„Het is onmogelijk voor een Engelsman om zijn mond open te doen zonder dat een andere Engelsman hem haat of minacht”, schreef George Bernard Shaw in het voorwoord van Pygmalion. In zijn toneelstuk uit 1913, model voor de musical en film My Fair Lady, probeert professor Henry Higgins bloemenverkoopster Eliza Doolittle haar volkse accent af te leren, zodat ze in de Britse high society kan bewegen (wat lukt, hoewel ‘to be a lady’ een hoge prijs vraagt).
Nergens gaapte de klassenkloof in de taal zo wijd als in en rond Londen. Enerzijds het prestigieuze accent dat je associeert met de BBC en een universitaire opleiding en dat bekend staat als received pronounciation (RP) en The King’s English. En anderzijds het Cockney, dat je nog hoort als acteur Michael Caine begint te praten.
Maar in Zuidoost-Engeland blijken die twee accenten nu zo goed als verdwenen en vervangen door drie accenten die veel minder van elkaar verschillen. Dat ontdekten onderzoekers van de University of Essex die de tongval van zo’n tweehonderd mensen tussen 18 en 33 analyseerden, schreven ze eind vorige week op de journalistieke wetenschapssite The Conversation.
Je bewegen in de Britse high society vergt niet langer een accent als in Pygmalion
Het eerste van de drie accenten heet Estuary English (EE); een kwart van de testgroep sprak het. Die naam is trouwens niet heel nieuw; EE verspreidt zich al decennia oostelijk langs beide oevers van de Theems-delta – de estuary in kwestie. Het lijkt op (wit) working-class Cockney (innit in plaats van isn’t it, bijvoorbeeld), maar in EE klinkt house meer als hahs dan als ’ouse. Luister maar naar Adele.
Accent twee is South Standard British English (SSBE). De helft van de testgroep sprak het, en het lijkt nog het meest op het ‘oude’ RP. Al zou een BBC-presentator vroeger nooit wha’ of bu’ in plaats van what of but zeggen. De onderzoekers vermoeden dat zelfs prins Harry nu zo praat.
Het derde accent, bij een kwart van de sprekers, is Multicultural London English (MLE). Zwarte Britten en Britten van Aziatische afkomst spreken het – zoals Arsenal-ster Bukayo Saka en rapper Stormzy – maar niet uitsluitend. In MLE klinkt boat meer als boht.
Cockney en RP bewogen al langer allebei naar EE. Beroemd is een onderzoek naar het accent van koningin Elizabeth II, gebaseerd op haar kersttoespraken: altijd upper-class, maar had rijmde bij haar vroeger op bed en later op bad. En de l in een woord als milk was vroeger goed bij haar te onderscheiden, maar klonk later als een w.
„Iedereen sprak opeens Estuary Engels”, hoorde de schrijver Jonathan Raban, toen hij eind jaren negentig na lange tijd in Londen terugkeerde. De taal van „een autoverkoper uit een voorstad, en met als ijverigste sprekers juist degenen met een dure kostschoolopleiding.”
Sinds premier Thatcher zijn klasse (en taal) minder onderscheidend dan hoeveel geld je hebt, aldus Raban. Met het eerste zijn de onderzoekers uit Essex het volledig eens: sociale klasse bepaalt steeds minder je tongval, schrijven ze. Maar als je las hoe arrogant Britse politici uit de hogere klassen over het volk spraken dat strikt de coronaregels moest naleven die ze zelf ontdoken, leek er sinds George Bernard Shaws observatie over de klassenmaatschappij niet zo heel veel veranderd.
Het koude, regenachtige concert van Bob Dylan op zijn zwarte Fender Stratocaster met parelmoer ingelegde hals, voor het eerst in de Rotterdamse Kuip in 1978, met special guest Eric Clapton. De drie avonden van de Rolling Stones in juni 1982, waarvan de derde veel later moest beginnen omdat buiten nog Hells Angels aan het vechten waren. De intieme sfeer van Simon & Garfunkel. Madonna dansend op een loopband. De indrukwekkende visuele productie van popster Michael Jackson.
Hoe stadion de Kuip, thuisbasis van voetbalclub Feyenoord in Rotterdam-Zuid, kon trillen bij concerten, hoe overweldigend het geluid was, met bassen en een beukende kickdrum tot in je borst. Hoe een zingende mensenmassa op het veld en op beide ringen een avond magisch maakte. Het bier en patat voor wie een veldkaartje (45 gulden) bemachtigde bij de voorverkoopadressen en op houten vlonders stond die de grasmat moesten sparen.
Concert van Di-rect in de Kuip.
Foto Andreas Terlaak
Maar ook: de uitdagende akoestiek in een openluchtstadion. Hoe geluid kon weglekken en het kon galmen, wat de verstaanbaarheid beïnvloedde. De kleine poppetjes op het podium toen er nog geen videoschermen waren. De flauwvallers vooraan (voordat barriers het publiek veiliger opdeelden), hoe het water met bakken tegelijk uit de hemel kwam bij Prince in 1990 (en bliksem zijn piano onder stroom zette) of de juist zinderende hitte op het veld. Én het meeluisteren zonder kaartje buiten op de trappen.
De stadionshows van grote Amerikaanse en Britse artiesten als David Bowie, Bruce Springsteen en Prince waren onvergetelijk
De Kuip – officieel Stadion Feijenoord, het op één na grootste voetbalstadion van Nederland – was 47 jaar (ook) een legendarische concertlocatie. De stadionshows van grote Amerikaanse en Britse artiesten als David Bowie, Bruce Springsteen, Prince, U2, Madonna, Michael Jackson, Rolling Stones en de Eagles waren onvergetelijk. De laatste jaren trokken vooral Nederlandse artiesten als Kane, Doe Maar en Marco Borsato de Kuip vol.
Einde van een era
En nu dan Di-rect. De Haagse band viert zijn 25ste jubileum met drie avonden in dit stadion – zo’n 50.000 bezoekers per avond. Zij zijn de laatsten, blazen met hun Haagse rock- en lichtshow een era van memorabele stadionconcerten uit. Er komen duizenden woningen rondom het stadion en concerten geven veel geluidsoverlast. Voor miljoenen heeft De Kuip de concertrechten verkocht, daarmee ook de nijpende financiële status van het stadion oplossend.
Dat geld keihard boven sentiment gaat, verbaast niemand in Rotterdam. Maar de fraaie opening raakt: een ode aan de muziek die klonk in de Kuip, in een zwartwitfilm met oude concertbeelden op de klanken van Dylans ‘Like A Rolling Stone’. Het publiek is er stil van.
Di-rect-fans in de Kuip.
Foto Andreas Terlaak
Dan is het tijd voor Di-rect, de vijfkoppige band met zijn expressieve zanger Marcel Veenendaal. Aanvankelijk kwam hij als flamboyante hippie vanaf 2009 wat onwennig nieuw tussen de Haagse no-nonsense rockers, die al in hun tienertijd het eerste Di-rectliedje schreven. Maar Veenendaal bood met zijn fraaie wendbare stem een weer heldere toekomst na het afscheid van hun eerste zanger. Er ontstond een interessanter eigen geluid, dat rock verbreedde naar funk en soul met blazers.
Di-rects entree is groots en niet zonder effect: ze lopen van buiten via een rode loper het stadion in. ‘You’ll Never Walk Alone’ klinkt – hoe kan het ook anders hier – maar wel in de mooie originele versie van Gerry & The Pacemakers. Het uitverkochte stadion weet wat het te doen staat en brult mee: „Walk oooon”, terwijl de band zichtbaar ontroerd zich een weg door de massa baant met de in een rood gewaad gehulde zanger.
25 jaar Di-rect. Dat gaat van softe rockballads als ‘Times are Changing’, die alle harten opent, tot van energie uiteenspattende rock-‘n’-soul-knallers. Aan grote optredens is de rockband intussen wel gewend. En aan bandjubilea viel marketingtechnisch altijd wel een stuntje te knopen. Maar het is verbazingwekkend wat een bijzonder hoogwaardige, internationaal ogende productie nu in de Kuip is neergezet: een massief podium, waarbij links en rechts torenhoge videoschermen een hoofd en een opgestoken hand vormen. De catwalk doorklieft het hele middenveld. En dan is er het orkest dat letterlijk een wall of sound achter de band vormt in een hoge zwarte lichtmuur met een groot balkon. Overal zijn camera’s en er vliegt een drone.
Terugblikken en gasgeven
Het wordt een concert van terugblikken en gasgeven. En het moet gezegd, in dat laatste is Di-rect zich met de jaren steeds muzikaler gaan verrijken. De jazzblazers die al jaren bij de band horen, sturen naar een ander niveau, maar ook de rockers zijn hun sound smeuïger gaan kruiden. De energie bouwt dit concert slim op. In de Kuip gaat het van feestelijk (al vroeg spuit de confetti bij ‘OMG It’s Happening’) naar emotioneel in ‘Soldier On’ waarin Veenendaal zijn overleden broer memoreert tot stevigere, organische rootsy rock, met geladen orkestrale momenten.
Fans onderweg naar een van de drie shows van Di-rect in de Kuip, de laatste concerten in het Rotterdamdse stadion.
Foto Andreas Terlaak
‘Snakebite’ is een hoogtepunt waarin de band boven zichzelf uit stijgt, gloedvol ingeleid door gitarist Spike met trompettist Jan van Duikeren. De steeds weer in andere tovenaarsoutfits verschijnende zanger is hier een outlaw met punthoed die het vanuit de diepte brengt op filmisch strijkers. Ook ‘Walk With Me’ druipt van rockbombasme, terwijl de vuurballen met vinnige stoten de lucht in schieten.
Dan wordt het dansbaarder. In ‘Devil Don’t Care’ laat Van Veenendaal zijn forse groene cape dansen op luchtroosters. Di-rect schiet richting iets als ‘dancerock’ met elektronische nummers als ‘Hibernation’ en ‘Sphinx’ – de lasers schieten langs de ring.
Steeds nieuwe tovenaarsoutfits voor zanger Marcel Veenendaal.
Foto Andreas Terlaak
Tot alles weer stil wordt. Een microfoon in het midden van het veld. Een semi-onversterkt moment tussen zanger en gitarist in donker. Het onopgesmukt ‘All in Vain’ is het siersteentje dat opgetild wordt door band en orkest. En als die emotie eruit is, is het tijd voor de finale voor de laatste klap: tabee Kuip. Als Di-rect deze avond iets heeft bewezen is het dat het afscheid van de Kuip als concertlocatie een groot gemis is. „Laten we zo hoog mogelijk springen. Laat deze tent bewegen en het dak trillen”, roept Spike bij ‘Young Ones’. Onder gouden vuurwerkspetters zindert de Kuip voor het laatst op muziek.
Lees ook
Lees ook: Di-rect is klaar voor De Kuip: ‘Je hart open, je armen wijd, dan moet het vanzelf gaan’
Het voordeel van freelancen is dat je je eigen tijd kunt indelen, het nadeel van freelancen is dat je je eigen tijd kunt indelen. Voor mij is dat extra ingewikkeld in de weken van Roland Garros en Wimbledon: de grand slams die in Europa worden gespeeld en dus overdag op televisie zijn. Het is elk jaar een afleiding, maar dit jaar heeft tennis een haast magische aantrekkingskracht op me. Misschien komt dat omdat het publieke debat dat ik geacht word te volgen zo lelijk, oneerlijk en laf wordt gevoerd. Er klopt niets van. Tennis is dan het ultieme escapisme.
Aan tennis klopt juist alles. Zo is de sport esthetisch superieur. Welke andere sport is nou zo consistent en tegelijkertijd zo gevarieerd? Je herkent de lijnen van een tennisbaan onmiddellijk, maar vorige week stuiterde de ballen nog hoog op rood gemalen baksteen, terwijl ze deze week laag doorglijden op groen kort gemaaid gras. De sport beweegt elk jaar op dezelfde manier mee met de seizoenen, waardoor de grote veranderingen volstrekt vertrouwd aanvoelen. Alles is steeds op dezelfde manier anders.
En dan de meedogenloze puntentelling die lafheid afstraft en moed beloont. Je kunt meer scoren dan je tegenstander en toch verliezen, omdat het ene punt nou eenmaal belangrijker is dan het andere. Het is nooit genoeg om uit de startblokken te vliegen. Heel fel aanvallen, de tegenstander overrompelen en daarna lafjes verdedigen heeft geen zin. Het systeem van punten, games en sets – allemaal mini-wedstrijdjes op zichzelf– dwingt je de tegenstander altijd serieus te blijven nemen. Totdat het laatste punt is gespeeld, bestaat de kans dat hij toch een manier vindt om je alsnog te verslaan.
Zelf speel ik al dertig jaar wedstrijden en hoewel ik maar weinig talent heb en veel vaker verlies dan win, voelt het bevrijdend. Geconfronteerd worden met je eigen onvermogen is niet prettig, maar op een tennisbaan kan ik er goed mee leven.
Verliezen voelt zelden onrechtvaardig, omdat tennis juridisch gezien perfectie benadert. De spelregels zijn zo duidelijk, dat er tot op hoog amateurniveau zonder scheidsrechters wordt gespeeld. Bij voetbal is dat bijvoorbeeld anders; laat drie analisten een tackle zien en de kans is groot dat je, zelfs nadat de beelden oneindig vaak zijn herhaald, drie verschillende oordelen krijgt.
Er gaat dan veel energie verloren aan geruzie. Op tennisbanen is er ook genoeg woede en frustratie, maar weinig ruzie. Het spel is zo onverbiddelijk eerlijk dat falende tennissers alleen maar boos kunnen worden op zichzelf.
Op de andere televisiezenders gaf iedereen elkaar de schuld, partijen zijn nu alweer bezig met de volgende zetelverdeling, er is constant gedoe over regels en je kunt doen alsof dat allemaal ‘nog nooit is vertoond’, maar alles blijft al jaren op een andere manier hetzelfde. En dus dwaalde ik veel vaker dan dat ik me had voorgenomen af naar Eurosport, waar Loïs Boisson, de mij totaal onbekende nummer 361 van de wereld, stond te stunten tegen de als derde geplaatste Jessica Pegula. Je kunt honderd keer Arjan Noorlander heten, maar no way dat ik dan naar jouw duiding ga zitten luisteren.
Afgelopen zondag ging ik dan ook goed zitten voor de mannenfinale van Roland Garros. Ik kon natuurlijk ook zien dat het niet zomaar een wedstrijd was, maar het is moeilijk om er meteen kwalificaties op te plakken. Het was geweldig, maar ik heb zoveel geweldige wedstrijden gezien. Ik had iemand anders nodig om mijn gevoel bij de wedstrijd onder woorden te brengen.
Gelukkig is er dan The Tennis Podcast, waarin drie keurig articulerende Britten ons vertellen hóé goed die wedstrijd nou precies was. Tenniscommentator David Law zei dat hij zich zeer bewust was van het fenomeen ‘recency bias’ – de neiging om recente gebeurtenissen belangrijker te maken dan zaken uit een verder verleden – maar toch dacht hij „dat we misschien wel getuige zijn geweest van de beste wedstrijd aller tijden”.
Ongebruikelijk grote woorden die, na twee weken lang uren per dag werkontwijkend tennis kijken, voelden als rechtvaardiging – of op z’n minst als een excuus waar ik vrede mee kon hebben.
Of hij een Palestijn was. Issa Amro knikte, met de gelatenheid van iemand die die vraag meermaals per dag moet beantwoorden. De soldaat die hem ditmaal had gesteld oogde jong, puberaal; veel te jong en puberaal om te worden uitgerust met geweren en autoriteit. Als kijker wilde dat beeld niet wennen, ook al had je het op driekwart van The Settlers al veelvuldig gezien. Louis Theroux en zijn team werden in de documentaire over Israëlische religieus-nationalistische kolonisten om de haverklap staande gehouden door zwaarbewapende tieners. Dan moesten de Britten hun paspoorten laten zien en vertellen wat ze in Israël kwamen doen. Of in gebieden die niet Israëlisch zijn, maar door de soldaten voor het gemak wel alvast zo werden beschouwd. Alsof het toch maar een kwestie van tijd was.
Na de legitimatiecheck in Hebron taaiden de soldaten vaak weer af. Maar nu was Theroux in het gezelschap van Amro, die hier woonde, en voor Amro golden andere regels. Een paspoort zou hem niet helpen. Zodra hij ‘ja’ had geantwoord op de vraag of hij een Palestijn was, wees de soldaat naar een zebrapad een paar meter verderop. „Zie je die lijn? Daar mag je niet overheen.” Theroux mocht wel blijven. Terwijl Amro naar de achtergrond verdween, vroeg de documentairemaker: „Waarom mag hij niet bij ons staan?” „Er zijn beperkingen voor Palestijnen”, zei de soldaat. Zijn antwoorden werden warriger, zijn toon koeler naarmate Theroux bleef doorvragen. Het was beleid. Het mocht niet. Stop met filmen. Zout op.
In Engeland werd deze BBC-documentaire in april uitgezonden, in Nederland gebeurde dat donderdag. In de tussentijd sprak Theroux in The Guardianover de vele reacties die The Settlers – het vervolg op The Ultra Zionists (2011) – losmaakte bij het publiek. Veel kijkers waren geschokt over wat ze hadden gezien: de voortdurende dreiging van geweld, het onbeschaamde landjepik, de felheid van de settlers in kwestie. Over die reacties zei Theroux: „Als je geschokt was door mijn film over Israëlische kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, heb je niet goed opgelet.”
Niet tegenop te redeneren
Geen van de dingen die hij heeft vastgelegd is nieuw, zegt Theroux, al is de expansiedrift van deze beweging flink opgeschroefd sinds de Hamas-aanvallen op 7 oktober 2023. Dat gegeven was voor hem de aanleiding om een vervolg te maken, op een onkarakteristiek sobere manier. De lichte ondertoon uit eerder werk als Weird Weekends heeft hier volledig plaatsgemaakt voor de ernst die past bij het onderwerp. Waar hij zich in het verleden nog wel eens wilde opstellen als welwillende kneus om mensen openhartige uitspraken te ontlokken, was dat hier ook niet nodig: de geïnterviewde kolonisten droegen graag hun extremistische visie uit, waar niet tegenop te redeneren viel.
Zo had je Ari uit Texas, die meende in Israël de gehele westerse samenleving te verdedigen. „En niet alleen de westerse wereld – iedereen die ook maar enige vrijheid in z’n leven wil.” „Toch zijn er miljoenen mensen, overal in de regio – Arabieren, moslims – die niet vrij leven”, zei Theroux. Ari’s stem werd luider. „Ik heb niet zo veel medelijden voor een samenleving die een onlesbare, genocidale, theologische bloeddorst heeft.” Als je Palestijnen zo wegzet, zei Theroux, „kun je daar bijna een spiegelbeeld van creëren: ‘Als zij dat ons willen aandoen, moeten wij hén dat aandoen’.” Maar Ari was onwrikbaar. Dit was geen man die in spiegels keek.
Net zo machteloos kon je je voelen door de gesprekken met Daniella Weiss, die al vijftig jaar een voortrekkersrol heeft in het stichten van illegale nederzettingen in Palestijnse gebieden, en in het vervolgens laten erkennen van die nederzettingen door de Israëlische overheid. Bij de huidige regering heeft ze een flinke vinger in de pap. Ze keek geamuseerd toe hoe Theroux haar uitlegde dat het verplaatsen van burgerpopulaties naar bezet gebied een oorlogsmisdaad is en lachte toen hij was uitgesproken. Een vrouw van bijna tachtig, giechelend, met haar leesbril in haar hand. Ze zei: „Het is een licht vergrijp.”
Met die „lichte vergrijpen” was Issa Amro, die in de schaduw van al het wapenvertoon al jaren pleit voor geweldloos verzet, heel goed bekend. Ze maakten de situatie in Hebron onleefbaar voor de Palestijnse bevolking. Dat was geen nieuwe ontwikkeling, maar wel eentje die steeds sneller verergerde. „Wist je dat dit ging gebeuren?”, vroeg Theroux hem nadat Amro door de soldaat was weggestuurd. „Nee”, zei Amro. Hij was eraan gewend dat hij op veel plekken niet mocht komen, maar deze lijn was nieuw. Opgeschoven. „Ze hebben het verboden gebied uitgebreid.” Zo slinkt de bewegingsruimte elke dag een beetje, tot er uiteindelijk niets overblijft.