N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Technologie Drie bureaus verzorgen dit jaar de Tweede Kamerpeilingen. Hun steekproeven tellen samen 9.500 respondenten, die het sentiment van 13 miljoen Nederlanders vertolken.
Het zijn de komende weken de belangrijkste cijfers van het land: de peilingen voor de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november. NRC wierp een blik achter de schermen bij I&O Research, Ipsos en Maurice de Hond. Zij peilen de politieke voorkeur van ruim 13 miljoen stemgerechtigde Nederlanders door elk enkele duizenden mensen te bevragen.
Er zijn dit jaar maar drie verschillende peilingen – minder dan voorgaande jaren. Het kost een hoop tijd; de bureaus doen het uit maatschappelijke betrokkenheid en om merkbekendheid voor hun commerciële onderzoeken te krijgen. Daarnaast is er de Peilingwijzer van Tom Louwerse, universitair hoofddocent politieke wetenschap. Hij combineert cijfers van I&O Research en Ipsos om ‘huiseffecten’, systematische verschillen tussen peilingbureaus, te nivelleren. Maurice de Hond – hij peilt nu wekelijks – doet daar niet aan mee, onder meer omdat Peilingwijzer volgens hem niet actueel genoeg is.
Lees ook: Tom Louwerse: politiek scheidsrechter tegen wil en dank
Als je de wekelijkse en tweewekelijkse respondenten van de bureaus bij elkaar optelt, kom je op 9.500 personen die samen de mening van het hele land representeren. Om uit die paar duizend metingen de juiste conclusies te trekken zijn slimme statistiek en een weloverwogen vraagstelling nodig. Maar alles staat of valt met een goede steekproef.
Goed roeren
Een hap soep. Dat was volgens de Amerikaanse opiniepeiler en statisticus George Gallup (1901-1964) de beste manier om de logica achter een steekproef uit te leggen. Als je een soep goed roert, hoef je als kok maar één keer te proeven om de volledige smaak te ervaren.
De peilingbureaus roeren elk op hun eigen manier. Het uitgangspunt is wel hetzelfde: ze proberen een goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving te krijgen op basis van leeftijdsgroep, geslacht, opleiding, regio, al dan niet werkend, de hoogte van het inkomen en het stemgedrag bij vorige verkiezingen. Volgens de theorie volstaat een steekproef van duizend mensen. Ondervraag je meer mensen, dan daalt de foutmarge iets en kun je beter uitspraken doen over kleinere partijen.
Zitten er te weinig van een bepaalde groep mensen in een steekproef, dan kun je de uitslagen corrigeren met weegfactoren. Telt de steekproef bijvoorbeeld 55 procent mannen en 45 procent vrouwen, dan corrigeer je dat naar de werkelijke verhoudingen, 49/51. Dat gaat met een druk op de knop, via software als SPSS, al sinds 1968 statistiek gereedschap. Een goede steekproef behoeft weinig aanpassing en heeft een hoge ‘weegefficiency’. Die ligt doorgaans rond de 90 procent.
Waar komen jullie toch vandaan?
De deelnemers worden geselecteerd uit grotere groepen. I&O heeft een panel van ruim 40.000 mensen. Die zijn verzameld door willekeurige Nederlanders per brief uit te nodigen – per jaar gaan er een half miljoen brieven uit, waarvan er ongeveer 7.000 bij het panel komen. Ze vervangen ‘slapende’ leden die niet meer actief zijn.
Ipsos heeft een panel van zo’n 45.000 mensen. Die zijn geworven via brieven en online oproepen, ter verversing van het bestand. Ipsos neemt voor de politieke peilingen een steekproef van 1.000 mensen en verdubbelt dat in de laatste weken voor de verkiezingen naar 2.000, om meer inzicht te krijgen over voorkeuren in ‘subgroepen’, zoals het aantal hoogopgeleide vrouwen dat op NSC of VVD zou stemmen.
Maurice de Hond ondervraagt 4.500 mensen die hij selecteert uit een populatie van 30.000 mensen. Volgens De Hond zijn er minder schommelingen in zijn cijfers in vergelijking met andere peilingen. Deelnemers kunnen zichzelf inschrijven en worden geselecteerd op basis van stemgedrag. De uitslag van de vorige verkiezingen dient als ijkpunt.
Andere peilingbureaus gebruiken ook stemgedrag, door panelleden meteen na de verkiezingen te vragen: ‘Wat heeft u gestemd?’. I&O houdt ook een ‘rolling panel’ aan: 40 tot 50 procent van de deelnemers mag een tweede keer aan de peiling meedoen. Hiermee kunnen onderzoekers verschuivingen van het stemgedrag beter duiden.
‘Aan witte mannen met een mening is geen gebrek, wel aan deelnemers die niet stemmen, laagopgeleid zijn of een niet-westerse achtergrond hebben’
Geen gebrek aan witte mannen
Een politieke peiling is altijd scheef, omdat de mensen die eraan meedoen relatief vaak politiek geïnteresseerd zijn. Aan witte mannen met een mening is geen gebrek, het moeilijkst is het om deelnemers te vinden die niet stemmen, laagopgeleid zijn of een niet-westerse achtergrond hebben. Om deelname te stimuleren delen Ipsos en I&O punten uit waarmee je een tegoedbon van Bol.com bij elkaar kunt sparen.
Al noemen ze het ‘veldwerk’, de onderzoeken vinden online plaats, omdat 97,8 procent van de Nederlanders internet heeft. Het blijkt lastig jonge deelnemers te vinden terwijl die toch non-stop online zijn. Het kost tijd om een vragenlijst in te vullen en de vragen afraffelen mag niet. ‘Straightliners’ worden automatisch gefilterd – dat zijn respondenten die bij elke stelling een kruisje op dezelfde plek zetten.
Ipsos en I&O sturen hun uitnodigingen – ongeveer het dubbele van het aantal mensen dat ze nodig hebben – op vrijdag uit. Dan hebben de respondenten een paar dagen tijd om antwoord te geven. Als er geen goede afspiegeling in de steekproef zit of te weinig mensen reageren, volgt een herinneringsmail.
Iedereen wil winnen
De peilers hanteren allemaal een eigen manier van vragen stellen. De analisten werken niet alleen op basis van cijfers maar ook op ervaring en buikgevoel, soms polsen ze elkaar of ze op het goede spoor zitten. Die voorzichtigheid vind je niet altijd terug in de media of bij politici.
Als bijvoorbeeld drie partijen rond de 25 tot 27 zetels scoren, dan is het statistisch gezien onmogelijk om al een winnaar te herkennen – de foutmarges liggen bij een steekproef van 2.000 bijvoorbeeld op 2 procent, oftewel drie zetels. Politici negeren dat vaak. Zeker de koplopers hopen op een bandwagon effect, waarbij kiezers zich bij een ‘winnende’ partij aan zouden sluiten. Niet iedereen gelooft dat zo’n effect bestaat: eerder een broodje aap dan een bandwagon. Wel stemmen veel kiezers ‘strategisch’ om een coalitie (on-)mogelijk te maken.
Een peiling is geen voorspelling maar een momentopname. Het kan nog alle kanten uitgaan tijdens de debatten, want ruim driekwart van de kiezers weet nu nog niet zeker op wie ze gaan stemmen.
Ipsos verzorgt dit jaar de exitpolls, waarbij de kiezers bij 62 stembureaus worden ondervraagd. Die uitslagen worden doorgebeld naar het hoofdkantoor in Amsterdam, waar een team analisten de data verwerkt. Het is geen definitieve uitslag maar geeft kiezers wel het gevoel dat hun stem meteen telt, is de gedachte. En het is spannende tv.
Voor de peilbureaus is het ook spannend. Zij tellen na afloop hoeveel zetels hun slotpeiling afweek van de definitieve uitslag. Want al is een peiling geen wedstrijd, toch wil iedereen winnen.