De wereldwijde vraag naar windmolens slaat gaten in het Ecuadoriaanse regenwoud

Balsahout De mondiale energietransitie wordt tot diep in het Ecuadoriaanse regenwoud gevoeld, nu het vederlichte hout van de balsaboom gewild is in Chinese en Amerikaanse windmolenwieken. Afkicken van olie plaatst de junglebewoners voor nieuwe dilemma’s. „Ons volk zit klem.”

Tussen Arajuno en Toñampare is de aanleg van een autoweg door het oerwoud in volle gang. De weg is omstreden bij een deel van de inheemse Waorani.
Tussen Arajuno en Toñampare is de aanleg van een autoweg door het oerwoud in volle gang. De weg is omstreden bij een deel van de inheemse Waorani. Foto Sanne Derks

Aan de rand van een onverharde jungleweg snerpt het gejank van een cirkelzaag door het woud. Houthandelaar Félix Macías verwerkt tronken melkbleek hout geroutineerd tot balken van exact 1,30 meter lang. „Dat is de afmeting die ze in de fabriek willen”, legt de Ecuadoriaan uit, terwijl een collega naast hem met een spade een smeulende berg zaagsel en houtrestjes aanstampt. „Volgens mij maken ze er planken van, voor het isoleren van gebouwen?”, zegt hij vragend.

De balken van balsahout die Macías klaarmaakt voor verdere export, kennen hoogstwaarschijnlijk een andere eindbestemming: de wieken van een windmolen. Mensen gebruiken het vederlichte balsa al eeuwen, onder meer in kano’s, modelvliegtuigjes en surfplanken (‘balsa’ is ook Spaans voor vlot). Maar in 2019 explodeerde in deze uithoek van het Amazonewoud plots de mondiale vraag naar dit hout. China en de Verenigde Staten hadden heel veel balsa nodig om snel, voor het aflopen van enkele ‘duurzame’ subsidieregelingen, grote windmolenparken neer te kunnen zetten.

In Ecuador ontketende die vraag een ware ‘balsakoorts’. Het Andesland verbouwt ongeveer driekwart van alle balsa ter wereld, met name op plantages in het achterland van zijn westkust. Tijdens de hausse begonnen opkopers en tussenhandelaren ook naar het oostelijker gelegen regenwoud te kijken. Daar vonden ze volwassen exemplaren van de balsaboom (Ochroma pyramidale) die ze voor een prikkie opkochten. Tussen 2019 en 2020 verdrievoudigde de legale balsa-export, volgens cijfers van de Ecuadoriaanse Vereniging voor Houtindustrie (AIMA).

Zagerijen langs de weg

Daarbovenop ontstond nog een bloeiende zwarte markt in illegaal gekapt hout, deels ingevoerd uit Colombia via dezelfde smokkellijnen als waarlangs cocaïne zijn weg naar Ecuadoriaanse zeehavens vindt. Deze clandestiene houthandel kwam vanaf voorjaar 2020 in een stroomversnelling toen de coronapandemie uitbrak, en autoriteiten alleen nog druk waren met handhaven van lockdowns.

Pas in de loop van 2021, toen de pandemie uitdoofde en er een nieuwe regering aantrad, zakte de vraag in. Maar balsa blijft de jungle bezighouden. En als bij de tweede ronde van de presidentsverkiezingen, zondag, de meer China-gezinde, linkse kandidate Luisa González mocht winnen, kan dat ook de balsahandel een impuls geven, hopen handelaren.

Holger Pérez, die in jungleplaats Arajuno een handeltje in brandstof drijft, herinnert zich hoe in 2020 „iedereen ineens op balsa gericht was”. De laadbak van zijn truck ligt vol met jerrycans en gascilinders, waarmee hij af en aan rijdt naar een haventje aan de rivier de Curaray. Daar vertrekken boten dieper het oerwoud in – de route die ook houtopkopers nemen.

Eerder letten we nooit op balsa. Ineens was het twee keer zoveel waard als cederhout

Holger Pérez inwoner Arajuno

In dit deel van de jungle werd al veel hout gekapt, legt Pérez uit, terwijl hij zijn wagen over de hobbelige weg stuurt. Van mahonie voor meubels tot goedkope latjes waarvan fruitkratten worden getimmerd: overal langs de weg naar Arajuno staan zagerijen langs de kant van de weg. „Op balsa letten we eerder nooit”, zegt hij. „Ineens was het twee keer zoveel waard als cederhout.” En dan betaalden de opkopers aanvankelijk nog belachelijk lage prijzen, zegt hij. „Anderhalve dollar voor een hele boom. De eersten die kwamen, moeten echt zijn binnengelopen.”

Windenergie – bedoeld om de opwarmende planeet minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen – beschadigde zo een kwetsbaar ecoysteem dat juist onmisbaar is bij het dempen van het broeikaseffect. Voor de lokale bevolking was de plotse interesse niettemin een geschenk uit de hemel. „In de pandemie was er niks anders. Geen werk, geen hulp”, zegt Pérez. „Mensen accepteerden elk bod.” Vervolgens wisten ze niet altijd om te gaan met het snelle geld. „De slijterijen en de bordelen deden goede zaken.”

Junglestadje Arajuno omarmde balsa in de pandemie als onverwachte inkomstenbron. Foto Sanne Derks

Valse beloftes

Om de Amazone als ‘longen van de aarde’ beter te beschermen wordt de afgelopen jaren meer geluisterd naar inheemse volkeren die al millennia in het woud leven. Onderzoek wijst uit dat zij de beste beheerders van het bos zijn. In Ecuador heeft de oorspronkelijke bevolking wettelijk zelfs het laatste woord over exploitatie van hun gebieden. In de praktijk wint toch vaak de macht van het grote geld.

In Toñampare, een nederzetting van het inheemse Waorani-volk op drie uur varen van Arajuno, zijn de littekens van de voorbije balsahausse overal te zien. Rond een landingsbaantje wonen circa driehonderd mensen en hun informele dorpshoofd Francisco Gaba kan de lege plekken in het bladerdek van de tegenoverliggende heuvel precies aanwijzen. „Daar stond een hele grote balsa. En daar ook. En daar.”

Verderop langs de oever van de traag stromende Curaray toont hij waar de houtkappers en -opkopers tot twee jaar geleden sliepen. „Het waren Chinezen en Ecuadorianen, maar ze verbleven nooit in het dorp. Ze legden hun boten op een zandbank en sliepen aan boord.”

Ook in Toñampare verkochten de inwoners aanvankelijk voor te lage prijzen. Soms boden de handelaren zelfs geen geld, maar betaalden ze in motorzagen, hakmessen of andere goederen. Later werd de handel serieuzer. Gaba stelt dat zijn gemeenschap verstandig is omgesprongen met dat geld. „We hebben schoolschriftjes ingeslagen en een pijpleiding aangelegd naar een nabijgelegen zoetwaterbron.” Bijna heel het dorp geniet nu van stromend water.

De van oorsprong nomadische Waorani leven grotendeels zelfvoorzienend en halen nog veel van hun eten uit het bos of de rivier. Maar de geldeconomie dringt zich ook hier op. Als de schemering valt, zich boven het bos een spectaculaire sterrenhemel ontvouwt en een concert van kikkers opsteekt, lopen dorpelingen naar een pas geopend internetcafé. In het hutje op palen loggen ze met mobieltjes in op de trage satelliet-wifi of kijken op een tv-scherm naar een almaar haperende actiefilm op Netflix. De uitbater verkoopt ook noedels, blikjes tonijn, wit fabrieksbrood en ander lang houdbaar voedsel.

Silvana Nihua, leider van Waorani-actiegroep OWAP, vaart de Curaray af. Foto abio Cuttica/Thomson Reuters Foundation

Hartvormige bladeren

Nu het dorp eenmaal heeft geproefd van de balsadollars, worden die gemist, legt dorpshoofd Gaba uit. „Er is hier verder niet veel werk. We kunnen het geld goed gebruiken”, legt hij uit. Hij pakt een paar kiezelharde balsazaadjes en strooit ze uit op een lege plek in het woud. De grond zal hij later afbranden, opdat de boompjes met hun grote, hartvormige bladeren alle ruimte krijgen de lucht in te schieten. Dat doen ze in het vochtige jungleklimaat in rap tempo. „Binnen drie jaar zijn ze al klaar voor de kap.”

Dit deel van het Amazonewoud werd voor het eerst ontsloten door buitenstaanders die gombomen kwamen aftappen. Na de rubber-hausse volgde vorige eeuw een lange rij westerse oliebedrijven op zoek naar olie, die begin jaren 70 uiteindelijk werd gevonden. De Waorani verzetten zich lang tegen al deze binnendringers. Eerst met speren, tegenwoordig via de rechter.

Toen de links-nationalistische president Rafael Correa in 2008 de grondwet grondig liet herschrijven, leek dat een belangrijke revolutie in te luiden. Verwijzend naar inheemse principes als ‘Buen vivir’ (letterlijk: Goed leven) en Pachamama (Moeder Aarde) kreeg de natuur rechten toegekend en inheemse volkeren werden „collectief eigenaar” van hun voorouderlijke grond. In de praktijk bleken deze baanbrekende bepalingen al snel een dode letter. Inheemsen kregen alleen zeggenschap over de grond, niet over wat er iets dieper in de bodem zit.

Ze zullen ons bos slopen door het mooiste hout te stropen

Silvana Nihua leider inheems Waorani-volk

Tegelijkertijd probeerde Correa westerse landen te verleiden zijn land 3,6 miljard dollar te betalen. In ruil zou Ecuador beloven nooit te boren in het zogenoemde ITT-blok, een veelbelovend olieveld diep in het uiterst oostelijke deel van de Amazone. De internationale gemeenschap vertrouwde de populist Correa niet, sloeg het voorstel af en het ITT-veld groeide alsnog uit tot belangrijk wingewest. Er wordt ruim een tiende van de nationale productie opgepompt en in de bodem zitten nog 282 miljoen vaten olie, bijna een kwart van alle bewezen reserves in Ecuador.

Na jarenlange juridische strijd wisten Waorani-groepen een referendum af te dwingen om alle oliewinning in ieder geval het Yasuní-park te staken. Dit is niet alleen uniek wegens zijn ongekend rijke biodiversiteit, maar ook omdat er nog twee Waorani-clans rondtrekken die vrijwillig elk contact met de buitenwereld mijden. Ze behoren tot de laatste ‘ongecontacteerde’ volkeren op aarde. In juni stemde de Ecuadoriaanse bevolking per referendum in met het boorverbod in Yasuní. De komende maanden moet de olie-industrie er opdoeken.

Bootjes vol balken balsahout liggen klaar voor vervoer de jungle uit. Foto Diego Cazar Baquero / Fundación Pachamama

In Copotaza, een handelspost in het Amazonewoud, ligt balsahout opgetast. Foto Diego Cazar Baquero / Fundación Pachamama

Omstreden autoweg

Net als de rest van de wereld, zal Ecuador zo versneld moeten afkicken van de olie. En dat schept nieuwe dilemma’s, laat de opkomst van balsa zien. „Ons volk zit klem”, zegt Rogelio Gaba, een bestuurder binnen het gekozen ‘nationale bestuur’ van de Waorani, dat zetelt in de grotere jungleplaats Puyo. Enerzijds, legt hij uit op zijn werkkamer, zijn er oliebedrijven en houtopkopers „die grote sommen geld beloven als we ze toelaten, maar ons niet leren omgaan met dat geld. En anderzijds milieu-activisten die zeggen dat we ons woud moeten verdedigen, maar niet hoe we er dan wel van kunnen profiteren.”

Sommige Waorani-gemeenschappen heten buitenstaanders als houtkappers, oliebedrijven en toeristen welkom, andere weren hen juist. Een nieuwe autoweg tussen Arajuno en Toñampare leidde ook lang tot verdeeldheid. Uiteindelijk stemde het volk in met de aanleg, die nu in volle gang is. Over tientallen kilometers is al een brede strook bos weggehakt en wordt de rode aarde klaargemaakt voor asfaltering. Maar terwijl het werk vordert, klagen de tegenstanders dat de aanleg ernstige gebreken vertoont.

Voorstanders stellen dat de Waorani straks makkelijker naar de stad kunnen voor onderwijs of bij een medisch spoedgeval. Nu kost zo’n reis nog uren varen, dagen lopen of een prijzig vliegticket.

De OWAP, een actiegroep geleid door vooral Waorani-vrouwen, is sceptischer over de weg. „Wij hebben altijd gezegd: als je hem niet juist aanlegt, zal hij alleen illegale jagers, illegale houtkappers en anderen mensen binnenlaten die willen profiteren van onze hulpbronnen”, zegt OWAP-voorzitter Silvana Nihua. „Zij zullen ons bos slopen, door het mooiste hout te stropen dat we hier hebben.” Op satellietbeelden verzameld door de ngo Global Forest Watch is inderdaad te zien hoe sinds 2019 flinke gaten zijn geslagen in het woud.

Na eigen inspecties waarschuwen de OWAP en andere milieu-activisten dat de afwatering van de nieuwe weg gebrekkig is. Ze voorspellen dat het asfalt snel kapot zal gaan, zoals de meeste junglewegen in Ecuador vol gaten zitten. Ecuador mag circa een derde van zijn bruto binnenlands product aan de oliewinning te danken hebben, in de infrastructuur en openbare voorzieningen van het land is die rijkdom amper terug te zien. Nihua: „Als de aanleg op deze wijze doorgaat, kunnen we straks alleen dromen van een autorit. Dan zullen er hoogstens trailers over rijden om onze balsa af te voeren.”

Gekapt balsahout wordt op kano’s geladen voor vervoer over de Copataza-rivier Foto Diego Cazar Baquero / Fundación Pachamama