Vertrapt gras


Marcel van Roosmalen

We kregen bezoek, ik had opdracht om alles te halen voor bij een kaasfondue. Ze dacht vooral ook aan groenten. De vrouw van de groentekraam op de vrijdagmarkt in Wormer vond dat bijna al haar groenten en fruit geschikt waren om in kaas te dopen, alles behalve frambozen en aardbeien. We hadden een fijn gesprek dat ruw werd onderbroken door een dorpeling met een klikgebit, die was weggefietst zonder de stronk broccoli die hij had aangeschaft. Hij drong dwars door ons gesprek heen, met een hoge stem roepend om zijn broccoli.

„Ik heb het daar neergelegd”, priemde zijn vinger haast beschuldigend naar waar ik met onze kinderwagen stond. Ik stak meteen de handen in de lucht. Ik was dan ook totaal onschuldig, ik steel geen broccoli, ik vind broccoli een vieze groente.

De vrouw van de groentekraam vond de broccoli, de bruine papieren zak was in een krat met appels gelegd. Toen hij zijn bezit in zijn fietstas had gestopt richtte hij zich tot mij. Hij wist heus wel wie ik was, maar wist ik het ook andersom?

Nee? Nou hij gaf drukbezochte lezingen in het Jisperveld, waarin hij paralellen trekt tussen mensen en vogels. Wist ik wat de stijgende temperaturen betekenden voor de gevleugelde inwoners van ons gebied? Nee? Dacht hij al, ik moest zeker een keer komen.

Frida van Roosmalen (1) begon te schudden in haar kar, ze heeft een hekel aan vreemdelingen die haar vader bestoken met ongevraagde meningen en informatie.

Ik bestelde ondertussen seizoensfruit, peren en appels. De vrouw van de groentekraam, ze frequenteert Wormer al jaren eens per week, zei dat er steeds minder vogels komen. Objectieve waarneming: ze keek af en toe naar de lucht en meende er dan minder te zien dan eerder. „Er komen er juist meer!”, zei de man. „Ze vliegen niet meer weg.”

Daarna fietste hij weg.

„O, ze vliegen niet meer weg”, zei de vrouw van de groentekraam. „Als er maar niet nog meer vogelaars komen”, zei ik om het gesprek aan de gang te houden. Ik heb zonder echte argumenten van alles tegen die menssoort. Vogelaars doen niemand kwaad met hun verrekijkers en fototoestellen, maar irriteren toch.

„Ze trappen het gras plat”, zei de vrouw van de groentekraam.

Na het afrekenen zei ik dat ik niet naar een lezing over vogels in het Jisperveld ging, ook niet als het weer straks nog zachter zou worden.

„Ik ga daar geen gras voor plattrappen.”

Ze knikte, wij begrepen elkaar.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.