Zonder de uitvinding van het 16millimeter-filmformaat (16mm), dit jaar honderd jaar geleden, zou het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) nooit bestaan hebben. De smalle filmrollen creëerden de documentaire zoals we die kennen én democratiseerde film als massamedium. Nog altijd dwepen bekende filmmakers als Darren Aronofsky (The Whale) met het filmformaat.
De uitvinding van Eastman Kodak, in 1923, was niet per se bedoeld om deze revolutie te veroorzaken, maar meer om een veilig alternatief te bieden voor de zeer brandbare 35mm-nitraatfilm. Bioscoopbranden waarbij dodelijke slachtoffers vielen waren in de jaren twintig en dertig niet ongebruikelijk. Kodaks 16mm-film van acetaat was niet brandgevaarlijk. Maar al snel bleek 16mm meer voordelen te hebben. De smalle filmrollen kostten een vijfde van de prijs van 35mm-rollen, de professionele norm. Hierdoor kon vrijwel iedereen een camera kopen: de home movie was geboren. In en na de Tweede Wereldoorlog werd het gemak van 16mm-apparatuur, de camera was handzamer en lichter, zeer op waarde geschat door professionals die zich bezighielden met het vastleggen van de werkelijkheid, onder meer de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog. In de naoorlogse jaren werd het ook makkelijker geluid op te nemen.
Die ontwikkelingen baanden de weg voor het documentaire-genre in de jaren zestig. Kunststromingen als ‘direct cinema’ en ‘cinéma vérité’ poogden film te gebruiken om de realiteit te vangen ‘als vlieg op de muur’. Met 16mm-technologie was dat voor het eerst mogelijk. Het leidde tot films als Primary (1960), waarin de campagne van John F. Kennedy rond de voorverkiezing tot Democratische presidentskandidaat op de voet werd gevolgd. Een spectaculaire doorbraak van een charismatisch politicus én van de documentaire als invloedrijk, intiem medium.
In het speciale programmaonderdeel ‘16 Worlds on 16’ toont IDFA dit jaar zestien baanbrekende films die uitlichten hoe de mogelijkheden van de 16mm (smalfilm) de richting van de documentaire hebben veranderd.
In Salesman (1969), een hoogtepunt uit de observationele direct cinema-school, volgen de gebroeders Maysles vier bijbelverkopers die met hun koffers vol bijbels van deur tot deur gaan. Het blijkt geen eenvoudige koopwaar: Amerikanen zijn dan wel godvruchtig, maar de luxe goudomrande editie van de bijbel is duur. Gladde verkooppraatjes zijn in de meeste gevallen niet genoeg, met teleurstelling, frustratie en wanhoop tot gevolg. Salesman legt impliciet de drijfveer van het (Amerikaanse) kapitalisme vast: snel rijk worden, desnoods over de ruggen van armen.
David Maysles zei indertijd over hun methode: „Het is niet onze bedoeling ons te bemoeien met wat er gaande is, maar om de waarheid vast te leggen zoals die zich voordoet.” Nog steeds de doelstelling van menig documentairemaker, al legt die nu de waarheid vast met een digitale camera.
In ‘16 Worlds on 16’ draaien echter niet alleen documentaires maar ook beroemde experimentele 16mm-films als Meshes of the Afternoon (1943) van Maya Deren en Kenneth Angers homo-erotische Fireworks (1947), een belangrijke film op het gebied van queer-representatie. Dat is een opvallende, maar historisch gezien verdedigbare keuze. Een aantal avant-gardefilmmakers die in de jaren vijftig en zestig experimenteerden met camerastandpunten, poëtische montage en niet-narratieve filmvormen is ook documentairemaker – zij het niet traditioneel, maar persoonlijker. Onder hen Jonas Mekas, van wie het autobiografische, aangrijpende Reminiscences of a Journey to Lithuania (1972) te zien is, zijn reis – na ruim twintig jaar afwezigheid – naar geboorteland Litouwen. Makers als Mekas, Stan Brakhage en Maya Deren buiten de specifieke kwaliteiten van 16mm ten volle uit: een grovere korrel (meer textuur), hoog contrast tussen zwart en wit of in het geval ze Kodachrome-filmrollen gebruiken, diepe, verzadigde kleuren. Mekas’ documentaire is dan weer bewust overbelicht, wat doet denken aan oude, verbleekte herinneringen.
Bijzondere esthetiek
Die unieke materiële eigenschappen van 16mm, minder scherp dan 35mm of digitale beelden, inspireren nog steeds hedendaagse regisseurs, zoals Kelly Reichardt en Darren Aronofsky, die veel van hun films op 16mm draaien. Honderd jaar na de introductie van 16mm prijzen zij nog steeds de bijzondere esthetiek die zowel hard als droomachtig kan zijn.
De brandveiligheid van de 16mm-filmrollen betekende dat films veilig thuis in gezinsverband vertoond konden worden. Maar niet alleen daar. Waar nu algoritmes bepalen wat je te zien krijgt, werd dat vroeger bepaald door de zuil waar je toe behoorde. In de jaren dertig kon elke zuil met compacte 16mm-camera’s films maken en vertonen: religieuze films in kerken, arbeidersfilms op vakbondsbijeenkomsten en educatieve films in scholen. Het betekende een democratisering en politisering van het medium film.
In Nederland had de machtige Bioscoopbond alleen invloed op wat reguliere bioscopen vertoonden: je moest erbij aangesloten zijn om een 35mm-film te mogen draaien. Maar dat gold niet voor 16mm-films: iedereen kon die maken en mocht die overal vertonen. In die zin lijkt de introductie van 16mm, een eeuw geleden, op hedendaagse platformen als YouTube, Instagram en TikTok waar filmpjes, activistische pamfletten of met een mobiele telefoon gemaakte huisvlijt eenvoudig op gezet kunnen worden. Democratisering op maat: voor elk wat wils.