Opinie | De schapenhouderij in Nederland moet op de schop

Er komt veel op schapen en schapenhouders af op het ogenblik: hitte in de zomer, nieuwe roofdieren, zoals de wolf, en nu weer het blauwtongvirus. Sinds dat op 4 september voor het eerst weer in Nederland opdook, is deze ziekte op meer dan 2.000 locaties vastgesteld, vooral schapenhouderijen, met ten minste 10.000 gestorven schapen. Het gaat om een blauwtongvirus van het serotype 3, waarvoor momenteel geen vaccin beschikbaar is in Nederland.

Blauwtong is afschuwelijk. Zieke schapen zijn vaak koortsig, sloom en kreupel. Ze kwijlen, snotteren, en hebben een dikke kop met zweertjes in de mondholte. Het onderliggende mechanisme van de ziekte is beschadiging van het bloedvatstelsel. Dat leidt tot zuurstofgebrek in de weefsels, waaronder de tong, die soms blauw kleurt. De meeste schapen overleven het niet.

Blauwtong is een virusziekte die wordt overgedragen door knutten – bijtende insecten. Hoewel het virus besmettelijk is voor alle soorten herkauwers, is ernstige ziekte meestal beperkt tot bepaalde Europese schapenrassen, zoals Merino en Texelaar, en sommige soorten niet-Afrikaanse wilde herten.

Vaccinatie is ingewikkeld, want voor elke serotype is een ander vaccin nodig. De vele varianten van blauwtongvirus worden onderverdeeld in 24 groepen, zogenaamde serotypen.

Mogelijke insleeproutes

De route waarop het huidige blauwtongvirus Europa binnenkomt, is onbekend. Het dichtstbijzijnde land waar dit serotype voorkomt is Italië. Maar het is aannemelijk dat de hoge dichtheid aan runderen, schapen en geiten in Nederland ervoor zorgde dat de uitbraak juist in Nederland is begonnen. De schapendichtheid in Nederland is ongeveer 40 per vierkante kilometer landbouwgrond – twee tot acht keer hoger dan ons omringende EU-landen. In Nederland leven 854.000 schapen.

Vroeger kwam blauwtong in Noord-Europa nooit voor. Wel komt blauwtong veel voor in Afrika, waar de knuttensoort Culicoides imicola leeft, de voornaamste vector (overdrager, red.) van het blauwtongvirus in Afrika.

Dit veranderde in augustus 2006, toen het blauwtongvirus serotype 8 Europa binnenkwam. De ziekte werd ook toen als eerste in Nederland vastgesteld dat jaar en verspreidde zich in de loop van twee jaar in vijftien Europese landen, met grote sterfte van niet alleen schapen, maar (bijzonder voor deze variant) ook runderen en geiten. Daarmee wordt die uitbraak geacht meer economische schade te hebben veroorzaakt dan enige andere uitbraak van blauwtongvirus.

Op basis van genetische analyse van het virus, bleek dat het afkomstig was uit Afrika, ten zuiden van de Sahara. Mogelijke insleeproutes zijn transport van besmette dieren of besmette knutten. Omdat knutten in staat om op grote hoogte te vliegen, is de verspreiding van blauwtongvirus over grote afstanden via door de wind verspreide knutten ook mogelijk.

De laatste jaren zijn er in Europa ook meer hittegolven, door klimaatverandering, waar schapen zonder schaduw van bomen of stal veel hittestress van ondervinden. Daarbij is het wel wrang dat (rundvlees uitgezonderd) lamsvlees het voedsel is dat het meeste bijdraagt aan klimaatopwarming.

Grotere uitbraken verwacht

Het is duidelijk dat blauwtong in de afgelopen jaren een grotere geografische verspreiding heeft gekregen, en dat klimaatverandering wordt gezien als belangrijke drijvende kracht. De knutten gedijen bij de warmte. Maar ook andere factoren die door de mens zijn veroorzaakt, spelen een rol: verandering in landgebruik en dierenhandel.

Knutten-soorten die normaal niet voorkomen in Noord-Europa zijn door klimaatverandering nu wel geschikt om het virus over te dragen. De toekomstverwachting is dat we door verdergaande klimaatverandering meer en grotere uitbraken van blauwtong kunnen verwachten in Noord-Europa, waaronder Nederland.


Lees ook
Niet alleen de schapen lijden onder het blauwtongvirus: ‘We staan heel vaak huilende mensen te troosten’

<strong>Veearts Marieke Volkerink</strong> heeft in Naarden zojuist enkele schapen van Jacques van Eijden geëuthanaseerd.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/10/opinie-de-schapenhouderij-in-nederland-moet-op-de-schop.jpg”><br />
</a> </p>
<p> Vaccinatie voorkomt deze ziektelast alleen als er commerciële vaccins tegen het betreffende serotype beschikbaar zijn voordat de infectie rondgaat. </p>
<p>Dat was niet het geval in 2006, toen het twee jaar duurde voordat een vaccin beschikbaar was en inmiddels 600 rundveehouderijen en enkele duizenden schapenhouderijen en geitenhouderijen in Nederland besmet waren, met financiële kosten geschat op 200 miljoen euro. Ook met de huidige uitbraak van serotype 3 zal het tenminste tot halverwege 2024 duren voordat een vaccin beschikbaar is, en zullen in de tussentijd veel schapen sterven.</p>
<h2 class=Resistente schapenrassen

Er moeten dus maatregelen worden overwogen om de ziektelast te verminderen, nu en in de toekomst. Één mogelijke maatregel is om de dieren ’s nachts op stal te houden tijdens periodes dat blauwtong dreigt. Knutten zijn het meest actief rond de schemering. Door schapen voor zonsondergang binnen te brengen en na zonsopgang weer naar buiten te laten, wordt blootstelling aan bijtende knutten tot een minimum beperkt. De stal moet dan schoon zijn en niet dicht bevolkt, met voldoende ventilatie en insectengaas in de luchtopeningen.

Een tweede maatregel is het verminderen van de dichtheid van schapen. Onderzoek aan blauwtong in Zuid-Europa toonde aan dat in vijf van de zes onderzochte uitbraken, de snelheid waarmee blauwtong zich onder schapen verspreidde toenam bij hogere dichtheid van schapen. Een bijkomend voordeel van een lagere schapendichtheid, ten minste als die gepaard gaat met verminderde lamsvleesconsumptie, is verminderde broeikasgasuitstoot.

Een derde maatregel is het gebruik van resistente schapenrassen, of kruisingen daarmee. Waar blauwtong jaar rond voorkomt in Afrika worden alleen Europese schapenrassen getroffen door ziekte en sterfte; inheemse rassen vertonen geen ziekte. Een voorbeeld is het Martinik Black Belly schaap, een van oorsprong West-Afrikaans vleesras dat bij experimentele infectie nauwelijks ziekteverschijnselen vertoont. Het gebruik van dergelijke rassen heeft het bijkomende voordeel dat ze beter bestand zijn tegen hitte.

Ongetwijfeld kan men als tegenargument noemen dat bovenstaande maatregelen kosten met zich meebrengen en leiden tot verminderde winst. Daartegenover staat dat bij het voortbestaan van de huidige situatie, de kans op een toekomstige blauwtonguitbraak groter wordt, met enorme kosten als gevolg. Niet alleen financieël, maar ook wat betreft verloren levens en leed dat we hadden kunnen voorkomen.