Lesbisch zijn is een politieke keus, vond Stephanie de Voogd (1932-2023)

Stephanie de Voogd was lid van een van de radicaalste feministische actiegroepen die Nederland heeft gekend: Paarse September. Ze waren met slechts vier vrouwen, en bestonden maar anderhalf jaar (1972-1974), maar wisten de hele vrouwen- én homobeweging op stang te jagen. Lesbisch zijn „is een politieke keuze”, schreven ze in hun eerste krantje. Het zou hun beruchtste uitspraak worden. De Voogd legde later uit aan een journalist: „Simpelweg door het feit dat ze hetero is, verklaart een vrouw, of ze nu wil of niet, toch altijd dat haar loyaliteit eerst naar een man uitgaat: de onderdrukker.” De vrouwen werden geïnterviewd door de VPRO en de NOS, besproken in de Volkskrant en Vrij Nederland.

Maar de afgelopen dertig jaar heeft bijna niemand Stephanie de Voogd gezien. Maaike Meijer, een van de vier Paarse September-leden en emeritus hoogleraar genderstudies, heeft haar niet meer gesproken sinds 1975. Schrijver Roel Bentz van den Berg, aan wie ze in 1979 nog een boek opdroeg, zag haar niet meer sinds 1980. „Ze lijkt van de aardbodem verdwenen”, zegt hij. Haar broer, Willem de Voogd, had zeer sporadisch contact met zijn zus. „Dat wilde ze ook niet”, zegt hij.

Stephanie de Voogd overleed in september, bijna 91 jaar oud, in een psychiatrische instelling in Amsterdam.

Stephanie was de zesde in een gezin van zeven uit Helmond, vertelt haar nu 93-jarige broer. Drie van de vier meisjes gingen naar het gymnasium in Venray, dat werd gerund door nonnen. Hun vader, een gymnastiekleraar, las boeken in wel zeven talen, zegt broer De Voogd, maar „droeg die ontwikkeling thuis niet actief uit”.

Moeder overleed in 1946, Stephanie was toen veertien. Vader hertrouwde met een vrouw „die totaal geen ervaring met kinderen had”, vertelt Willem de Voogd. Stephanie had een grote mond en dat boterde niet. Dat ze hoogbegaafd en lesbisch was „had niemand in de gaten.”

Zij werd in die tijd verliefd op Noor van Crevel, die in Helmond werkte. 25 jaar later zouden zij Paarse September oprichten, maar vlak na de oorlog was hun relatie nog ondenkbaar. „Eigenlijk waren ze elkaars grote liefde”, vertelt Maaike Meijer. Noor van Crevel trouwde en kreeg vier kinderen. Stephanie emigreerde naar Amerika en kreeg een baan bij de Verenigde Naties. Ze zou Helmond voor altijd de rug toekeren.

Hip en pienter

In New York maakte Stephanie de Voogd kennis met het radicaal-feminisme. Ze maakte er in 1969 de Stonewall-rellen mee, zegt Meijer, de bakermat van de prides die nu wereldwijd worden gehouden.

Stephanie de Voogd en Noor van Crevel hervonden elkaar toen het huwelijk van Van Crevel begon te kraken, en ze gingen intensief corresponderen. Uiteindelijk gingen ze samenwonen in Amsterdam-Noord.

In 1971 plaatsten ze een advertentie in Vrij Nederland: „2 vriendinnen” waren homorechtenorganisatie COC „beu” en zochten vrouwen „om te komen tot een hip en pienter sfeertje”. De praatgroep was voor Maaike Meijer, toen 22, een „tweede geboorte”. „We praatten over wat het betekende om werkelijk autonoom te zijn als vrouw en of wij in onze lesbische relaties niet heteropatronen kopieerden. Leefden we echt vrij?” De vrouwenbeweging vonden ze niet kritisch genoeg op de heteronorm, het COC te veel gericht op mannen. In september 1972 besloten ze een actiegroep te vormen, Paarse September. Ze zonden brieven in, begonnen een krantje en gaven interviews.

Feministische actiegroep Paarse September in 1972. V.l.n.r.: Stephanie de Voogd, Maaike Meijer en Noor van Crevel. Foto Chris Voets/Collectie IAV-Atria

Volgens Meijer had de zeventien jaar oudere De Voogd een „magnetische persoonlijkheid”. Ze was slim en kon goed schrijven, maar was ook dominant. „Op een feestje kon ze een discussie beginnen, die ze altijd won, maar dan was het feestje wel voorbij.” Hoe voorwaardelijk hun band was, merkte Meijer toen ze na de spannende, activistische periode eigenlijk een baan en een fatsoenlijk huis wilde. „Onmiddellijk verloor Stephanie haar belangstelling, dat was te gewoon.” Een opmerking van Meijer dat ze het wel fijn vond om even geen gesprekken op het scherpst van de snede te voeren, maakte De Voogd woedend. Met Noor van Crevel, die de Blijf-van-mijn-lijf-beweging begon, was het toen al uit.

De breuk was zo „totaal” dat Meijer en De Voogd elkaar nooit meer opzochten. „Naderhand heb ik begrepen dat veel mensen door die molen zijn gegaan. Stephanie kon mensen enorm fascineren, ze hingen aan haar lippen. Maar ze kon het ook helemaal met je hebben gehad als je iets verkeerds dacht of zei.” Ze vermoedt een traumatisch verleden van De Voogd. Meijer werd „ingeruild” voor Roel Bentz van den Berg, zegt ze.

Als filosofiedocent in de jaren tachtig en negentig was ze populair onder studenten die meer wilden dan het westerse denken

Studiegenoten Bentz van den Berg en De Voogd vonden elkaar in hun fascinatie voor de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung. Terwijl in die tijd op de faculteit het Verlichtingsdenken, de ratio en de logica dominant waren, waren zij geïnteresseerd in de psyche, het onderbewuste en de verbeelding. Ze schreven allebei voor het literair tijdschrift Hollands Maandblad. De essays die De Voogd daar publiceerde, bundelde ze later in haar (enige) boek Een transparante wereld (1979). Haar denken werd vaak weggezet als occult, maar de tegenstelling tussen rationalisme en occultisme bestreed ze juist.

Ze had daar met Bentz van den Berg bijna dagelijks gesprekken over, met shag en wijn en in bijzijn van haar kat. Twee keer gingen ze naar een op Jung geïnspireerde conferentie in het Zwitserse Ascona. „Je kon absoluut met haar lachen”, zegt hij. Hij beschrijft haar humor als „snappy New Yorks”. Maar ze kon niet tegen „onzin”. „Toen op een Oudejaarsavond de tv bij mij aanging, kon ze dat níét verdragen.” In die tijd kreeg ze een relatie met Andreas Burnier, die als een van de eersten boeken schreef over haar genderdysforie en seksualiteit.

Toen Bentz van den Berg ging werken en minder tijd had voor De Voogd, wilde ze niets meer met hem te maken hebben. „Ze had iets kwetsbaars”, zegt hij, „was voortdurend ready to attack. Maar ze was ook dankbaar als ze zich ergens veilig voelde, zoals bij mijn moeder. Dat had ze veel te weinig gehad.” Achter haar scherpte zaten „woede en eenzaamheid”.

Egyptische mythologie

Als filosofiedocent in de jaren tachtig en negentig was ze populair onder studenten die meer wilden dan het westerse denken. De Voogd doceerde over Egyptische mythologie, bijna-doodervaringen en uittredingen, zegt oud-student Dirk-Jan Lust, die nu yogaleraar en reïncarnatietherapeut is. Verlichtingsdenker Immanuel Kant besprak De Voogd wel, maar alleen omdat het moest, zegt Lust.

„Het boeiende was”, zegt Bentz van den Berg, „dat Stephanie niet alleen ten strijde trok tegen het Verlichtingsdenken, maar ook zocht naar nieuwe manieren van schrijven.” De Voogds proefschrift (1986) bestond uit drie verzonnen telefoongesprekken (met Aristoteles, Jung en Steiner). Ze promoveerde cum laude, bij Letteren, niet Filosofie. „Dat schrijven heeft school gemaakt. Ik zie nu het soort bewustzijn waar zij zich warm voor maakte terug bij heel veel jongere schrijvers, met name schrijfsters.”

Na haar pensionering raakte De Voogd verstrikt in haar eigen bewustzijn. Volgens haar broer had ze van een stem in haar hoofd gehoord dat ze geen huur meer hoefde te betalen, en belandde ze op straat. Op een gegeven moment werd ze door de politie opgepikt, waarna ze in een psychiatrische instelling belandde, zegt hij. Ze zei dat ze geen familie had en wilde geen medicatie. Willem de Voogd zag eens een foto en schrok van haar „totaal lege ogen”. (De instelling, het Sinai Centrum, wil wegens het medisch beroepsgeheim geen vragen beantwoorden over de laatste decennia van haar leven.) Bentz van den Berg: „Niet alleen zijzelf verdween, maar ook haar geest.”