„Kom snel bij me, ik heb je effe nodig”, zegt een meisje tegen haar vriendin, allebei een jaar of zeventien, als Joost Klein een van zijn laatste nummers inzet, ‘Florida 2009’. Het emotionele, met een grote Friese vlag over zijn hoofd gezongen nummer over de dood van zijn ouders luisteren ze arm in arm.
Ze hebben er tegen die tijd een goed uur op zitten, waarin de emoties flink opvlamden. Bij een concert van de youtuber, rapper, zanger en muzikant uit Leeuwarden gaan er net zo vaak vuisten in de lucht, als met vingers gevormde hartjes. Woede, machteloosheid, verdriet, euforisch geluk zitten heel dicht bij elkaar bij Joost, die volgende week 26 wordt.
Daar zit de kracht van Joost: hij zet een avond op touw waar je al je spieren los kunt dansen op techno, ska, gabber, gitaarriffs en happy hardcore, maar tegelijk is het publieke therapie. „Ik en al mijn tranen vullen volle zalen/ Ik heb veel verhalen, ik zit vol met vragen”, rapt hij in ‘Wachtmuziek’, terwijl de lichten flitsen en de beats je snel en hard om de oren vliegen. „Zijn naam is klein maar zijn droom is groot”, hoor je in ‘Droom Groot’. Het is onzekerheid en bravoure in gelijke delen.
Lomp inkomen
Toch begon het niet zo sterk. Voorprogramma Donny Ronny, een alter ego van Gover Meit (voorheen Stefano Keizers) deed een onbegrijpelijke, vals geschreeuwde karaokeshow. Joost hakte er daarna meteen in met zijn ‘Ome Robert’, waarin hij de Afas Live vol pubers en pre-pubers als met één stem „Suck my dick, bitch!” liet scanderen. Dat was vrij lomp inkomen, ook al kreeg het ze wél meteen in beweging.
Er waren ook oneffenheden die zwaarder wegen. Zo is het vragen om een moshpit al een zwaktebod, want als de muziek energiek genoeg is voor een moshpit zal die toch wel ontstaan? Maar hij vroeg het niet alleen, het stond ook als handige aanwijzing heel groot op het scherm: ‘Open de moshpit’ – lekker spontaan. Ook net niet lekker uitgedacht was de op zich prima danser bij een paar nummers, verkleed als Michael Jackson, die verloren over het podium danste, zonder veel relatie met de show. En het ‘Duitse deel van de avond’ zou een stuk overtuigender zijn als Joost er iets meer handen en voeten aan had gegeven dan alleen zijn Duitse zomerhit ‘Friesenjung’ met Berlijnse compaan Ski Aggu, en anderhalf melig nummer als zogenaamd Duitse artiest. Het is een halfbakken toneelstukje dat niet goed was uitgewerkt en daarom ook niet erg grappig, terwijl het idee wél leuk was.
Het zijn soms een beetje losse flodders, onaffe ideeën die makkelijk te vergeven zijn wanneer je zoals Joost in korte tijd de stratosfeer in bent geschoten. Zo’n grote show had hij – met uitzondering van de extra show een avond eerder – nog niet gegeven. En dankzij zijn echte emoties, enthousiasme en hitgevoeligheid bleef onder de streep een diepgevoelde show met van dik hout geserveerde festivalenergie over, die de feestbeesten en buitenbeentjes even hard raakte.