Lijkbleek en met dikke wallen houdt Theo, leidinggevende bij de Utrechtse districtsrecherche, met twee handen zijn papieren beker koffie vast. Het is vrijdagochtend half tien en zijn dienst begon de dag ervoor om acht uur ’s morgens. De rechercheur werkte dag en nacht door om de ‘seriesteker’ op te pakken: een man die Utrecht in rep en roer bracht toen hij in korte tijd drie willekeurige vrouwen neerstak.
De eerste steekpartij eind september werd aan de ‘triagetafel’ van het basisteam van Utrecht Zuid – dat dagelijks zo’n 25 vers binnengekomen zaken weegt – nog ‘afgeboekt’. Omdat er geen camerabeelden of andere bruikbare aanwijzingen waren werd de zaak gezien de schaarse capaciteit opzij gelegd. Maar na steekpartij nummer twee, toen de maatschappelijke onrust toenam, belandde de zaak bij Theo en zijn rechercheteam.
Bij een zaak als deze, waar de politiek en media bovenop zitten en de stad zich vanwege de kans op herhaling onveilig voelt, wordt alle opsporingscapaciteit uit de kast getrokken. Maar zeer geregeld zijn vanwege gebrek aan menskracht strafonderzoeken veel oppervlakkiger dan Theo en zijn collega’s willen. „We hadden de afgelopen maanden meerdere explosies in de stad en rechercheren dan enkel naar wie het pakketje voor de deur heeft neergelegd. Een slag verder – wie er écht achter zit – daar komen we zelden aan toe”, vertelt Theo die om veiligheidsredenen niet met zijn achternaam genoemd wordt .
Voor overvallen geldt iets soortgelijks. Dan wordt bijvoorbeeld alleen de dader opgepakt die het makkelijkst te vinden is omdat die herkenbaar op beeld staat. Terwijl met extra opsporingsinzet ook zijn twee mededaders gepakt kunnen worden. „Wij beperken ons helaas steeds vaker tot de aanpak van incidenten”, vertelt de recherchechef. „Ik vind dat eigenlijk dramatisch. Want met een planmatige aanpak kun je die andere daders wél oppakken en juist nieuwe incidenten voorkomen.”
De Utrechtse districtchef staat niet alleen in die constatering. NRC sprak de afgelopen maanden uitgebreid met twintig politiemensen uit alle elf eenheden van Nederland – van wijkagent tot korpschef – met een veelheid aan specialisaties, van voetbalgeweld tot verkeer en zeden. Terwijl de politie de afgelopen jaren grote opsporingssuccessen boekte en onder meer de criminele organisatie rond Ridouan Taghi oprolde en drugsbaronnen als Piet Costa en Piet Schneider inrekende, schetsen de politiemensen het beeld van een organisatie die lokaal enorm onder druk staat. Druk door personeelstekorten en vergrijzing, druk door toegenomen en andersoortige onrust in de samenleving, druk doordat veel meer personen beveiligd moeten worden.
Politieagenten door heel Nederland hebben stapels werk op hun bord en staan daardoor voor dilemma’s, blijkt uit de gesprekken die NRC voerde. Politie, justitie en rechtspraak in Oost-Nederland loopt het water zelfs zo over de schoenen dat er besloten is om bepaalde kleine criminaliteit voortaan te laten schieten, kwam begin dit jaar naar buiten. Dierenmishandeling, hennepkwekerijen tot tweehonderd planten, oplichting tot 2.000 euro en tanken zonder te betalen worden er in principe niet meer vervolgd, tot verontwaardiging van burgemeesters en politici.
Wat doet die druk met de keuzes die de politie moet maken? Wat kan er nog wel, en vooral ook: wat kan er niet meer?
Foto’s: Bart Maat
1
De agenten kwamen nooit meer terug
Brabander Wilbert Paulissen werkt al 44 jaar bij de politie. Hij vertelt het met trots in een groot grijs gebouw in Den Bosch, tegenover de Gamma. Hij begon als inspecteur in Eindhoven, was districtschef in Oss en Tilburg en werkte daarna in Driebergen als hoofd van de Landelijke Recherche. Sinds 2019 is hij politiechef van de eenheid Oost-Brabant. In voorbereiding in het gesprek op NRC vond hij een hartenkreet die hij in 1985 opschreef: „Graag meer mensen.”
Meer personeel heeft de politie eigenlijk altijd nodig, zegt Paulissen. Maar zo zorgwekkend als nu heeft hij het nog niet meegemaakt. Dat komt deels door de vergrijzing, „door mannen zoals ik”. De komende vijf jaar gaan namelijk 17.000 van de 63.000 politieagenten met pensioen en daar is te laat op gereageerd
Maar ook de verandering en verharding van de criminaliteit spelen een rol. Paulissen werd vier jaar geleden, na de moord op advocaat Derk Wiersum, gevraagd of hij tijdelijk zo’n veertig agenten kon leveren voor de bewaking van journalisten, officieren van justitie en rechters. Zij konden daardoor hun reguliere politiewerk niet meer doen. „Die agenten kwamen nooit meer terug.” Om de tak Bewaken en Beveiligen te versterken werden landelijk in totaal vierhonderd agenten bij hun basisteams weggehaald.
In de praktijk hebben veel teams niet eens de hoeveelheid mensen in dienst waar ze volgens de begroting recht op hebben. De politie is ’s lands grootste werkgever en concurreert op de krappe arbeidsmarkt met onder meer de beveiligingsbranche en gemeenten (boa’s) – die vaak betere arbeidsvoorwaarden kennen.
Wijkagent Maurice Henk draait in Heerlen zijn raampje naar beneden en spreekt drie jongens aan die doorfietsen terwijl de lampen van de spoorwegovergang nog op rood stonden. „Ons bureau kent formeel 159 mensen, terwijl er feitelijk maar 123 aan het werk zijn. Dat is een tekort van bijna een kwart.” Bij Fedwa Temsani, teamchef van het bureau Heemstraat midden in de Haagse Schilderswijk, is de situatie vergelijkbaar. Het bureau heeft tachtig hoofdagenten, de rang tussen agent en brigadier in. Temsani komt er twintig tekort. „We zijn veel te laat begonnen met werven, dat was ook een politieke keuze.”
De uitstroom van de oudere politiemedewerkers leidt er bovendien toe dat er verhoudingsgewijs veel jonge agenten zijn. „Ik was 18 toen ik bij de politie kwam, en leerde het vak van de ouderen”, vertelt Temsani. ,,Nu is er soms een groep met alleen maar jonge agenten. Hoe moeten die het vak leren?”
Wat daarbij komt, vertellen meerdere agenten, is dat de jonge generatie nog niet vakbekwaam is, maar ‘startbekwaam’. Om snel meer agenten op straat te krijgen is de opleiding aan de Politieacademie verkort van drie naar twee jaar. De vers afgestudeerde agenten hebben veel begeleiding nodig van ervaren dienders, en dat gaat weer ten koste van écht politiewerk. En niet zelden zitten er twee startbekwame agenten samen in een surveillanceauto.
Op de tafel in het kantoor van zijn chef gooit de Rotterdamse agent Coen Verplak, operationeel expert en voorzitter van de lokale politiebond, een doos met theezakjes leeg. Hij begint te schuiven. Elk zakje staat voor een leidinggevende. Rooibos is chef meldkamer, groene thee is chef recherche, earl grey chef intelligence. „Zo kan ik al die zakjes wel gebruiken. We zijn veel te georganiseerd. Alle mensen met kennis en kunde worden chef. Daardoor zijn er veel minder agenten op straat.”
Wat daarbij komt is dat de maatschappij toenemende verwachtingen van de politie heeft. „Het lijkt wel alsof bij alle problemen in dit land er eerst naar ons wordt gekeken”, zegt politiechef Paulissen. Hij somt op: coronarellen, demonstraties, problemen rondom asiel. ,,En waar komt die capaciteit vandaan? Uit de regio.”
De lokale basisteams – die met (wijk)agenten en rechercheurs in een bepaald gebied het dagelijkse politiewerk doen – zijn daardoor de afgelopen jaren uitgehold. Coronademonstraties liepen over in boerenprotesten, klimaatacties en nu Israël/Palestina-demonstraties. De ME draait al jaren overuren met als gevolg dat de wijkagenten, rechercheurs en andere politiemensen die de mobiele eenheid vormen veel minder aan hun reguliere werk toekomen. Het is namelijk geen aparte baan. „Als er 112 wordt gebeld komt de politie altijd. Dan krijg je niet te horen: ‘Sorry we zijn bezig’”, zegt Wies de Gooijer – groepscommandant bij de ME in Den Haag. „Maar de wijkproblematiek en het oppakken en afhandelen van bepaalde strafzaken schieten erbij in, mede omdat de druk op de ME zo hoog is. Ons werkaanbod is al jaren gewoon veel groter dan we kunnen wegwerken.”
Het reguliere politiewerk is bovendien veranderd. „We krijgen tegenwoordig heel veel meldingen over personen die verward gedrag vertonen binnen. Sinds ik tien jaar geleden begon te werken bij de politie is dat meer en heftiger geworden”, vertelt de Limburgse wijkteamcoördinator Aniek Eymeal in Brunssum. Ze vermoedt een verband met ggz-bezuinigingen. „Het is soms frustrerend, want het maakt dat je niet bezig bent met boeven vangen.” In Oost-Brabant, vertelt Paulissen, krijgt de politie jaarlijks 12.000 meldingen die te maken hebben met verwarde personen: 30 per dag. „We schieten als politie vaker op verwarde personen dan op criminelen.”
Foto’s: Bart Maat
Ook andere (semi)publieke instanties doen veel te vaak een appèl op de politie stelt Martin Sitalsing, die sinds juni de eenheid Noord-Nederland leidt. Als er in een zorginstelling een zware man is gevallen worden zijn mensen gebeld om te helpen tillen. Voor het vervoer van een gevaarlijke patiënt, vragen ze zijn eenheid om een politieauto. Dienders zijn geregeld aan het reanimeren terwijl er ook een ambulance aanwezig is. ,,We krijgen soms opdracht van de arts van de traumahelikopter: ‘agent Jansen, wilt u bloedzakjes halen want die ben ik vergeten’. Ik vind het bizar en zeg: ‘jongens niet doen’. Maar de loyaliteit van mijn mensen is zo groot dat ze wél helpen.”
Bij regionale eenheden, zoals Oost-Brabant, is volgens Paulissen de afgelopen jaren steeds een beetje weggehaald. ,,Een beetje minder agenten in de wijk, een beetje minder zaken oplossen.” Hij vergelijkt het met Egaline, spul dat je over de vloer kunt gooien als er gaatjes in zitten. ,,Dan lijkt het weer een mooie, gladde vloer. Maar dat kun je niet blijven gebruiken. Daar zijn we nu bij de politie, op een punt dat het eigenlijk echt niet meer kan.”
2
Wie zijn die jongens?
Dat punt is bereikt in het Noord-Hollandse district Zaanstreek schetst Rogier Esselink, chef van de districtsrecherche. In Noord-Holland werken ze daarom met de methode ‘slim opsporen’: een eufemisme voor alleen de meest kansrijke zaken oppakken. Die methode, zegt Esselink, leidt tot frustratie onder zijn rechercheurs. Neem bijvoorbeeld een gewapende roofoverval. De realiteit, zegt Esselink, is dat er alleen een rechercheonderzoek wordt gedaan als er meteen duidelijke sporen zijn: bijvoorbeeld dna en camerabeelden. „Terwijl mijn mensen weten: ook zonder die sporen komen wij na goed onderzoek bij de daders uit.”
Ook Marloes Lippens, eenheidscoordinator synthetische drugs bij de eenheid Oost-Brabant, ziet dat noodgedwongen voor oppervlakkige onderzoeken wordt gekozen. In Oost-Brabant worden elk jaar zo’n 15 drugslabs gevonden en zijn er tientallen drugsdumpingen. Maar, als er een drugslab is gevonden heeft ze zelden capaciteit om uit te zoeken wie de baas is achter zo’n lab. „We geven de korte klap. Maar daarmee doen we de laboranten pijn, en niet de mannen die er grof aan verdienen. Wat wij doen is een bedrijfsrisico voor de onderwereld geworden.”
Het gebrek aan rechercheurs leidt volgens de Rotterdamse operationeel expert Coen Verplak ook dagelijks tot pragmatische, pijnlijke keuzes. Als iemand een paar klappen krijgt, kun je de dader aanhouden voor mishandeling, zegt hij. „Maar je hoort die rechercheur al in je oor die dat moet afhandelen, die heeft al nauwelijks tijd.” En dus kiest men in Rotterdam een creatieve oplossing: een boete geven via de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente, in plaats van bestraffen via het Wetboek van Strafrecht. Dat scheelt tijd. „Dan maken we er vaak een vechtpartij van, geven een boete en gaan weer door.”
Het doet, vertelt de Limburgse districtschef Anita Eberson, haar agenten pijn dat bepaalde strafbare feiten niet opgepakt kunnen worden. „Burgers hebben iets schrijnend meegemaakt en spreken onze mensen daar op aan. Dan zeggen ze: het kan toch niet dat jullie daar niks aan doen? Dat is moeilijk voor collega’s. Ze wéten dat het niet meer kan, maar leg dat maar eens uit. Het hart en het hoofd zijn soms totaal uit elkaar gegroeid in ons vak.”
De politietekorten leiden ook tot calculerend gedrag bij criminelen. Tien jaar geleden, vertelt digitaal wijkagent Femke Slaats, werden jonge jongens met cocaïne en een weegschaaltje op zak veroordeeld voor bezit van harddrugs én werd hun telefoon onderzocht om ook handel te bewijzen. „Dat doen we niet meer. We schrijven een proces-verbaal uit voor bezit van harddrugs en dat is het. Die jongens weten dat en calculeren het in. Online communiceren ze: als je weinig op zak hebt, en netjes meewerkt, doet de politie je niks.”
Vroeger, vertelt de Haagse teamchef Temsani, namen ze een winkeldief altijd mee naar het bureau. Nu laten ze een kleine diefstal, tot ongeveer 100 euro, afhandelen door de winkel zelf, die kan een winkelverbod opleggen. Strafrechtelijk heeft de winkeldief dan niets te duchten.
Sander Schurer, teamchef van de verkeerspolitie in Noord-Holland, benadrukt dat door de krapte de pakkans afneemt, wat calculerend gedrag van verkeersdeelnemers in de hand werkt. Daarbij worden keuzes gemaakt die eigenlijk niet te verdedigen zijn. Door de smalle bezetting bij de basisteams is er ’s nachts soms maar één auto voor de surveillance en spoedmeldingen in grote landelijke gebieden beschikbaar. Automobilisten van wie men vermoedt dat ze gedronken hebben worden daarom niet aan de kant gezet. „Want je weet: als hij te veel heeft gedronken dan zit je twee uur binnen om dat administratief af te handelen.”
Een ander hardnekkig probleem, zo zien politiemensen, is dat de politie op veel plekken in Nederland niet meer toekomt aan het werk in de wijken. Men zit niet meer in de haarvaten van de maatschappij, heet dat in politiejargon. „De wijk is waar je wil zijn, want dat is de kern van ons politiewerk”, zegt de Noord-Nederlandse politiechef Sitalsing. „Als je het vergelijkt met Frankrijk en andere Europese landen zijn wij historisch een lokaal sterk verbonden politieorganisatie. Daar zit onze kracht. Die lokale verankering komt onder druk te staan doordat agenten worden weggetrokken voor bewaken en beveiligen, ME-werk en zorgtaken.” Dat andere werk gaat ten koste van investeren in contacten in de wijk, een netwerk en goede informatiepositie.
Sitalsing vindt de huidige situatie de meest zorgwekkende van zijn 38 jaar bij de politie. „Datgene wat de Nederlandse politie uniek maakt, verliezen we. Het gevolg is dat je veel meer in een repressieve rol wordt gedrukt en er pas optreedt als het uit de hand loopt. Dat is de Franse politie, dat zijn wij niet.” Bezorgd kijkt hij bijvoorbeeld naar de opkomst van burgerwachten die in Ter Apel in het gat springen dat de politie in de wijken achterlaat.
De politie hanteert als vuistregel dat wijkagenten 80 procent van hun tijd gebiedsgebonden werk in de wijk doen. Volgens politiechef Paulissen halen wijkagenten die richtlijn in meerdere Brabantse gebieden ,,eigenlijk nooit meer” omdat ze onder meer de hele dag op 112-meldingen af moeten. Jongeren die aan het opklimmen zijn als beroepscrimineel raken daardoor uit zicht.
Foto’s: Bart Maat
In Rotterdam, waar de haven een spilfunctie in de Europese cocaïnehandel vervult, zijn jonge misdadigers een groot probleem. Ze zijn bijvoorbeeld actief als uithaler van drugs of plaatsen tegen betaling explosieven bij woningen en bedrijfspanden. Coen Verplak van Bureau Zuidplein zegt dat de politie „verrast” wordt door wie die verdachten zijn. ,,We kunnen jeugdgroepen niet meer in kaart brengen. Wie zijn die jongens? Wie zijn hun ouders? Hoe zitten de verhoudingen in elkaar? Dat is totaal weg nu, omdat de wijkagenten ook continu in de noodhulp zitten.”
Toch zijn niet overal wijkagenten te weinig op straat. In Den Haag bijvoorbeeld kiest teamchef Temsani juist nadrukkelijk voor wijkagenten omdat ze het voor de Schilderswijk het allerbelangrijkste vindt dat haar mensen op straat in contact met de buurt staan. Maar die keuze gaat ten koste van de opsporing. Het wemelt in de Schilderswijk bijvoorbeeld van arbeidsmigranten op te kleine kamertjes. Uitzendbureaus buiten hen maximaal uit. De gevolgen zien haar mensen elke dag: dronken, verslaafde en stelende arbeidsmigranten. „We zouden eigenlijk samen met de Arbeidsinspectie onderzoek moeten opstarten naar criminele uitzendbureaus. Dat zijn ingewikkelde onderzoeken en ook daarvoor geldt: we missen de mankracht.”
3
Openbare orde kan niet wachten
Uit de gesprekken die NRC voerde komt naar voren komt dat de politie voornamelijk nog reageert op incidenten, het zicht in de wijken verliest en door capaciteitsgebrek niet toekomt aan onderzoek naar een groot aantal misdrijven.
Toch is het lang niet allemaal kommer en kwel, benadrukken enkele leidinggevenden binnen de politie. Zij wijzen op de daling van traditionele criminaliteit zoals woninginbraken en overvallen en stellen dat politiewerk verschuift en steeds meer in het digitale domein
Alle tien regionale eenheden in Nederland hebben tegenwoordig een eigen cybercrimeteam en digitale wijkagenten om de sterk gegroeide cybercrime te bestrijden. „Met data-analyse speuren we naar patronen en koppelen we nu bijvoorbeeld landelijk aangiftes van bankhelpdeskfraude in verschillende politie-eenheden aan elkaar. Dat gebeurde vroeger niet, dan werd zo’n zaak enkel binnen de eenheid bekeken en was die moeilijker op te lossen”, vertelt programmadirecteur Digitalisering & Cybercrime Theo van der Plas.
Ook bij Andy Kraag, hoofd van de landelijke recherche, heeft de opsporing een belangrijke digitale component gekregen. Door het kraken van versleutelde communicatiediensten zoals EncroChat zit zijn team sinds enkele jaren op een „goudmijn” van 1,2 miljard berichten die criminelen elkaar stuurden. De landelijke recherche kreeg er een waslijst aan criminele kopstukken zoals Piet Costa (bekend van de martelcontainer en grootschalige cokesmokkel) mee achter de tralies.
Bevlogen vertelt Kraag- die leidinggeeft aan 1.000 rechercheurs- over de „gefocuste systeemaanpak van criminele machtsstructuren.” Ofwel: een specifieke criminele groepering in zo kort mogelijke tijd met zoveel mogelijk rechercheurs aanpakken. „Het gaat om criminele organisaties die meer doen dan handelen in drugs. Ze ondermijnen de democratie, bijvoorbeeld door journalisten, bewindslieden of advocaten te bedreigen.” Met deze „zwaartepunttactiek” wil Kraag een hele criminele groep ,,er zo snel mogelijk uit trekken”. Het is effectief, zegt hij, én een signaal aan de onderwereld: ,,Als jij je tot dit soort extreme vormen van criminaliteit verlaagt, gaat er dit met je gebeuren.”
Het past in de keuzes die de Nederlandse politie de afgelopen jaren heeft gemaakt. Op bepaalde aandachtsgebieden is de politie namelijk wél –al dan niet noodgedwongen- op volle kracht aanwezig. Na moorden op de broer van de kroongetuige in het Marengo-proces, diens advocaat Derk Wiersum en adviseur Peter R. de Vries zijn criminele groepen die de democratie ondermijnen zo’n aandachtsgebied. Dat geldt ook voor de tak Bewaken en Beveiligen die onder meer met honderden agenten uit basisteams werd uitgebreid. Al reiken ook daar waar écht prioriteit geldt, de bomen niet tot in de hemel. Zo kan soms kan iemand die beveiligd wordt een dag niet naar zijn werk, vertelt chef Bewaken en Beveiligen Willem Woelders, simpelweg omdat die capaciteit er niet is.
Net zoals de zware georganiseerde criminaliteit en het bewaken van personen prioriteit hebben, geldt dat ook voor 112-meldingen en de openbare orde: die kunnen niet wachten. Rob Mooij speelt als voetbalcoördinator een belangrijke rol rondom voetbalwedstijden in Amsterdam, waarbij soms wel 400 agenten ingezet worden. Die capaciteit komt uit de basisteams, maar de schema’s komen altijd rond. „Het heeft prioriteit. We moeten wel, want als Ajax-supporters het hoofdgebouw succesvol kunnen bestormen, wat denk je dat er dan gebeurt? Dan kijkt iedereen naar de politie.” Hetzelfde geldt voor demonstraties: of het nu XR op de A12 in Den Haag is of pro-Palestina-demonstranten in Amsterdam: er komen ME-pelotons opdraven gevuld met agenten en rechercheurs uit heel Nederland.
Foto’s: Bart Maat
Het verschil binnen de politie is dus groot, beseft ook recherchechef Kraag. ,,Ik wéét dat we nu te weinig ogen in de wijk hebben. En dat het voor mijn werk belangrijk is dat die er wel zijn. Wat wij doen is repressie, het aanpakken van criminele groepen. Maar repressie zonder preventie is eindeloos.”
Een van zijn voorgangers, de Brabantse politiechef Paulissen, overziet het geheel. Als je uitzoomt, zegt hij, zie je een paradox in de keuzes die de politie nu moet maken. „Ik ben er écht van overtuigd dat een aantal problemen waarop we nu groots moeten inzetten -zoals voetbalgeweld, incidenten met verwarde personen en drugscriminaliteit- voor een deel voorkomen kunnen worden door een intensievere inzet van wijkagenten.”
4
Duvels dilemma
Sinds 2013 is er een Nationale Politie. Maar die politie is nog steeds sterk regionaal georganiseerd. Eenheden bedenken daarom hun eigen oplossingen voor de werkdruk. In Utrecht werken ze sinds april met eerdergenoemde triagetafels, waar dagelijks mede op basis van kansrijkheid wordt besloten welke zaken moeten worden opgepakt. Het helpt in het bewaren van het overzicht, zegt triagetafelbedenker Harrie, die om veiligheidsredenen niet met zijn volledige naam in de krant wil. Voorheen was er een bak met meldingen en zaken, die overspoelde. „Toen was de systematiek: wie het hardst schreeuwde kreeg de meeste aandacht van ons. Maar de bakken bleven vollopen en toen hebben we de triagetafels bedacht.”
Bij het basisteam Brunssum-Landgraaf is de in het bedrijfsleven populaire Agile werken-methode omarmd voor het maken van keuzes. Drie keer per week verzamelen de agenten voor het ‘scrum’-bord met daarop het politiewerk voor hun gemeenten Simpelveld, Voerendaal, Brunssum, Beekdaelen en Landgraaf. Dat werk hebben ze deels zelf kunnen aandragen. Aniek Eymael – die wijkteams aanstuurt –en haar collega’s kiezen vervolgens, ook op basis van binnengekomen misdaad anoniem-meldingen en landelijke en regionale opsporingsprioriteiten, wat er op het bord komt te hangen. „Die jongeman rijdt rond zonder rijbewijs en is als prioriteit aangemerkt”, wijst ze naar een foto. „Hij is niet de enige zonder rijbewijs, maar omdat hij vermoedelijk ook harddrugs dealt is hij gekozen.”
Een belangrijke oplossing volgens veel politiemensen is meer samenwerking met ‘partners’: van gemeenten en (jeugd)zorginstellingen en voetbalclubs tot bedrijven. De Brabantse politiechef Paulissen benadrukt daarbij het nut van „creatieve oplossingen” om het politiewerk verlichten. Hij noemt horecacoaches die in de uitgaansstraten toezicht houden of voetbalclubs een grotere verantwoordelijkheid geven voor de aanpak van hooligans. Teamchef Verkeerspolitie Schurer ziet met lede ogen aan hoe basisteams helemaal niet meer aan dagelijkse controle van verkeersveiligheid en overlast – bijvoorbeeld van auto’s en motoren met luide uitlaten – toekomen. „Verschillende gemeenten springen nu met boa’s in dat gat om zulke overlast te handhaven.”
De korpsleiding zelf ziet de oplossing vooral in geld. De begroting van de politie komt voor 2024 uit op 7,6 miljard euro. In 2019 was dat nog 6 miljard euro. Sindsdien trokken verschillende kabinetten fors meer geld uit, onder meer voor de aanpak van georganiseerde misdaad en het wegwerken van achterstanden bij zedenafdelingen. Als het aan de korpsleiding ligt dan trekt het kabinet jaarlijks 400 miljoen euro extra uit, staat in een recent position paper. Dat geld is voor meer aanwezigheid in de wijken en om de politie digitaal vaardig en veiliger te maken.
Foto’s: Bart Maat
Dergelijke investeringen worden terugverdiend, benadrukt Kraag. Het Team High Tech Crime dat ruim vijftien jaar geleden werd opgericht, geldt als een van de meest capabele ter wereld en hielp verschillende cryptocommunicatiediensten te kraken. „Daardoor hoeven we geen tijdrovende observaties en taps met ongewisse uitkomst te doen. Met enkele politiemensen hebben we nu soms binnen een paar weken een rond strafdossier. Vroeger deden we maanden onderzoek en hadden we daarna geregeld nog niks.”
Toch dient de oplossing niet alleen in geld gezocht te worden vindt Janny Knol, die leidinggeeft aan de politie Oost-Nederland en genoemd wordt als opvolger van afzwaaiend korpschef Henk van Essen. Het OM stelde in samenspraak met haar eenheid een lijst op van strafbare feiten, zoals hennepteelt, die vanwege capaciteitsproblemen niet hoeven te worden opgepakt. Het door de Gelderlander onthulde nieuws maakte nogal wat los. Knol spreekt van een „duvels dilemma” en wijst op de achtergrond waartegen de lijst tot stand kwam: het in 2022 seponeren van een stapel van 1.300 strafzaken door het OM wegens personeelstekorten bij de rechtbank Gelderland. „We willen voorkomen dat die stapel ooit weer zo hoog wordt.”
Ze wijst erop dat in Nederland niet alleen de politie, maar de hele strafrechtketen – en dus ook het OM en de rechtbank – onder zware druk staat. De politie moet volgens haar daarom veel scherper kiezen op basis van de impact van politie-inzet. Een van die keuzes is dat niet al het strafbare gedrag automatisch vervolgd wordt. Hennepplantages, zegt Knol, worden vaak bij mensen thuis aangetroffen die allerlei problemen hebben en in de schulden zitten. Wat voegt het dan toe om hen te vervolgen, als het criminele systeem daarachter in stand blijft?
Een ander voorbeeld van scherper kiezen is om bij cybercriminaliteit, die vaak internationaal van aard is, in plaats van de daders op te sporen, een malware-netwerk plat te leggen en de mensen wier gegevens gestolen zijn te waarschuwen. „Wij moeten als politie niet indutten door te blijven zeggen: we hebben te weinig capaciteit en die wijkagent kan het niet. Wij moeten ook iedere keer goed over ons eigen vak blijven nadenken. We kunnen nou eenmaal niet alles doen. ”