N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Oorlogsrecht Israël heeft de inwoners van Noord-Gaza opgeroepen om naar het zuiden te trekken, vooruitlopend op een mogelijke aanval op het gebied. Is dat juridisch aanvaardbaar? „Ik heb er mijn vraagtekens bij of die burgers veilig zijn”, zegt hoogleraar militair recht Marten Zwanenburg.
Laat er geen misverstand over bestaan, zegt Marten Zwanenburg: de aanval van Hamas op Israëlische burgers is een overduidelijke schending van het internationaal recht. Het is begrijpelijk dat Israël daar iets tegenin wil brengen. „Alleen: als de vijand zich niet aan de regels houdt, ontslaat dat jou niet van de plicht om je er zelf wél aan te houden.”
Zwanenburg is hoogleraar militair recht, in het bijzonder recht tijdens militaire operaties, aan de Universiteit van Amsterdam en de Nederlandse Defensie Academie. Vrijdagochtend werd hij, net als de rest van de wereld, wakker met de oproep van Israël aan ruim een miljoen burgers in het noorden van Gaza om naar het zuiden van de landstrook te vluchten. De Verenigde Naties maken zich zorgen over de verwoestende humanitaire gevolgen van deze oproep en riepen Israël op om het bevel in te trekken, wat weer op Israëlisch onbegrip stuitte.
Is Israël gebonden aan het oorlogsrecht?
Marten Zwanenburg: „Ja. Israël is partij bij diverse oorlogsrechtverdragen. Daarnaast is er het gewoonterecht, dat mede dicteert hoe staten zich moeten gedragen. Er zijn ook verdragen waar Israël geen partij bij is, bijvoorbeeld het Eerste Aanvullend Protocol bij de Conventies van Genève, uit 1977. Dat gaat over de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten. Maar vanwege het gewoonterecht dient Israël zich toch aan een aantal basisprincipes te houden.”
Welke basisprincipes identificeert u?
„Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het onderscheid tussen militaire doelen en burgers: je mag alleen militaire doelen aanvallen. Dan is er de proportionaliteit: als je burgerslachtoffers verwacht te maken terwijl je een militair doelwit aanvalt, moet die nevenschade proportioneel zijn ten opzichte van het verwachte militaire voordeel dat je behaalt. En ten derde is er de verplichting om voorzorgsmaatregelen te nemen, zoals het waarschuwen van burgers dat er een aanval aan zit te komen.”
Heeft Israël met de oproep om naar het zuiden te trekken niet juist volgens dat voorzorgsprincipe gehandeld?
„Je kunt je afvragen of deze oproep aan de vereisten voldoet. Natuurlijk, het is een waarschuwing, maar zo’n waarschuwing moet ook effectief zijn. Kunnen de burgers in kwestie ergens naartoe? Is de gewenste verplaatsing realistisch? En zijn ze na de verplaatsing wél veilig? Ik heb daar grote vraagtekens bij.”
Lees ook: ‘Er staat ons in Gaza nog iets gruwelijks te wachten’
Aanvankelijk klonk via de Verenigde Naties door dat de inwoners van Noord-Gaza slechts 24 uur zouden hebben voor de evacuatie. Vrijdagmiddag zei een woordvoerder van het Israëlische leger te begrijpen dat een evacuatie van meer dan een miljoen mensen „langer dan 24 uur” vraagt. Hamas roept de inwoners van Noord-Gaza op om te blijven waar ze zijn. De Israëlische oproep beschouwt de groepering als „psychologische oorlogsvoering”.
Mag het überhaupt, een burgerbevolking verplaatsen?
„Nee, tenzij het voor hun eigen veiligheid is, of als het militair noodzakelijk is. Het verbod op gedwongen verplaatsing moet je breed zien. Iedereen die tegen zijn eigen zin zijn huis moet verlaten valt hieronder. De vraag is hier dus: is deze evacuatie militair noodzakelijk? Is het voor de eigen veiligheid van de burgers? Of is het voor Israël vooral een manier om speelruimte te creëren om Hamas aan te vallen?”
Heeft Israël ook de verantwoordelijkheid voor de geëvacueerden na hun vlucht?
„Ja. Een staat die een verplaatsing van burgers veroorzaakt, heeft ook een zekere verantwoordelijkheid voor goede opvang. Daarbij volstaat het niet om te zeggen dat ze maar naar het zuiden moeten trekken. Volgens hulporganisaties zit het daar al vol, en is er bijvoorbeeld geen stroom in de ziekenhuizen. Het is niet realistisch dat de Israëlische oproep aan deze verantwoordelijkheid tegemoetkomt.”
Eerder deze week zette Israël de toevoer van brandstof, voedsel, water, medicijnen en elektriciteit naar de Gazastrook stop. Was dat in overeenstemming met het internationaal recht?
„Voor de beantwoording van die vraag moet je eerst vaststellen of Israël de bezettende macht is in Gaza. Zelf vindt het van niet: in 2005 heeft Israël zich immers met burgers en militairen uit de strook teruggetrokken. Maar volgens de Verenigde Naties, en ik ben ertoe geneigd om dit standpunt ook aan te hangen, is er juridisch nog altijd sprake van een bezetting, omdat Israël samen met Egypte de volledige controle uitoefent over wat Gaza in- en uitgaat.
„Als Israël de bezettende macht is, dan is het ook verantwoordelijk voor de basisbehoeften van de inwoners van Gaza. Los van de vraag of Israël de Gazastrook bezet, heeft het sowieso de verplichting om hulp door onafhankelijke hulporganisaties door te laten. Die hulpgoederen mogen ze controleren, bijvoorbeeld of ze niet bij Hamas-strijders terechtkomen. Maar zeker als Israël zelf geen voedsel meer doorlaat, is het verplicht om organisaties als het Rode Kruis die hulp te laten geven.”
Israël zal zeggen: wat mogen we dan nog wel? We moeten toch iets doen om de partij aan te vallen die zo gruwelijk onze burgers afgeslacht heeft?
„Je mag burgerslachtoffers maken, als het maar proportioneel is. Het is heel lastig om te vechten in verstedelijkt gebied, dat snap ik ook. Maar het gaat hier nu eenmaal om regels die we met elkaar hebben afgesproken.”
Is het een terecht verwijt van Israël aan Hamas, dat het burgers als menselijk schild inzet?
„Ook dat is in strijd met het internationaal recht, zeker. De verdedigende partij, in het geval van een Israëlische aanval op Gaza is dat Hamas, heeft de verplichting om haar eigen burgerbevolking tegen de gevolgen van die aanval te beschermen. Als Hamas dat verzuimt, dan is dat laakbaar. Maar het is geen excuus voor Israël om zich niet aan de regels te houden.”