N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het moet rond vier uur zijn geweest die nacht in 1990 in Kabul. We logeerden bij mijn tante in haar appartement op de vierde verdieping. De woontorens van Macroyan Kohna waren gebouwd door de Sovjets als bewijs dat de middenklasse ook van moderniteit kon genieten. Het waren stabiele robuuste flats. Ik was 6 of 7 jaar. Ik lag te slapen toen ik gewiebel voelde. Mijn tante rende als eerste in paniek naar beneden. Zij was als de dood voor aardbevingen. Daarna volgden wij, rennend over de trappen terwijl andere bewoners net hun deuren openden om zich ook uit de voeten te maken. Eenmaal buiten voelden we hoe de grond onder onze voeten bewoog. We keken angstig toe hoe het flatgebouw heen en weer schoof. Op dat moment schreeuwde mijn tante dat ze mijn nichtje van twee in het appartement was vergeten. Nog meer paniek. Een van de volwassenen haalde mijn nichtje alsnog op. We bleven buiten totdat de aarde niet meer schudde.
De aardbeving in Afghanistan afgelopen zaterdag bracht deze herinnering naar boven. De kracht van de beving was 6,4 – vergelijkbaar met die van ons. Wij bleven in leven, maar in de recente beving verloren ruim 2.400 mensen hun leven. De beving van zaterdag verwoestte bijna tweeduizend huizen in twintig dorpen in Zindajan, een plattelandsdistrict op ongeveer 40 kilometer van de stad Herat.
Wegens het gebrek aan materiaal zochten mensen met hun blote handen naar hun familieleden onder het puin. Nazorg, medicijnen en basisvoorzieningen ontbreken op grote schaal. Gelukkig zijn Afghaanse Nederlanders met allerlei hulpacties gestart, waaronder de stichtingen Omid, Abadi en Hart voor Afghanistan. Maar de wereldwijde reactie op de beving, inclusief die van de Nederlandse regering, verloopt traag. Waarom is er geen aandacht meer voor Afghanistan?
Pricipiële keuze
De afgelopen twee jaar waren landen huiverig voor rechtstreekse contacten met de Taliban-regering. Recentelijk is de aandacht bovendien verschoven naar het geweld tussen Israël en de Palestijnen. Hiervoor was er ook al weinig oog voor Afghanistan, want alle aandacht was gericht op de crisis in Oekraïne. Sinds de machtsovername door de Taliban hebben veel internationale hulporganisaties hun activiteiten in Afghanistan teruggeschroefd. Slechts een handvol landen hebben diplomatieke banden, waaronder China. Afgelopen maand verwelkomden de Taliban de nieuwe Chinese ambassadeur. Het is de eerste keer sinds de machtsovername dat een ambassadeur in Kabul ontvangen wordt. De Taliban hopen dat ook andere landen nu betrekkingen met hen zullen aanknopen. Maar de internationale gemeenschap weigert. En dit heeft consequenties.
De principiële keuze om de Taliban te isoleren, raakt uiteindelijk niet de Taliban maar de gewone mensen. De VN verklaarden laatst dat humanitaire hulp aan Afghanistan ernstig achterblijft, omdat donoren zich afkeren. Steeds meer Afghanen gaan met honger naar bed. Volgens de VN leent 84 procent van de huishoudens geld om voedsel te kopen. Afgelopen maand heeft bovendien het Wereldvoedselprogramma wegens financiële problemen de voedseldistributie in Afghanistan stopgezet. Dit betekent concreet dat voor de derde keer op een rij een deel van de Afghaanse bevolking de winter niet gaat overleven. Deze impasse heeft desastreuze gevolgen voor gewone Afghanen.
Lees ook: Een jaar na de val van Kabul: ‘Mijn land is onherkenbaar, dramatisch veranderd’
Vrouwenrechten als onderhandelingstroef
En dan hebben we het niet over de ingevoerde genderapartheid. De Taliban hebben vijftig decreten uitgevaardigd, bijvoorbeeld om vrouwen te verbannen uit het onderwijs en openbare parken, en om vrouwensportscholen en schoonheidssalons te sluiten. Ook zijn er steeds meer berichten over toename van het aantal zelfmoorden onder vrouwen en worden vrouwelijke (en mannelijke) activisten opgepakt. Was iedereen in het begin verontrust door toenemende onderdrukking van Afghaanse vrouwen en meisjes, inmiddels lijkt iedereen te hebben geaccepteerd ‘dat dat nou eenmaal hun lot is’. En dat is ernstig. Hoe lang gaat deze afzondering nog duren en ten koste van hoeveel miljoenen Afghaanse mannen, vrouwen en kinderen moet deze nog gaan?
Na de val van Kabul twee jaar geleden schreef ik in Het Parool dat we met de Taliban in gesprek moeten blijven. Als de internationale gemeenschap het land isoleert, gaat dat ten koste van mensenrechten. Dat zien we nu gebeuren. Niettemin is er een sprankje hoop. Onder de Taliban zijn steeds meer tekenen van frictie. Zo staan er tegenover conservatieve kopstukken progressieve leiders die geen voorstander zijn van de genderapartheid. En we weten wat de Taliban willen: formeel erkend worden. Hier doen ze alles voor. Ze willen onderdeel zijn van de wereldpolitiek. De enige manier om dat voor elkaar te krijgen, is een repressief mensenrechtenbeleid in te voeren. Op die manier kunnen ze van vrouwenrechten dé onderhandelingstroef maken. Hebben we dat nog niet door?
Waarom is er niet meer aandacht voor Afghanistan?
Dit geeft de internationale gemeenschap munitie. Voorwaarde voor een dialoog met de Taliban kan zijn dat ze een aantal beperkingen voor vrouwen opheffen. Dit is de enige manier om invloed uit te oefenen en veranderingen teweeg te brengen – hoe controversieel ook. Of deze tactiek zal werken, zal de tijd moeten uitwijzen. Maar nietsdoen en je handen er volledig vanaf trekken heeft in ieder geval averechts gewerkt. Er zijn geen snelle of gemakkelijke oplossingen, maar we moeten Afghanen behoeden voor nog een oorlog, nog meer dood en verderf, nog meer lijden en nog meer honger en armoede. Gesprekken voeren is niet hetzelfde als het regime volledige staatserkenning geven. We moeten op zoek gaan naar een gemeenschappelijke menselijke basis. Uiteindelijk is dialoog de enige weg vooruit. Voor de Afghanen.