Wat vindt NRC | Roofbouw op de politie keert zich ten slotte tegen burgers

De politie staat onder hoogspanning, is op incidenten gericht, heeft te weinig oren en ogen in de wijk en laat criminelen noodgedwongen lopen. Maar boekt ook succes tegen de zware criminaliteit, is inmiddels digitaal actief en laat nooit verstek gaan bij noodoproepen, demonstraties of voetbalrellen. Ook de toegenomen vraag naar persoonsbeveiliging wordt opgevangen.

De inventarisatie die NRC maakte van de staat van de Nationale Politie laat een organisatie onder grote druk zien, die improviseert, aartsmoeilijke keuzes maakt en zich bewonderenswaardig kwijt van haar essentiële maatschappelijke taak. Maar die ook twijfelt aan de houdbaarheid van sommige keuzes, zich zorgen maakt over de langetermijngevolgen en weet dat ze te veel aan symptoombestrijding doet.

En het laat óók een publieke dienst zien die achter de schermen keuzes maakt waar de onwetende burger van schrikt, die geen politieke partij openlijk zal omarmen, maar die kennelijk onvermijdelijk zijn. Het is de wereld van de ‘triage-tafels’, van de ‘korte klap’, van het laten lopen van hele delict-soorten, het niet door-rechercheren en niet meer opsporen. Bestuurlijk komt dat neer op goochelen met strafkans en pakkans in de hoop dat het niet te veel opvalt in de samenleving. Wat het natuurlijk toch doet – de reportage bevat voorbeelden van calculerende wetsovertreders die zich de handhavingsvrije ruimte goed laten smaken. Ook de talloze ‘verwarde personen’ waar de politie voor wordt gebeld ontbreken niet, gevolg van beleidskeuzes in de ggz. De politie neemt het tandenknarsend waar, maakt zich zorgen en raakt gefrustreerd. Wat de motivatie van de individuele politieman en de effectiviteit van de politie op langere termijn aanvreten.

Ook opvallend is het vermijden van de toch al overbelaste ‘strafrechtketen’. Daar zijn de stapels zo hoog dat er af en toe een paar honderd strafzaken maar de prullenbak in moeten. Dat is pas écht een slecht publiek signaal, dus dat moet dan maar zo min mogelijk zichtbaar worden.

Het is duidelijk dat er ook maatschappelijk méér resultaten geboekt kunnen worden als de politie zich weer om op de wijken kan concentreren. Een kerntaak én iets wat de Nederlandse politiecultuur onderscheidt. Maar daar wordt nu dus roofbouw gepleegd, met voorspelbaar averechtse effecten. De politie raakt het contact kwijt met de burger en grijpt pas in als het te laat is. Of zoals recherche-chef Kraag opmerkte: „Wat wij doen is repressie, het aanpakken van criminele groepen. Maar repressie zonder preventie is eindeloos”. Dat is een waar woord waar politiek en bestuur echt naar moeten luisteren. Alleen wordt het meestal overstemd door makkelijke retoriek over ‘hogere straffen’ en de valse tegenstelling hard vs. soft.

Preventie is juist een product van aanwezigheid in de wijk, waar veel politiewerk neerkomt op disciplinerend en corrigerend sociaal werk. In de gaten houden waar problemen zich manifesteren, wie er risico loopt foute keuzes te maken of kwetsbaar is voor criminele verleiding. Politiek is keuzes maken, wil het cliché. Maar hier lijkt de politie de keuzes vooral zélf te maken, uit operationele noodzaak. Niet alles kan, ook zo’n gevleugeld Haags woord, is zeer van toepassing op de politie. Goed dus dat er straks een nieuw coalitieakkoord wacht. Daarin kan een volgend kabinet vóór de ‘wijkgerichte aanpak’ kiezen, voor preventie, voor beredeneerde prioriteiten in de opsporing. En daar dan de middelen bij verschaffen. Laat de politie dit niet alleen opknappen.