Bij First dates (BNNVARA) zat Jorke, 18 jaar, student international business. Hij bestelde bij vaste barman Victor een pornstar Martini en praatte met een piepklein slisje, waardoor hij nog wat jonger leek. Zijn date heette Jamie, hij was 19 en verpleegkundige. Ze waren, zeiden ze tegen elkaar, op zoek naar een beste vriendin maar dan in manvorm. Iemand tegen wie je alles kunt zeggen. Ik denk wel dat er een ‘klik’ was tussen die twee. Onbekommerd vertelde Jorke over de vroege dood van zijn vader. Het gebeurde een jaar of acht geleden. Zijn vader had oogkanker. Hij was geopereerd, maar het kwam weer terug. „Veel drama en gedoe.” Laconiek: „Eigenlijk maakte het niet zo veel indruk.” Hij denkt dat hij 8 was, misschien net 9 en…. „Er gebeurde van alles om je heen?” vult Jamie aan. Ja, zegt Jorke, zo was het. Om daarna met informatie over z’n vader te komen die hij onmogelijk zelf kan hebben verzameld. „Het was een ingewikkelde man.” En: „Het is goed zoals het is.”
Ik moest aan Jorke denken toen ik de korte film Als ze er niet is (EO) van Wieke Kapteijns zag. Een kwart eeuw na zijn moeders dood gaat hij naar haar op zoek. Die zoektocht begint met: wat is een moeder? Hij googelt het. Een moeder is een vrouw in verhouding tot haar kinderen. En: een moeder wil haar kind zien opgroeien tot gelukkige, gezonde volwassene. Daarna zoeken op afbeeldingen. Madonna met baby, vrouw met pasgeborene, moeder en kind. Hij bestudeert de blik, de mother gaze. „Moeders kijken op een bepaalde manier naar je.” Volgende stap: z’n beste vriend vragen naar zijn gevoel voor z’n moeder. Vragen of hij soms filmpjes heeft van vroeger. Die bekijken. Zien hoe een vreemde moeder kiekeboe speelt met een jongetje dat hij niet is.
Wieke Kapteijns heeft geen idee. En het droevige is, zijn zusjes Loulou en Roxy óók niet. Zelfs haar sterfdag gokken ze. Zijn zusjes waren 4 en 2. Hij 6. Te jong om verlies te begrijpen, te oud om het te vergeten. De drie willen wel over haar praten, maar het lukt niet. „Moeilijk om te praten over iets dat we niet kennen.” Hij doet nog een stap dichterbij: zijn vader vragen om de fotoboeken. Trap op naar de vliering, zoeken tussen verdwaalde dozen, daar ergens tussen liggen de afdrukken van wie ze was, bewaard in drie fotoboeken.
Brok graniet
Van ‘wat is een moeder’ komt Kapteijns steeds dichter bij de vraag ‘wie is mijn moeder’. We zien haar in flarden en fragmenten voorbijfladderen. Hij noteert, kinderlijk en naïef, wat hij te weten komt. Ze had lang bruin haar. Een mooie lach. Ze is ook een vrouw in een ziekenhuisbed in de huiskamer. Een peuterzusje klautert over de reling bovenop haar, hij kust haar zachtjes en voorzichtig welterusten. Wat hij als 30-jarige nog van haar weet, zegt hij in een telefoongesprek met zijn vader, voelt als een „grote zak met een zwaar brok graniet.” Donker, log en zwaar. Toch mag het blok niet versplinteren, zegt hij. Anders verliest hij het kleine beetje dat hij van haar heeft. „Dat kan niet”, zegt zijn vader. „Je bent van haar gebouwd. Dat kún je niet kwijtraken.” Ik denk dat daar mijn hart in stukjes brak. Vanaf dan durft Kapteijns pas echt te kijken naar wie zijn moeder was.
Zijn vader is ook filmmaker, en hij heeft in die paar jaar dat ze moeder was, vastgelegd wat je wil weten als de herinnering er niet meer is. Hoe ze naar haar zoon keek die net geboren was. Haar boze blik als hij naar bed moet maar nog baldadig rondstuitert in de kamer tot ie z’n kop stoot. Hij brullen. Zij hem vergevingsgezind troosten. En dan ziet hij dé blik die hij al die tijd zocht. Zij, doodop aan de ontbijttafel. Eén zusje kraaiend in de kinderstoel, misschien zit er nog eentje in haar buik. Hij wenst zijn boterham in blokjes gesneden. Nee, nóg kleinere stukjes. Zij bijt hem toe dat hij wel een baby’tje lijkt. Hoe een moeder dan naar een vierjarige kijkt.
Dus ja. „Ze was er wel.”