Vlucht uit Gaza-Stad: ‘Ik staar urenlang naar de gezichtjes van mijn zonen, terwijl zij ’s nachts huilen onder de bommen’

Evacuatie Noord-Gaza (39), directeur van een Palestijns netwerk van culturele ngo’s en vader van drie jonge zonen, zag vrijdag in de zuidelijke stad Khan Younis hoe een mensenstroom van ontheemden vanuit Noord-Gaza arriveerde. Eerder ontkwam hij met zijn gezin ternauwernood aan een bombardement. Hieronder doet hij zijn verhaal.
Een lange rij voor een bakkerij in Khan Younis, in het zuiden van Gaza. Er zijn tekorten aan eten, water, brandstof en elektriciteit. Tienduizenden Gazanen zijn uit het noorden van de Gazastrook naar Khan Younis gevlucht na een Israëlische oproep daartoe.
Een lange rij voor een bakkerij in Khan Younis, in het zuiden van Gaza. Er zijn tekorten aan eten, water, brandstof en elektriciteit. Tienduizenden Gazanen zijn uit het noorden van de Gazastrook naar Khan Younis gevlucht na een Israëlische oproep daartoe. Foto Mohammed Salem/Reuters

Na een slapeloze nacht brak hij dan aan, die loodzware vrijdag van ‘evacuatie’. Ik had geen oog dichtgedaan, omdat ik ’s nachts rond twee uur het gerucht had opgevangen dat Israël de bewoners van Noord-Gaza en van Gaza-Stad zou oproepen om naar het zuiden van de Gazastrook te ‘evacueren’, waar ik toen al met mijn gezin verbleef. Dat het gerucht klopte, werd me duidelijk toen VN-personeel werd gevraagd naar het zuiden te trekken. Als een gek ben ik toen naar vrienden en kennissen berichten gaan sturen dat zij ook als de bliksem moesten vertrekken.

Normaal woon ik ook in Gaza-Stad, met mijn vrouw Safa en onze drie zoontjes Ali (13), Karam (10) en Adam (5). Maar maandag al besloten we om naar de zuidelijke stad Khan Younis te rijden, waar mijn ouders, broers en zussen wonen. Hun huizen liggen in een vluchtelingenkamp, waar vrijdag de hele dag lang massa’s ontheemden uit het noorden van de Gazastrook zijn binnengestroomd.

Lees hier over de ervaringen van Fadi Abu Shammala van afgelopen weekend: Ooggetuigen staan doodsangsten uit, ‘maar de eerste nacht hebben we alvast overleefd’

Er was geen enkele vorm van gecoördineerde hulp. Daarom hebben we zelf de handen uit de mouwen gestoken en hielp ik ook waar dat kon. Ik stapte in de auto en ben hen tegemoet gereden, in Centraal-Gaza, en zag er uitgeputte families langs de kant van de weg liggen, op zoek naar wat rust. Vaders met twee, drie kinderen op de arm en in de nek, die daarnaast een rugzak met wat noodspullen meezeulden. Velen liepen te voet, vanuit Gaza-Stad, naar het zuiden. Omdat de brandstof voor de auto schaars is, of omdat ze geen vervoersmiddel hebben.

Natuurlijk nam ik wel enkele mensen mee met mijn auto, maar het was telkens weer een druppel op een hete plaat. En terwijl al die mensen vluchtten, stopte Israël ook vrijdag niet met bombarderen, ten oosten van Khan Younis.

Raketaanval

Israël roept op tot ‘evacuatie’, maar het is een uitdrijving. We vrezen dat ze een etnische zuivering van plan zijn. Inwoners uit het noorden van de Gazastrook komen terecht in een al overbevolkt deel van Gaza, ze kunnen nergens heen. Ik ben druk in de weer om via familie en kennissen extra slaapplekken te zoeken voor de ontheemden. Maar Khan Younis heeft de capaciteit niet om honderdduizenden extra ontheemden op te vangen.

Kinderen slapen in een school van de Verenigde Naties in het vluchtelingenkamp Rafah, aan de grens tussen Gaza en Egypte, die potdicht zit voor Palestijnen die het geweld willen ontvluchten.
Foto Mohamed Abed/AFP

De enige grensovergang die Israël niet controleert, is Rafah, en die zit nu ook potdicht. Dinsdag had ik nog het geluk gehad om toestemming te krijgen om mijn vrouw en kinderen via die weg te laten evacueren naar Egypte. Maar toen we dinsdagochtend wachtten totdat hun namen werden geregistreerd, voerde Israël een luchtaanval uit met een raket, honderd meter van waar wij zaten.

Mijn zonen zetten het luidkeels op een krijsen en huilen, en in de chaos die daarop ontstond, graaiden Safa en ik hen vast om hen in de menigte niet kwijt te raken. We haastten ons terug naar de auto, en scheurden terug naar mijn ouders in Khan Younis.

Geen genade

Hier in het zuiden heerst angst. Niet alleen voor de bommen, ook voor het gebrek aan water, voedsel, brandstof en elektriciteit. Uit de kraan komt geen druppel water meer en de rijen bij de bakker en de supermarkt zijn tragisch lang. In de winkels worden de schappen steeds leger, en wat op is, is op. Het wordt niet aangevuld met vers voedsel, want de grens zit dicht. De boodschap van Israël is heel duidelijk: geen genade.

Een gewond meisje wordt zaterdag weggedragen na een Israëlische beschieting in Khan Younis.
Yasser Qudih/Reuters

De voedselvoorraad die ik samen met mijn broer heb aangelegd slinkt, want we hebben vrijdag eten uitgedeeld aan de ontheemden uit Noord-Gaza. Zij leken het nog harder nodig te hebben dan wij.

Ook de stroom is afgesloten, maar we zijn vindingrijk. Dat hebben we tijdens al die voorgaande oorlogen en escalaties van geweld geleerd. Op het dak van het flatgebouw van mijn ouders liggen zonnepanelen, en met die elektriciteit laden we beurtelings onze batterijen. Tot ongeveer 30 procent, en dan laad je niet meer, want je gunt ook wat stroom aan de buren. Zo heb ik toch enkele uren per dag wat elektriciteit en internet. Voorlopig nog, want de Israëlische minister van communicatie heeft gezworen dat hij vanaf zaterdag ook het internet lam legt. Als dat gebeurt, dan worden wij echt helemaal onzichtbaar voor de rest van de wereld.

Baba, papa, als Israël ons écht moet bombarderen, kunnen ze dat dan alsjeblieft kleinere, minder luide bommen gebruiken?

Maar wij zíjn hier wel. De Israëlische minister van Defensie noemt ons ‘menselijke beesten’, maar wij zijn ook burgers, net zozeer als de Israëlische burgers die zo hard zijn getroffen. Ik besef ten volle dat de pijn van een Israëlische vader die rouwt om zijn kind precies dezelfde is als die van een Palestijn die een kind verloor. Beseft Israël ook dat de Gazastrook 2,2 miljoen inwoners telt, en dat wij eveneens vaders, moeders, grootouders en kinderen zijn?

Lees ook over hoe het leven in Gaza is: ‘Er staat ons in Gaza nog iets gruwelijks te wachten’

Ali, onze oudste zoon, houdt van muziek en is een getalenteerde danser. Hij is dol op dabke, de traditionele Palestijnse dans. Karam is dan weer een dromerige jongen. En een smulpaap, die ontzettend graag in de keuken vertoeft. En onze jongste, Adam, was aan het begin van deze week nog vooral verzonken in zijn videospelletjes. Maar gisteren vroeg hij plots: ‘Baba, papa, als Israël ons écht moet bombarderen, kunnen ze dat dan alsjeblieft kleinere, minder luide bommen gebruiken?’ Adam is vijf jaar.

Ali, nauwelijks dertien, maakt nu al zijn vierde oorlog mee. Als kleuter kende hij al het verschil tussen een F-16-vliegtuig en een F-22. Opgroeiende kinderen in Gaza raken gewend aan alles. Aan F-16’s, F-22’s, helikopters, drones, aan beschietingen, raketinslagen en ontploffingen. Ze groeien op tot wapenexperts, terwijl ik hen zo graag de luxe zou toewensen om alleen maar met mooie dingen bezig te zijn. Welke toekomst kan ik mijn zonen bieden? Kan Israël mij vertellen hoe mijn vrouw en ik vermijden dat zij boos opgroeien, en op een dag niet langer geïnteresseerd zijn in dans en muziek, of lekker eten?

Bij eerdere oorlogen stelde ik mezelf al de vraag: is het verantwoord om in dit stukje van de wereld een gezin te stichten? Ik staar urenlang naar de gezichtjes van mijn zonen, terwijl zij ’s nachts schreeuwen en huilen onder de bommen. Ik leg hun gezichten vast in mijn geheugen, met het voornemen die nooit meer te vergeten. Omdat niemand kan voorspellen wat morgen brengt.

Opgetekend door Ine Roox