Als de uitslag van de Poolse verkiezingen ons iets leert, is het dit: het verval van de democratie waar zoveel mensen in Europa bang voor zijn, is niet onvermijdelijk.
Op een conferentie in Praag, maandag, waar veel Midden- en Oost-Europese politici, analisten en beleidsmakers rondliepen, maakten sommigen zich vrolijk over het feit dat de Poolse regeringspartij PiS nu „waarschijnlijk bezig is om zoveel mogelijk documenten en bewijsmateriaal door de shredder te halen”, om sporen uit te wissen van machtsmisbruik en het uithollen van democratische instituties. In de wandelgangen was de opluchting over het einde van de PiS-heerschappij bijna tastbaar. Alsof iemand ineens de ramen open had gezet. Velen beaamden dat ze pessimistisch waren geweest. Dat ze hadden gedacht dat Donald Tusk het niet zou halen. Hij was „yesterday’s man”. De PiS had Tusk als verrader afgeschilderd en burgers voordeeltjes beloofd in ruil voor stemmen. En glijdt de hele regio niet af naar autocratie? Kijk naar Hongarije. Kijk naar Slowakije, waar de corrupte populist Robert Fico laatst de verkiezingen won.
Allemaal waar. Maar de nuchtere constatering is wel: we zijn behoorlijk defaitistisch in Europa. We overschatten het appeal van antidemocratische partijen en politici, en onderschatten de slagkracht van democratische partijen en politici. We nemen gevoeglijk aan dat kiezers in tijden waarin het wat minder gaat extra vatbaar zijn voor extremistische, antidemocratische retoriek. En dat dit kan leiden tot democratisch verval. Maar dat hoeft helemaal niet. Zeker niet als àndere partijen en politici stug in het midden blijven en de democratie verdedigen. Lees Ordinary People in Extraordinary Times van de Amerikaanse politicologe Nancy Bermeo, verbonden aan de universiteit van Oxford. Dit boek, uit 2003, is een fascinerende studie van bijna twintig democratieën aan het eind van de twintigste eeuw. Haar conclusie: de meeste mensen zijn helemaal niet vatbaar voor antidemocratisch gedachtengoed. Ook niet tijdens economische crises of periodes van politieke instabiliteit en onzekerheid.
Gewone burgers stemmen op populisten met radicale oplossingen omdat ze een beter leven willen, schrijft Bermeo, niet omdat ze van de democratie af willen. Dat antidemocratische partijen soms toch verkiezingen winnen, komt vooral door iets anders: de afwezigheid van democratische partijen en politici met „distancing capacity”. Daarmee bedoelt ze partijen die antidemocratisch gedrag of geweld afwijzen en politiek extremisme veroordelen. In haar ogen zijn gewone burgers meer trouw aan de democratie dan velen weleens denken.
Polen illustreert dit. De PiS kwam niet aan de macht omdat zij beloofde de democratie een kopje kleiner te maken en burgers die dat een goed idee vonden vervolgens op die partij stemden. Nee, de partij propageerde een conservatief gedachtengoed dat kiezers aansprak – bij gebrek aan een beter alternatief. Het beknotten van het justitieapparaat en de media, en het doorvoeren van voor de PiS gunstige veranderingen in het kiesstelsel begonnen (net als in Hongarije) pas toen de partij aan de macht was. Kiezers tolereerden dat een tijdlang, niet omdat ze antidemocratisch zijn, maar omdat ze andere dingen belangrijker vonden èn omdat andere partijen bereid waren met de PiS in coalities te stappen.
Dat is gestopt: burgers vinden dat het te ver is gegaan, en andere partijen geven de PiS meer tegenwind. De PiS blijft de grootste, maar vindt geen coalitiegenoot meer om de meerderheid te houden. Het allerbelangrijkste is dat de oppositie er eindelijk weer in geslaagd is om unisono het verhaal van het politieke democratische midden te laten resoneren. Als dit niet was gebeurd, hadden ze het politieke momentum (denk aan die shredder) niet naar hun kant kunnen halen.
Ook in Nederland komen er verkiezingen. Omdat de belangrijkste partijen min of meer in het politieke midden willen blijven, ligt de discussie vooral dáár. Tussen hen. Je hoort de extremistische flanken daardoor veel minder. Zo veerkrachtig is de democratie.