Column | Door eenheid groot

En zo was ik opeens de attractie van het Kubus-festival in Middelbeers. Ik stond in de eetkamer van de tot lunchroom verbouwde onderwijzerswoning, waar mijn vader als baby onder het glas-in-loodraam had gelegen. Ik was een van hen, maar natuurlijk ook niet, want hoe Middelbeers was ik nou eigenlijk?

Een oudere man zei dat ik me maar niets moest inbeelden omdat mijn opa, hij overleed in 1946, in Deurne was geboren. Ik was niet meer dan een zoon van een zoon van import. Niettemin was er een periode dat de Van Roosmalens, al was het maar getalsmatig, een stempel op het dorp drukten en daarom stond ik waar ik stond.

Er waren drie ontnuchterende ‘literaire’ sessies. Ze hadden mij altijd wijsgemaakt dat de Van Roosmalens zeer geliefd waren in het dorp, maar ze waren hooguit markant.

De inwoners deelden herinneringen. Aan oom Frans van Roosmalen die niet alleen de stoep veegde maar ook de verkeersborden waste. Een andere Van Roosmalen trok als onderwijzer de leerlingen uit Westelbeers voor boven kinderen uit Middelbeers. Een tante, ook onderwijzeres, verbood kinderen met links te schrijven. Dat had ze van mijn opa!

Het kostte me nul moeite om excuses aan te bieden voor alles. Na afloop zigzagden we door het dorp, van café de Kemphaan, naar café de Doornboom, naar de feesttent en weer terug. Het leek wel of de inwoners die we troffen allemaal het motto van het dorp – ‘door eenheid groot’ – wilden uitdragen. Wij kwamen de hele tijd dezelfde mensen tegen, ze liepen over van herinneringen aan Van Roosmalens van wie ik soms niet wist dat ze hadden bestaan. Stonden we in de stromende regen weer te luisteren naar een breedsprakige bejaarde die zich beklaagde dat Mies van Roosmalen zo gierig was dat ze muntdrop met een schaar in tweeën knipte voor ze op school trakteerde.

Het was veel en weinig tegelijkertijd.

Toen we de volgende ochtend met Lucie van Roosmalen (8) en Leah van Roosmalen (6) weer een ronde maakten, kwamen er de hele tijd lieve inwoners van Middelbeers op ons af, we moesten alles zien, horen, voelen, ruiken, proeven en meemaken. Een kogelronde koster dwong ons mee de toren van het Oude Kerkje in om een door een aangetrouwde oom geschonken klok in het carillon te bekijken. Misschien, hield hij mijn kinderen voor, had mijn vader zijn naam wel ‘ergens’ op een balk gezet. Het was er stoffig en donker, de weg naar boven was glibberig, we trapten op de karkassen van dode duiven. De klimtocht was, ik citeer Lucie van Roosmalen, „het vreselijkste ooit”. Maar wel goed bedoeld, schrijf ik er snel achteraan, want ik denk dat Middelbeers het meest goed bedoelde dorp van Nederland is.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.