Na hoogoplopende ruzie wordt een buitenstaander aangewezen om het familiebedrijf te besturen

Nadat er ruzie is ontstaan, stapt de familie naar de Ondernemingskamer. Die wijst een buitenstaander aan om het familiebedrijf weer op gang te helpen.

Illustratie Jarre Venderbosch

De zaak

Een familie bezit een zand-, grind- en betonbedrijf waar zo’n 350 mensen werken. Bij één tak van de familie ontstaat ruzie over hun posities binnen het bedrijf en over dividend. De aandelen van deze tak zitten in een bv. Moeder, zoons en dochter moeten samen beslissen over de jaarrekening, het dividend en het beleid in die bv, maar ze komen er niet meer uit.

Een zoon stapt naar de Ondernemingskamer en vraagt om een onderzoek naar wanbeleid: de enquêteprocedure. Ook wil hij dat de Ondernemingskamer in de tussentijd zijn moeder en zus als bestuurders van de aandelen-bv schorst en een buitenstaander in hun plaats benoemt. De zus vraagt op haar beurt om schorsing van haar broer. De moeder trekt zich terug als bestuurder.

Op de zitting bespreekt de Ondernemingskamer met partijen de mogelijkheden om nader tot elkaar te komen. Uiteindelijk vragen ze samen om een onderzoek, en benoeming van een onafhankelijk bestuurder en een aandelenbeheerder.

De uitspraak: Externe bestuurder benoemd

De Ondernemingskamer wijst het verzoek toe, maar zonder direct een onderzoeker aan te wijzen. Wel benoemt de Ondernemingskamer een tijdelijk bestuurder van buiten en een aandelenbeheerder. De externe bestuurder moet de onderneming weer op gang helpen. Zij krijgt een beslissende stem en kan in haar eentje de bv vertegenwoordigen – zonder haar kunnen de anderen niks.

Het commentaar

„Dit is bij uitstek een zaak waarin wij toegevoegde waarde hebben”, zegt Aernout Vink, die als voorzitter van de Ondernemingskamer ook de onderhavige zaak behandelde. „Er zit een héél verhaal achter, zo bleek op de zitting; men verwijt elkaar van alles. Dat zal allemaal wel, maar wij kijken niet wie er gelijk heeft. Daarin verschilt de enquêteprocedure van andere procedures. Wij zijn gefocust op het belang van de onderneming.”

Dit soort zaken betreffen vaak kleine en middelgrote bedrijven, met achterliggende (familie)verhoudingen die frictie veroorzaken: ex-echtgenoten die samen een bedrijf hebben, rivaliserende broers die aandelen erven. Vink: „We grijpen ook vaak in bij mogelijke belangenverstrengeling en aandelenuitgifte tegen niet-zakelijke prijzen. Een snelle interventie kan waardeverlies voorkomen. De verhoudingen worden even door elkaar geschud en er kunnen nieuwe wegen worden verkend. Dat is uiteindelijk in het belang van alle betrokkenen. In dit geval was er binnen een week een nieuwe bestuurder en een aandelenbeheerder. Nu kunnen er weer besluiten genomen worden.”

Buitenlandse partijen staan soms paf dat een rechter zo diep ingrijpt in een bestaand bedrijf: bestuurders en aandeelhouders zomaar aan de kant schuiven? Bananenrepubliek!

„Dan moeten ze maar geen zakendoen in Nederland”, lacht Vink. „De procedure is inderdaad uniek in de wereld. Het is ingrijpend, maar biedt ook heel goede rechtsbescherming als een ander jou opzij wil zetten. We kunnen dit soort bevoegdheden met een zekere vrijheid inzetten omdat het vertrouwen in de Ondernemingskamer groot is. Maar het is kwetsbaar: als we maatregelen nemen die niet in het belang van de onderneming zijn, brokkelt het vertrouwen af.”

Hoe komt een beslissing tot stand? „Eerst kijken we of er reden is te twijfelen aan het beleid. Zo ja, dan of een onderzoek in het belang is van de onderneming. Is dat zo, dan kijken we welke maatregelen geschikt zijn en kiezen we de minst ingrijpende. Gelukkig spreken we recht met zijn vijven, onder wie altijd twee mensen uit de praktijk. Zij kunnen beter inschatten hoe iets zal landen in de onderneming.”

En hoe gaat het verder na die korte klap? De aangestelde bestuurder moet rust brengen en zal proberen de strijdende partijen naar een oplossing te begeleiden. Die oplossing is vrijwel nooit dat partijen elkaar weer in de armen sluiten: meestal neemt één partij de aandelen van de ander over. „Wie uiteindelijk wie uitkoopt, hangt af van allerlei factoren”, zegt Vink. „De koper moet geschikt zijn en de energie hebben, maar ook de financiële middelen om de aandelen over te nemen. Soms is verkoop aan een derde de beste oplossing.”

Hoewel de procedure formeel om de ‘enquête’ draait, komt het daar in de meeste zaken helemaal niet van. Vink: „Aanvankelijk kon de Ondernemingskamer pas interventies doen na het onderzoek, maar dat werkte niet goed. Zo verdween autofabrikant Ford uit Nederland voordat het door de FNV verzochte onderzoek was afgerond. Sinds 1993 mogen we al meteen die snelle interventies doen en stellen we de benoeming van een onderzoeker vaak uit om kosten te sparen. Zo ging het ook in deze zaak.”

Pas als vrijwillig (desnoods knarsetandend) ontvlechten niet lukt, vindt onderzoek plaats. Blijkt daaruit inderdaad wanbeleid, dan kan de Ondernemingskamer partijen niet dwingen uit elkaar te gaan. Daarvoor bestaat een andere procedure, de geschillenregeling. Alleen is die zo ingewikkeld dat hij nauwelijks wordt gebruikt. Vink: „Gelukkig ligt er nu eindelijk een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer dat ons de mogelijkheid geeft een van partijen te dwingen uit de onderneming te stappen. Als dat wordt doorgevoerd, is ons palet compleet.”