Annemiek van Vleuten (41) zit op haar knieën op een kussentje in de achtertuin van haar Wageningse rijtjeshuis, en pulkt met het juiste gereedschap onkruid tussen de tegels vandaan. Er klinkt gekras van ijzer op steen. Na een tijdje veegt ze met groene schoonmaakhandschoenen een hoopje groen bijeen, dat ze in een emmertje gooit. Als ze zich realiseert hoe ze erbij zit – joggingbroek, T-shirtje, rommelig haar – schiet ze in de lach. Maar dit is, naast de beste wielrenster ter wereld, ook wie ze is; ze houdt van kneuterigheid, van spelletjes spelen met vrienden, Boer zoekt vrouw kijken met haar oude buren.
Goed, aan onkruid wieden heeft ze een hekel, maar gecombineerd met een gesprek waarin ze nog één keer terugkijkt op haar wielercarrière, een paar weken na haar laatste wedstrijd op haar thuisterrein in en rond Wageningen, werkt het eigenlijk wel goed. Zo pakte ze het in het verleden wel vaker aan. Als journalisten een wat langer gesprek met haar wilden, zorgde ze ervoor dat ze zich na een koers naar huis liet rijden, of naar de volgende startplaats. Tijdens de autorit beantwoordde ze vragen. Zo sloeg ze twee vliegen in één klap, en bovendien vond ze de setting fijn; dan hoefde ze de ondervrager niet zo lang in de ogen aan te kijken.
Ze reflecteert momenteel graag, daar heeft ze behoefte aan. Omdat het onwennig is om ineens geen topatleet meer te zijn. „Altijd als het op tv bijvoorbeeld over Ajax ging, dan kreeg ik een collega-gevoel”, zegt ze met een koffiemok in haar hand, een aandenken uit Tokio, waar ze twee jaar geleden goud en zilver pakte. Ze heeft even pauze genomen van het wieden. „Ik was óók topsporter. Maar sinds deze week realiseer ik me: ik hoor daar niet meer bij. Zij gaan nu verder. Zonder mij. En dat vind ik niet heel leuk.”
Een paar dagen na haar laatste wedstrijd, op zondag 10 september in Arnhem, was ze samen met haar vriend naar haar geliefde bergoord Livigno vertrokken, in de Italiaanse Alpen. Dat leek misschien op een vlucht, maar het had praktische redenen dat ze al zo snel vertrok. Hotel Interalpen, de plek op 2.300 meter hoogte waar ze tijdens haar carrière meer dan driehonderd nachten logeerde en waar ze sinds 2015 de basis legde voor al haar grote successen, zou weldra voor de winter gaan sluiten en zo kon ze nog één keer langs om gedag te zeggen. „En misschien om ook even te voelen hoe het daar zou zijn nu ik geen renster meer was.”
En?
„Ik was er een beetje bang voor. Maar het voelde gewoon lekker.”
Waar was je bang voor?
„Dat de magie verdwenen zou zijn en dat ik na drie dagen zou denken: wat doe ik hier zonder doel? Maar ik vond het heel fijn om te merken dat dat niet zo was en dat ik gewoon lekker kon genieten. Meer dan ooit zelfs. Ik hoefde niks meer. Kon elke dag uit eten.”
Dat deed je voorheen toch ook?
„Maar nu was het anders. Ik heb met een man van het hotel gefietst. Hij reed heel langzaam. Normaal zou ik hebben gedacht; o nee, ik moet nu pushen! Die spanning voelde ik dan in mijn nek opbouwen. Maar het maakt allemaal niet meer uit. Een koffiestop? Ja! Nog eentje? Tuurlijk, doen we er twee. Ik hoef niet meer te duwen. Alleen maar lekker te fietsen. De spanning gleed gewoon mijn lichaam uit. Ik heb nog één keer mijn vaste rondje gedaan, over de Stelvio en de Mortirolo, met vierduizend hoogtemeters. Daar deed ik voorheen altijd zes uur over, nu zeven. Het allerfijnste was dat ik voelde dat als ik mijn batterij op wil laden, ik dat nog steeds kan doen daar.”
Toen kwam je terug, en toen besefte je pas echt dat het voorbij was. Topsporter-af, terug naar de anonimiteit.
„Ik heb me wel eens afgevraagd of ik al die aandacht zou gaan missen. Dit seizoen sprak ik met mezelf af dat ik extra zou genieten van fotoshoots en mediaoptredens. Maar al snel dacht ik ook: volgens mij geniet ik hier niet van. Aandacht was nooit een drijfveer. Wat ik wel ga missen is dat ik geen podium meer heb om mensen te inspireren. Dat ik op een WK kan laten zien dat je op woensdag je elleboog kunt breken en zaterdag wereldkampioen kunt worden. Accept, adapt en move on. Denken in mogelijkheden. Dat is niet meer.”
Maar zo zal je wel herinnerd worden.
„Ik vind het leuk dat je dat zegt. Het klopt ook. Maar ik kan het niet meer verversen.”
Annemiek van Vleuten werd bij het grote publiek bekend door de doodsmak die ze maakte tijdens de wegwedstrijd op de Olympische Spelen van Rio de Janeiro, in 2016. Ze reed aan kop, was op weg naar olympisch goud, toen ze een bocht naar rechts niet hield, viel en op het eerste gezicht levenloos over een stoeprand gevouwen lag. Met een zware hersenschudding en een blauw oog deed ze een paar dagen later alweer glimlachend haar verhaal vanuit het ziekenhuis. Terwijl Nederland kennismaakte met een sportvrouw die van veerkracht haar handelsmerk zou maken, had zij zelf voor het eerst gevoeld waartoe ze in staat was: met de besten ter wereld mee omhoog rijden. „In die wedstrijd dacht ik: huh, ben ik zo goed? Toen had ik het pas door.”
Tot die tijd had ze zich als renster van Nederland Bloeit en Rabobank geconcentreerd op vlakke koersen. Ze zag zichzelf als klassiekerrenster, op aanraden van haar toenmalige ploegleider Jeroen Blijlevens. Daar had ze ook het postuur voor. Ze was wat zwaarder, droeg het Wageningse studentenleven nog met zich mee. Overigens was ze destijds al een meer dan verdienstelijk renster; in 2011 won ze de Ronde van Vlaanderen. Maar na een liesslagaderoperatie wilde ze wel eens weten hoe goed ze daadwerkelijk kon worden.
In dienst van Rabobank pionierde ze met hoogtestages in de Spaanse Sierra Nevada. Tot die tijd deden alleen de mannen dat. „Ik was nieuwsgierig, wilde weten wat het effect van hoogte op mijn lichaam zou zijn. Later vroeg ik aan Italiaanse rensters waar zij heen gingen om op hoogte te trainen. Dat bleek Livigno. Dat ligt op 1.800 meter. Ik wilde meer, hoger. Toen kwam ik bij Hotel Interalpen uit. En ik ben er nooit meer weggegaan.”
Na die vreselijke val in Rio kwam ze beter terug dan ooit. Van haar 104 overwinningen pakte ze er 73 na 2016. Ze won niet langer alleen tijdritten, maar ook wedstrijden bergop; La Course met finish op de Col d’Izoard, etappes en het eindklassement in de Giro. In 2019 liet ze de sportwereld in verbijstering achter toen ze in het Britse Harrogate met een solo van meer dan 100 kilometer met ruim twee minuten voorsprong voor het eerst wereldkampioen op de weg werd. Vorig seizoen was ze op haar best, net geen 40 jaar oud; in één jaargang won ze de Vuelta, de Giro en de Tour en pakte ze in Australië haar tweede wereldtitel, met een breuk in haar elleboog, nadat ze bij de ploegentijdrit onderuit was gegaan. Op die overwinning is ze het meest trots. „Omdat in die week alles samenkwam: mijn vaardigheden om te kunnen denken in mogelijkheden, mijn veerkracht, maar ook omdat mensen zo hebben genoten van die race. Hoe ze die laatste kilometer hebben beleefd, hoe onverwacht het was, hoe veel emotie er daardoor loskwam. Het is mooi dat ik daar onderdeel van was, een acteur.”
De hoofdrolspeler toch zelfs?
Met waterige ogen: „Ja, en ik zal het missen dat ik die hoofdrolspeler niet meer kan zijn.” Het blijft lang stil. „Ik ben best trots op mezelf.”
Je krijgt het bijna niet over je lippen.
„Ik ben niet per se trots op wat ik heb bereikt, maar hoe ik het heb bereikt. Ik heb mensen een inkijkje kunnen geven in wat er mogelijk is met een positieve mindset. En dat is gaaf.”
Wat maakt het gaaf?
„Omdat je het ongeloof over mijn prestatie in hun ogen ziet staan. Dat ik dat moment, dat ook voor mij intens was, met hen nog eens kan herbeleven. De euforie kan ik nog voelen. Het is iets heel bijzonders dat anderen daarvan hebben kunnen meegenieten. Ook mensen die mij niet kennen. Die komen nog steeds naar me toe om me te bedanken. Voor wat, denk ik dan. Voor het feit dat ik deed waar ik goed in was? Ik ben zelf ook sportliefhebber, altijd geweest. Ik kijk al uit naar de Olympische Spelen van volgend jaar. Ik genoot ook altijd van grote prestaties. En nu heb ik zoiets zelf gedaan. Dat is heel vreemd. En onwerkelijk. Dat vind ik nog steeds. Want ik ben altijd gewoon dezelfde persoon gebleven.”
Inderdaad. Ze zit hier op een doordeweekse ochtend in haar plunje onkruid te wieden terwijl ze vertelt over de historische prestaties die ze heeft neergezet alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Haar werklust is haar grote talent gebleken. Geen wielrenster kon méér kilometers verteren. Ze heeft haar concurrentie laten zien wat er nodig was om beter te worden. Onder haar aanvoering werd de sport professioneler. Ze laat de wielersport een grote erfenis na.
Het klopt dat haar succes haar geen spat veranderd heeft. Pogingen van haar ploeg om haar naar Andorra te krijgen, waar ze geen belasting hoeft te betalen, liepen op niets uit. Ze woont nog altijd in hetzelfde rijtjeshuis, rijdt nog steeds in een klein wagentje. Toen haar Volkswagen Polo aan vervanging toe was, was haar enige eis dat ze haar racefiets achterin kon leggen zonder de wielen eruit te hoeven halen. Ze kocht geen SUV, maar een Skoda Rapid. Die voldeed.
In haar laatste seizoenen had Van Vleuten flink kunnen cashen, als ze dat gewild had. Ze kreeg eens een aanbieding om voor het dubbele van wat ze verdiende van ploeg te wisselen. Toen ging ze bij zichzelf na: „Als ik morgen wakker zou worden en ik had een miljoen gewonnen bij een loterij, zou me dat dan gelukkiger maken?” Het antwoord was nee. „Ik voelde me heel rijk toen ik besefte dat ik niets extra’s hoefde te kopen. Zolang ik af en toe uit eten en op vakantie kan, mijn vrienden en familie om me heen heb, heb ik niets nodig.”
Wat ga je niet missen aan het leven waar je afscheid van aan het nemen bent?
„De stress. Die ik mezelf oplegde, voor alle duidelijkheid. Je wil goed zijn en dat levert stress op. Elke sporter is onzeker: heb ik genoeg gedaan? Is mijn gewicht wel op orde, ben ik niet per ongeluk aangekomen? En daar komt dan nog de stress van de wedstrijd zelf bij. Die vond ik het ergste.”
Hoezo?
„Dat werd met de jaren erger bij mij. Daarom is dit ook een goed moment om te stoppen. Ik merkte dat mijn risicobereidheid omlaag ging. Altijd maar vechten voor je plekje in het peloton ging me steeds meer tegenstaan. Wielrennen is een sport van op het juiste moment voorin zitten. Om je goed te positioneren voor een smal weggetje, een beklimming, moet je risico’s nemen. Risico’s waar iemand die niet heeft gefietst zich niets bij kan voorstellen. Ik ben bang geweest, vooral dit laatste jaar. Ik dacht: je zal net zien dat ik in mijn bonusjaar onherstelbaar letsel oploop. Amy Pieters”, de renster die eind 2021 hard viel en ernstig hersenletsel opliep, „spookte dan door mijn hoofd. Ik heb vaak geluk gehad. Mijn moeder heeft pas onlangs openlijk toegegeven dat ze na die val in Rio nooit meer onbevangen van mijn wedstrijden heeft kunnen genieten. Dit laatste jaar voelde ik soms hetzelfde.”
Je gaat de stress niet missen, maar het grote podium wel. Zou je de intensiteit van het topsportersleven ook in een ander vak kunnen vinden?
„Ja”, zegt ze resoluut. „Waar weet ik nog niet. Ik wil heel graag mijn opgedane kennis als atleet maar ook als mens overbrengen op een groep mensen die ook prestatiegericht wil werken.”
Wil je het lezingencircuit in?
„Nee, ik houd niet van copy-paste, dus in dat circuit zal ik niet snel terechtkomen, tenzij het voor een leuke doelgroep is.”
Je hebt vast al aanbiedingen gekregen.
„Ik zie door de bomen het bos niet meer. Ik heb nooit een manager gehad, maar die heb ik nu eigenlijk voor het eerst nodig. Want dit wordt een dagtaak. Ik zeg veel nee, ook op aanraden van Ireen Wüst, met wie ik laatst gebeld heb. Ik vroeg me af hoe zij keuzes maakt. Wat ik lastig vind, en wat een uitdaging gaat worden, is om weer iets te vinden waar ik energie van krijg. Maar misschien is het ook niet reëel om diezelfde energie die ik uit mijn wielercarrière haalde elders na te jagen. Het lijkt me leuk om net als Ireen jonge mensen te gaan coachen. Aan hen kan je nog het meest meegeven. Ik denk breed: niet alleen maar in het wielrennen, niet alleen aan vrouwen. Alle jonge professionals komen voor dezelfde uitdagingen te staan.”
Het zal anders zijn.
„Mijn drijvende kracht is altijd dat ik ergens goed in wilde worden. En dat heb ik nog steeds. Ik wil niet met de input die ik nu heb een circuit in rollen. Het zwarte gat komt als ik me niet meer zou kunnen ontwikkelen. Ik wil weer ergens goed in worden, maar ik weet nog even niet precies waarin en hoe. En dat is best spannend.”
Wat ga je de komende tijd doen?
„Tot eind december volg ik een programma bij NOC-NSF”, de sportkoepel. „‘(Her)Ken jezelf’ heet het, speciaal voor oud-topsporters. In januari ga ik met mijn moeder op vakantie, waarschijnlijk naar Oeganda. Dat geef ik haar cadeau voor haar 75ste verjaardag. Tijdens mijn carrière kon dat allemaal niet. Ik moest altijd blijven trainen, anders werd mijn conditie minder. En komende winter ga ik voor het eerst in mijn leven skiën.”
Fysiek zat je aan je plafond, zei je trainer. Anderen werden beter. Was het mentaal ook op?
„Goede vraag. Ik heb het nooit echt lekker gevonden om onder hevige druk bezig te zijn met grote doelen, maar ik heb er ook niet echt last van gehad. Ik kon er goed onder presteren. Maar ik denk ook dat het genoeg geweest is. Dat ik er klaar mee ben. Daarom kon ik me niet nog eens opladen voor de Spelen van volgend jaar. Weer die mallemolen in. Ik was niet op, had het nog wel gekund. Maar voordat het op begon te raken, ben ik gestopt.”