De Indonesische kunstenaar XR Harsono schrijft zijn Chinese naam met inkt op het glas, maar de regen wast zijn naam steeds weg.
Het ontroerende videokunstwerk Writing in rain (2011) symboliseert het verlies van de Chinese identiteit onder het regime van Soeharto, toen Chinese Indonesiërs gedwongen werden afstand te doen van hun naam en een Indonesische naam moesten aannemen. Het is slechts één van de talloze verhalen op De Grote Indonesië-tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, die deze zaterdag opent.
Met meer dan 300 objecten vertelt de tentoonstelling in negen thema’s de lange, veelbewogen geschiedenis van Indonesië. Als bezoeker reis je door het land en de tijd, van het Majahapit-rijk tot aan de huidige tijd. Wie de tentoonstelling inloopt, krijgt eerst een ‘mini-college’ in de vorm van infographics met enkele basale feiten om dan achtereenvolgens ondergedompeld te worden in de overvloedige natuur en de geschiedenis van de oude Indonesische rijken tot de hedendaagse samenleving.
Goed is hoe historische objecten worden afgewisseld met werk van hedendaagse Indonesische kunstenaars, zoals Alfiah Rahdini. Haar werk Sailor Moonah #2 is te zien in het deel: ‘Oude rijken’, waar onder meer de geschiedenis van de Islam in Indonesië aan bod komt. Het hedendaagse kunstwerk wil de dialoog over de positie van moslimvrouwen in de Indonesische maatschappij stimuleren. Alleen is dit werk, net als de meeste hedendaagse kunstwerken, nog onderweg naar Nederland en is dus nog niet te zien.
Grote themafoto’s passen qua esthetiek zo in een Lonely planet-reisgids
Dwangarbeid met vlinders
De tentoonstelling is volgens de makers een ‘meerstemmige biografie’ en een ‘ode aan de culturele diversiteit’ van Indonesië. Om de uiteenlopende perspectieven en traumatische ervaringen onder de aandacht te brengen is er samengewerkt met een groot aantal Indonesische en Nederlandse experts, al zijn het wel enkel Nederlandse bruikleengevers van wie de getoonde objecten komen. Maar positief is dat de tentoonstelling de moeilijkere historische episodes niet schuwt.
Zo is er aandacht voor de slavernijgeschiedenis in Indonesië waarbij onder meer silhouetportretjes te zien zijn van Bietje en Flora, twee tot slaafgemaakte vrouwen. De portretjes zijn gemaakt door Jan Brandes, hun ‘eigenaar’. Enkele opgeprikte vlinders vertellen het verhaal van de dwangarbeid in het afgelegen strafkamp Boven-Digoel in Nieuw-Guinea. Hier werden Indonesische nationalisten en communisten vanaf 1927 naartoe verbannen. Als werkverschaffing moesten de bannelingen vlinders vangen voor een Nederlandse verzamelaar. De geschiedenis van uiteenlopende Indonesische verzetshelden ontbreekt evenmin.
Enkele maanden geleden kwam de tentoonstelling in opspraak; er zouden geroofde kunstvoorwerpen uit het Nationale archief te zien zijn. Bij museale objecten die al zijn teruggegeven aan Indonesië, zoals een beeld uit de Singorasi-cultuur, is nu gekozen voor foto’s.
De bezoeker krijgt veel informatie voor de kiezen. Naast de objecten zelf zijn er thematische teksten op de wand, aanvullende bijschriften in de vitrine, een audiotour en videoboodschappen. Alsof dat niet genoeg is , heeft men er ook voor gekozen om simultaan nog een tweede expositie te maken. Boven de tentoonstelling zweven grote foto’s die aansluiten bij de thema’s, maar die qua esthethiek ook zouden passen in een Lonely Planet-reisgids. De expositie wil recht doen aan de geschiedenis van het land, maar ook een verhaal vertellen voor een breed publiek. Het gevolg is dat je wordt overstelpt met prikkels en informatie, de bakjes kruiden in een ‘bezinningsruimte’ aan het einde van de expositie ten spijt.
Lees ook de Indonesië-special
De vele perspectieven maken de tentoonstelling waardevol en geven aandacht aan een geschiedenis die broodnodig verteld moet worden, maar toch knaagt er iets. De tentoonstelling richt zich op de bezoeker met beperkte kennis van Indonesië, maar de thematische opzet zorgt dat je als bezoeker soms naar de rode draad moet zoeken en je verloren waant in het grote verhaal. Het gevolg is dat De Grote Indonesië-tentoonstelling eerder een lange collegereeks lijkt dan een verdiepende expositie.
Tweehonderd optredens in een jaar: hoe kom je als artiest eigenlijk aan zo’n aantal? Conny Bens van artiestenbureau BENZ Agency, actief in het volksfeestrepertoire, schetst een gemiddeld jaar van een veel optredende artiest. „Het begint met carnaval; dan kun je in een paar dagen tijd tien, vijftien optredens doen. Het is rustig, tót eind april: met Koningsnacht en Koningsdag. En als dan de zon weer opkomt – zoals wij dat altijd zeggen – komen de feestjes, de pleinen, de kermissen, de popfestivals, de zomerweken. Zo kunnen we een mooie route uitstippelen voor onze artiesten met drie, vier, vijf shows op een avond.” Nederland lijkt misschien een klein land, zegt hij, „maar er wordt werkelijk van-al-les georganiseerd.”
Niet alle muziekartiesten houden er zo’n planning op na. Allereerst is daar een praktische component: voor een band met instrumenten die uitgebreid moet opbouwen en soundchecken is het niet mogelijk meerdere shows op een avond te doen. Dat kunnen alleen dj’s of artiesten die optreden met een muziektape.
Bovendien is het artistiek of strategisch niet altijd gewenst om tweehonderd shows per jaar te doen. Zo laat concert- en festivalorganisator Mojo weten dat hun artiesten „om allerlei redenen” niet zo vaak optreden. Manager boekingen Arjo Klingens: „Onze artiesten hoeven niet zo nodig alleen maar te spelen. Zij zitten meer in een ritme van muziek schrijven, een album releasen, een tour. En na zo’n tour moet je bijkomen om weer nieuwe ideeën op te doen voor het volgende schrijfproces.”
Niet in dezelfde regio
Ook zet het fenomeen ‘regio-check’ soms een rem op het aantal optredens. Klingens: „Als een artiest de ene week op een festival in Dordrecht staat, wil de opdrachtgever niet dat hij twee weken later ook de headliner is op een festival in Zwijndrecht. Dus daar moet je soms een show voor laten gaan.”
Een overeenkomst tussen de veel optredende artiesten lijkt dat ze enerzijds naamsbekendheid genoeg hebben om op veel feesten en festival te worden geboekt, maar anderzijds niet à la Guus Meeuwis, Anouk of Armin van Buuren een Ahoy of Ziggo Dome uitverkopen. „Dat klopt, al gaat het niet altijd op”, zegt Conny Bens. „Mart Hoogkamer hoeft geen naam meer te maken, maar treedt toch meer dan tweehonderd keer per jaar op. Het is altijd een combinatie van factoren.”
Ik heb negen witte pakken waarin ik optreed; dat is genoeg om één weekend door te komen
Ook de fee die je voor een artiest betaalt, is een factor in hoe vaak hij of zij optreedt. Online zijn vooral bedragen te vinden voor Nederlandstalige solo-artiesten. Dat loopt uiteen van rond de 4.000 euro (Thomas Berge, John de Bever) met een tussenstop rond de 10.000 euro (Frans Bauer, Marco Schuitmaker), om op te klimmen tot 18.000 euro voor een half uurtje Jan Smit. Al is dat wel een omzetbedrag. Zoals Yves Berendse uitlegt: „Daar moeten nog de kosten vanaf, de afdracht voor de boeker, mijn management, geluidstechnicus en platenlabel. En dan komt de Belastingdienst natuurlijk ook nog langs.” De grotere artiesten treden op voor een bedrag ‘op aanvraag’.
Vooral mannen
Een laatste opvallende overeenkomst is dat de veeloptreders vooral mannen zijn. Zangeres Monique Smit hoorde altijd dat dit een commerciële wens was van de feestorganisatoren die de tent vol willen krijgen. Smit: „Met een man op het podium, komen er vrouwen binnen en dáár komen weer mannen op af. Terwijl een vrouw op het podium vrouwen juist wegjaagt, omdat ze het niet fijn vinden als een andere vrouw aandacht krijgt. Dat is niet mijn mening, hè? Maar zo werd het mij altijd verteld.”
Ondertussen is Smit goed voor 220 optredens per jaar, al zeventien jaar lang. En ze heeft nog nooit gemerkt dat vrouwen de zaal uitlopen. „Ik heb een publiek van 0 tot 100 zeg ik altijd. Mannen, vrouwen, kinderen, families. En iedereen gaat uit z’n dak.”
Vanmorgen tijdens het aankleden van B. besefte ik opnieuw hoezeer dat zorgen voor haar een last, maar toch ook een lust is. Ik schrijf het soms toe aan haar blik, waarmee ze me altijd bemoedigend toelacht terwijl ik met haar in de weer ben. Maar ik vraag me vaak af hoe ze dat doet, dat positief zijn terwijl haar leven bij beetjes uit elkaar brokkelt.
De eerste keren dat ik haar op mijn rug een trap op droeg bijvoorbeeld, bedachten we ons hoe vernederend dat moest zijn voor de ander, totdat we beseften dat het kraken van mijn rug, en het machteloos achterop bungelen van haar lijf toch ook bijzonder aangenaam was. We houden elkaar in balans.
Dat vleien en verstrengelen, haar mond op fluisterafstand van mijn oor, dat laveloos overgeven van haar lijf op dat van mij: goddelijk. Wie daaraan twijfelt moet zijn liefje even een poosje op en neer door de gang dragen, ongeacht de kilo’s: uitputtend, maar oergezellig, en goed voor de lol.
Wat je ervoor nodig hebt is, behalve een rug van staal, een ijzeren gemoed. B. ploft vaak op mij neer voor ik er goed en wel klaar voor ben. Ik pers mijzelf dan omhoog met de kracht van een tweedehands vorkheftruck terwijl mijn lading ligt te schudden van het lachen. Perslucht wakkert de lachspier aan, zo weten we inmiddels.
Als ik haar aankleed, hemd over hoofd, broek over kont, sokken over voeten, en me telkens weer verbaas over het gewicht van haar willoze benen, haar met stomheid geslagen voeten, die me blijven aanstaren en zeggen ‘doe het zelf maar’, en haar bolle buik die me uitdagend toelacht, zet zij, balancerend op de duistere krachten van die werkloze benen, zonder uitzondering iedere ochtend weer haar duim in mijn strot, ter hoogte van mijn adamsappel en slikspier. Die staat daar stevig, want mijn nek ligt voor het grijpen, maar veel kan ik dan niet uitbrengen, omdat ik gevangen zit tussen haar balans en mijn blokkade.
Natuurlijk zou ik haar van me af moeten slaan, happend naar lucht, maar ik doe het niet omdat het van die dragelijke pijn is die me een lol doet. Net als de trap op mijn achterste van mijn jeugdliefde bij overlopertje spelen op het schoolplein, in de derde van de lagere. Staan we weer oog in oog, B. en ik, wanneer zij aangekleed en al neerzijgt in haar rolstoel, en ik haar restjes kleding gladstrijk, dan werpt ze me die bekende blik toe.
Niet dat ik Moeder Theresa ben hè. Geenszins. Ook niet Pleegzuster Bloedwijn. Mijn zorg heeft ook grenzen. Want er zijn genoeg dagen dat ik er geen zin in heb. Een paar jaar geleden mocht ze het dan uitzoeken (B. zou dan verwijtend zeggen ‘ik wil je hulp ook helemaal niet’) maar tegenwoordig stappen we dan grommelend over elkaars schaduw heen. Zij wat minder soepel dan ik. Ik wat nukkiger dan zij.
Een 58-jarige bokslegende en een 27-jarige youtuber komen op elkaar af. Strakke gezichten, intens oogcontact. Dan stapt de youtuber op de voet van de bokslegende. De bokslegende veert op en geeft de youtuber een klap in zijn gezicht. Iemand springt tussen de mannen in. De youtuber blijft stevig op zijn benen staan. Geen van beiden draagt een shirt.
„Mike Tyson, ik vond het een schattige klap, maatje”, zegt Jake Paul vlak na het incident, ogenschijnlijk gelaten. Hij vervolgt: „Maar morgen sla ik je fucking knock-out.” Dan, met stemverheffing: „Ik sla hem verrot! Hij slaat als een bitch. Nu is het persoonlijk.” Paul grijpt nu met beide handen de microfoon vast en schreeuwt: „Hij moet DOOOOOOD!”
Betere reclame had Netflix zich niet kunnen wensen voor het duel waar boksliefhebbers al maandenlang naar uitkijken. De beelden gingen vrijdag viraal — vrijwel iedereen vindt er wel iets van. In de nacht van vrijdag op zaterdag (02.00 uur Nederlandse tijd) begint het gevecht.
Ruim 282 miljoen Netflix-abonnees kunnen het spectaculaire gevecht zonder additionele kosten live volgen. Daarmee is het niet alleen een belangrijk weegmoment voor de puberale internetster die plotseling serieus ging boksen (en die velen liever vandaag dan morgen knock-out zien gaan) en voor de gepensioneerde bokskampioen met zijn kwistige leefstijl – seks, drank en cannabis – die zijn reputatie op het spel zet.
Onontgonnen terrein
Streamingdienst Netflix waagt zich met de live-uitzending namelijk op een relatief onontgonnen terrein met een enorm groeipotentieel. Het bedrijf hoopt dat de grootste live-sportuitzending sinds de oprichting in 1997 zonder technische problemen verloopt.
In een medialandschap waarin lineaire televisie sterk aan populariteit inboet, blijven sportevenementen volle zalen trekken. Technologiebedrijven spelen daarop in: Amazon sloot in 2021 een miljardendeal met de Amerikaanse National Football League (NFL), HBO verwierf de uitzendrechten voor de Olympische Spelen afgelopen zomer.
Met het gevecht tussen Jake Paul en Mike Tyson heeft Netflix alles in huis gehaald om een kijkcijferkanon te produceren. Het Amerikaanse bedrijf verwacht ongeveer 300 miljoen kijkers wereldwijd. Zij kunnen de uitzending volgen in het Engels, Spaans, Braziliaans Portugees, Frans en in het Duits.
Internetster
Het gevecht slaat een brug tussen twee generaties hypermasculiene mannen. Aan de ene kant staat een jongere generatie die opgroeide met de video’s van Jake Paul en zijn eveneens populaire broer Logan Paul, eerst op videoplatform Vine en daarna op YouTube. Daar heeft Jake Paul bijna 21 miljoen abonnees, aan wie hij zijn dure huizen, sportauto’s en Nederlandse vriendin, langebaanschaatser Jutta Leerdam, laat zien.
‘Iron Mike’ verwierf tussen 1985 en 2005 internationale bekendheid als de onverschrokken vechter met zijn dodelijke combinaties. Hij is driemalig wereldkampioen. Vijftig zeges, waarvan 44 knock-outs, met daartegenover slechts zes verliespartijen, leverden hem de koosnaam ‘De gevaarlijkste man op de planeet’ op – een imago dat hij bekrachtigde toen hij in 2003 zijn iconische gezichtstatoeage liet zetten.
Die felbevochten reputatie zet Tyson nu op het spel, maar daar staat naar verluidt wel bijna 19 miljoen dollar tegenover. Paul zegt dat hij vooral eindelijk serieus genomen wil worden als bokser. Zijn fysieke transformatie sinds zijn professionele debuut in 2020 is indrukwekkend. De vraag is of winst tegen een 58-jarige man, die het gevecht in de zomer nog moest uitstellen vanwege maagklachten, hem het gewenste respect oplevert. Hij houdt hoe dan ook 38 miljoen euro over aan het gevecht.