Laat ons eerlijk blijven. Iedere band ter wereld maakt de beste platen altijd aan het begin van zijn carrière. En daarna? Vervolgens blijft alles min of meer hetzelfde, maar wordt het toch télkens íetsje minder; zie The Beatles, Black Sabbath, Led Zeppelin, Ramones… en eigenlijk de gehele rockgeschiedenis.
En ja, dat geldt dus óók voor – zelfs – de Rolling Stones.
Toch doen ze op hun vierentwintigste studioalbum hun stinkende best om de hete adem van hun eigen nalatenschap voor te blijven. Hackney Diamonds, dat vrijdag verschijnt, is vernoemd naar het glasgerinkel in Hackney, de ruige buitenwijk van Londen, waar het geluid van ingegooide ruiten even alledaags is als de kakofonie van toeterende automobilisten en het snerpend gekraak van verse blikschade.
Op hun eerste plaat met nieuw materiaal in achttien (18!) jaar klinken de Stones even rauw en ongedurig als in hun gloriedagen. Mick Jagger is in ongekende topvorm. Als een bronstige puber die ieder mogelijk meisje (>50) lijkt te willen veroveren, scheurt hij zijn ziel aan stukken. Schreeuwend, vloekend en tierend (nimmer bezigde hij het F-word vaker), kreunend en steunend gaat hij tekeer: „Now I’m too young for dying and too old to lose”, zingt hij met de blinde bezieling van een onnozele hemelbestormer in de hartstochtelijke, met Hammondorgels ronkende soulballad ‘Depending On You’.
Bekend klinkt het wel, want hoe je het ook wendt of keert: het nummer is een echo van de Stones-klassieker ‘You Can’t Always Get What You Want’ (1969). Lastig, want veel vaker lijkt het oude oeuvre de Stones in de weg te zitten. Ook in ‘Driving Me Too Hard’ echoot het verleden te nadrukkelijk door: het intro is exact hetzelfde als het iconische begin van ‘Tumbling Dice’ (1972), het refrein lijkt dan weer sprekend op dat van ‘Waiting On a Friend’ (1981).
Lees ook
Sommige Stones lijken het eeuwige leven te hebben, maar Keith is er wel klaar mee
Discovibe
Nog erger wordt het in ‘Mess It Up’: dat heeft weliswaar dezelfde disco-vibe als ‘Miss You’ (1978), maar 45 jaar na dato klinken boogiënde bejaarden die met gedateerde funkgitaren nog proberen mee te liften op de vergane glorie van een vergeten hype nogal hopeloos. Dat het uitgerekend een van de twee nummers is waarop de in 2012 overleden drummer Charlie Watts nog is te horen (samen met ‘Live By The Sword’, waarop ook de dertig jaar geleden afgezwaaide bassist Bill Wyman klinkt), maakt het extra pijnlijk. En hoe sympathiek ook: de eerste single ‘Angry’ is toch een soort light-versie van het glorieuze ‘Start Me Up’ (1981), de ultieme aftrap waarmee de Stones decennialang ontelbare stadions in lichterlaaie hebben gezet.
Lees ook
De Stones zijn nog even boos als vroeger (en Mick Jagger wil seks)
Als er één ding is dat Hackney Diamonds typeert, dan is dat de ongepolijste spelvreugde. Uit songtitels als ‘Live By the Sword’ en ‘Bite My Head Off’ blijkt die enorme gretigheid: het zijn strijdkreten waarmee de band van de daken wil schreeuwen dat tachtig het nieuwe achttien is.
Lady Gaga
In de zinderende hoogmis ‘Sweet Sound of Heaven’ komt al het goede van zestig jaar Stones samen. Keith Richards mag dan worden gekweld door artritis in zijn kromme vingers, met zijn maatje Ron Wood weet hij als vanouds tweestemmige partijen in elkaar te weven. Met legende Stevie Wonder achter de piano en popdiva Lady Gaga als galmende gospelzangeres ontstaat een spontaan en jubelend studiofeest, en als het nummer dreigt te eindigen begint iedereen gewoon opnieuw.
In die momenten hoor je een stel jonge honden die gewoon, voor de leut, een plaat hebben gemaakt omdat ze daar nu eenmaal zin in hadden. SPE-LEN!
Uiteindelijk balanceer je als Stones-fan tussen twee uitersten. Zie je de band als de ultieme hoeders van de rock-’n-roll van wie je keer op keer de zoveelste nieuwe klassieker (‘Gimme Shelter’, ‘Jumping Jack Flash, ‘Satisfaction’) verwacht? Of ben je sowieso trots op hun heldendaden en is alles wat nu nog volgt – de band hintte zelfs op een wereldtournee – mooi meegenomen?