Voor deze verbinding trokken de lokale bewoners begin dit jaar ten strijde. De dienstregeling zou worden afgeschaald, meldde Arriva in december 2022. Het aantal reizigers bleef laag na corona en het vervoerbedrijf wilde de lijn rendabel houden. Inwoners van Hemelum, Koudum en Bakhuizen begonnen een petitie: ‘Geef onze bus terug’. 1.100 mensen ondertekenden het pleidooi om de dienstregeling te handhaven, ook na half zeven ’s avonds en op zondag.
Al jaren is het openbaar vervoer hier sober, aldus de bewoners, maar nu was de ondergrens echt bereikt. Inmiddels is de dienstregeling iets verbeterd. De provincie, opdrachtgever voor regionaal openbaar vervoer, had nog vervoeruren tegoed van Arriva na de busstakingen dit voorjaar.
Lees ook
Het streekvervoer gaat staken. Wat merkt de reiziger daarvan?
Ferfiersearmoed
‘Vervoersarmoede’ heet het, ferfiersearmoed in het Fries. Als de bus niet meer rijdt, omdat de busmaatschappij jouw lijn te duur vindt. Als je geen auto hebt, maar op tijd in het ziekenhuis moet zijn. Als je geen geld hebt om je fiets te laten repareren. Of als je een mooie baan of opleiding moet laten schieten, omdat je niet op je werk of school kunt komen.
Je ziet de verschraling aan het aantal bushaltes. In Friesland verdwenen in de afgelopen vijf jaar honderd haltes, telden diverse media. Dat is 7 procent van het totaal. In 25 plaatsen moet je inmiddels meer dan vijfhonderd meter lopen of fietsen om een bushalte te bereiken. Lijnen worden ‘gestrekt’: de bus neemt de provinciale weg lángs het dorp en gaat zo voorbij aan de dorpskern.
Problemen met de bereikbaarheid zijn groter dan het aantal bushaltes. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) schreef in mei 2023 dat steeds meer mensen „niet of moeilijk hun bestemming bereiken”. „Beperkte financiën weerhouden mensen ervan een verplaatsing te maken, een rijbewijs te halen of een vervoermiddel te kopen of te repareren”, aldus het KiM.
En in oktober 2022 stelde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de kloof tussen mensen met toegang tot een auto en mensen die zijn aangewezen op lopen, fiets of ov groeit. Volgens het PBL kan 30 procent van de ouderen in Nederland niet binnen een halfuur een ziekenhuis of buitenpoli bereiken zonder een auto. Eén op de acht zelfs niet binnen 45 minuten. Ook jongeren die buiten de stad wonen, moeten lang reizen naar school.
Wie wil weten hoe vervoersarmoede eruitziet in de praktijk – en waarom dat een verkiezingsthema is – neemt de bus naar Friesland. Nu is ferfiersearmoed geen typisch Fries probleem. In heel Nederland worden de kaartjes duurder, mogelijk 12 procent in 2024. En ook elders verdwijnen bushaltes en hebben mensen minder kansen omdat ze geen vervoer hebben naar een baan of opleiding. Maar in Friesland is ook de door veel politici verfoeide marktwerking in het ov weer actueel.
In oktober werd bekend dat Arriva, dat de bussen en treinen rijdt in Friesland, het buscontract gaat kwijtraken. De provincie, die het ov elke vijf tot tien jaar openbaar aanbesteedt, koos voor een concurrent. Qbuzz, onderdeel van het Italiaanse staatsvervoerbedrijf, mag nu vanaf december 2024 tot 2034 de streekbussen rijden in Friesland, inclusief de Waddeneilanden.
De Friese gedeputeerde voor vervoer belooft dat er „fors meer” bussen gaan rijden op het platteland, maar bewoners willen dat eerst zien. Ze vrezen dat Qbuzz in het contract heeft beloofd voor zo weinig geld te rijden, dat bezuinigingen onvermijdelijk zijn. Qbuzz en de provincie maken in december meer details bekend over hun busplannen.
Intussen wordt Arriva overgenomen door een Amerikaanse durfinvesteerder. Wat dat bekent voor het ov is onduidelijk. Private-equityfondsen hebben geen goede naam als het gaat om het beheer van maatschappelijke voorzieningen.
Steeds bozer
Alle redenen voor een bustrip naar Friesland: eerst de snelle Qliner 350, vanuit Noord-Holland over de Afsluitdijk. Op de kop van de dijk overstappen op lijn 98 naar Bolsward en dan lijn 44 via Workum, Koudum en Hemelum naar Bakhuizen. De reis uit Alkmaar duurt ruim drie uur, twee keer zo lang als met de auto.
Terug via Harlingen. In die stad, stelden onderzoekers van DataFryslân, een coöperatie die voor lokale en regionale overheden statistisch onderzoek doet, hebben inwoners de meeste kans op vervoersarmoede. Bijna 14 procent van de huishoudens loopt een hoog of zeer hoog risico.
Maar eerst naar Bakhuizen, een dorp met ruim 1.100 inwoners in Zuidwest-Friesland. Daar woont Wink Blomsma. Sinds zijn pensionering is de oud-verzekeringsdirecteur een drijvende kracht achter Dorpsbelang Bakhuizen. Die organisatie praat namens het dorp met het gemeentebestuur in Joure, veertig kilometer verderop.
„Afgelopen jaren zijn mensen hier steeds bozer geworden over de verschraling van het ov”, zegt Blomsma. „Ritten werden geschrapt, haltes opgeheven. En altijd maar weer met financiële argumenten. Maar bereikbaarheid is geen financiële kwestie! Het gaat om de sociale leefbaarheid. Van jongeren, van senioren. Als je dorpelingen niet sociaal wil ‘amputeren’ moet je het ov in stand houden.”
Dan moeten we het zelf maar regelen, vond Dorpsbelang. Bewoners die vervoer nodig hebben kunnen bellen met de hulplijnvervoer. Een vrijwilliger rijdt met een eigen auto bijvoorbeeld iemand naar het ziekenhuis in Sneek. Blomsma: „We maken dertig tot veertig ritten per maand.”
Kansenongelijkheid
Een seniorenhulplijn, een belbus met vrijwillige chauffeurs, een ‘opstapper’ of een ‘lijntaxi’ die ’s avonds en in het weekend langs de dorpen rijdt. Je leest vaker over de alternatieven voor de grote en dure streekbus in de plannen van nieuwe vervoerders.
Voldoet dat zogenaamde ‘maatwerk’? Ilse Vessies-Meij uit Hemelum, een dorp naast Bakhuizen, vindt van niet. „Alternatief vervoer met kleinere busjes maakt dat ritten veel te lang duren”, zegt ze. De ondernemer, tevens moeder van schoolgaande kinderen, was een van de initiatiefnemers van de petitie om lijn 44 voor Zuidwest-Friesland te behouden. „Voor sommige van die busjes moet je een uur vooraf bellen en de kans dat je ergens op het platteland vast komt te staan, is er ook nog.” Vessies vertelt over een ochtend laatst toen haar tienerdochter in the middle of nowhere strandde omdat de belbus het liet afweten.
Vessies: „Er wordt te weinig gedacht in het belang van de reizigers. In onze regio zijn dat met name scholieren. Busdiensten die voor hen het best passen in verband met school, worden geschrapt.”
„Wanneer je in een gebied woont zonder goed openbaar vervoer”, zegt ze, „dan ben en blijf je als jongere afhankelijk van je ouders of anderen met een auto. Of je moet op kamers. Daar is niet iedereen aan toe op jonge leeftijd. Sommige gezinnen verhuizen van het platteland naar de stad omdat er geen ov meer rijdt.”
De kansen in opleidingen en banen, in persoonlijke ontwikkeling, zijn niet voor iedere Friese jongere gelijk, stelt Vessies. „Dat heeft sterk te maken met het ontbreken van goed vervoer. Je kinderen lopen belangrijke, mooie, leuke dingen mis, omdat ze er niet zelfstandig kunnen komen. Even spontaan een drankje doen in het weekend lukt niet zonder rijbewijs.”
Harlingen
Van Bakhuizen en Hemelum naar Harlingen. Volgens DataFryslân is de stad in de gelijknamige Friese gemeente degene met relatief de meeste huishoudens met een hoog of zeer hoog risico op vervoersarmoede: het zou gaan om 13,9 procent. Het Friese gemiddelde is 8,5 procent. Ook de gemeenten Ooststellingwerf en Smallingerland scoren hoog. Volgens het onderzoeksbureau komt het in slecht scorende gemeenten relatief vaak voor dat huishoudens ver van voorzieningen als een supermarkt wonen, niet in de buurt wonen van naaste familie en niet beschikken over een auto.
In het monumentale stadhuis van Harlingen aan de Noorderhaven willen wethouders Hendrik Sijtsma (Verkeer en vervoer, CDA) en Paul Schoute (Armoedebestrijding, VVD) graag vertellen over de mobiliteit in hun stad. Schoute: „Harlingen kent een lager gemiddeld inkomen dan elders in Friesland. En het Friese gemiddelde is al lager dan in de rest van Nederland. Dat leidt tot meer vervoersarmoede.” Het is de Friese paradox, zegt zijn collega Sijtsma. „Mensen verdienen hier minder, maar zeggen dat ze gelukkiger zijn.”
Lees ook
Nergens zijn de inwoners tevredener dan in Noord-Friesland
Over de trein zijn beide wethouders tevreden; die verbindt Harlingen twee keer per uur met Leeuwarden. De bus is een ander verhaal. Al jaren wil het stadsbestuur onder meer een halte in de relatief armere Oosterpark-wijk, maar dat wijst Arriva af. Net als Dorpsbelang Bakhuizen is het gemeentebestuur in Harlingen dan maar zelf ouderen en andere hulpbehoevende inwoners gaan vervoeren. In Harlingen heet de dienst Fûtbrenger (Wegbrenger).
„De regionale vervoerder laat gaten vallen”, zegt Schoute. „En die vullen wij dan maar op. Dat kost een hoop geld. Je kunt je afvragen hoe ver een gemeente moet gaan. Dat geldt voor meer beleid dat provincie of rijk hebben verschoven naar het lokale bestuur. Wat voor gaten moeten wij nog meer vullen om de bestaanszekerheid op peil te houden?”
Nadrukkelijk vragen beide wethouders aandacht voor de auto. „Vervoersarmoede gaat niet alleen over het ov”, zegt Sijtsma. „In landelijk gebied kun je gewoon niet zonder auto. Die moet betaalbaar blijven.”
Rekeningrijden jaagt automobilisten in Friesland en elders op hoge kosten, zegt Schoute. „Laatst las ik dat een bestuurder in Den Haag had gezegd dat we in Nederland allemaal moesten overstappen van de auto op de tram en de metro. Dat zal best een optie zijn voor de Randstad. Maar niet in Harlingen.”