N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Narges Mohammadi
Zouden de vrouwen in de Evin-gevangenis in Teheran vrijdag de kans hebben gehad om te vieren dat een van hen, Narges Mohammadi, de mogelijk belangrijkste prijs ter wereld had gewonnen? Of zou de sfeer er alleen maar grimmiger zijn geworden? Zorgen over Mohammadi’s veiligheid daarbinnen waren er altijd al, ook toen haar nog niet de Nobelprijs voor de Vrede was toegekend voor haar strijd tegen het regime waaraan zij is overgeleverd.
Dat Mohammadi die strijd zelfs vanuit de gevangenis steeds weet voort te zetten is een van de wapenfeiten die het Nobelcomité nu beloont. Het is een terechte erkenning van buitengewone moed, die ook van het comité een bepaalde moed heeft gevergd.
Tegelijk is het een morele ondersteuning voor de honderdduizenden Iraanse vrouwen en mannen die vorig jaar in opstand kwamen toen de destijds 22-jarige studente Mahsa Amini in politiedetentie stierf. De statistieken over het geweld dat de betogers moesten verduren zijn schokkend: zeker 500 deelnemers werden gedood, onder wie tientallen kinderen, zo’n 20.000 mensen werden gearresteerd. Zeker zeven mannen zijn na arrestatie ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. In een naar buiten gesmokkeld opinieartikel in The New York Times beschreef Mohammadi eerder dit jaar dat demonstranten hun testament opstelden voordat zij de straat op gingen.
De reactie van de staatgezinde pers, dat Mohammadi haar prijs van „de westerlingen” had gekregen voor „het bedreigen van de nationale veiligheid”, was even voorspelbaar als nietszeggend. De prijs mag dan door vijf Noorse prominenten worden toegekend, geweldloosheid en gelijke rechten voor mannen en vrouwen zijn universele waarden die overal ter wereld worden nagestreefd.
Hoewel comitévoorzitter Berit Reiss-Andersen zich in haar toespraak beperkte tot Iran, voegde zij later toe dat de prijs ook bedoeld is als signaal naar „vrouwen over de hele wereld” die „systematisch worden gediscrimineerd: heb moed, blijf doorgaan”. Die notie had het comité prominenter mogen uitdragen. Want hoewel de Nobelprijs voor de Vrede geen wedstrijd is, en al helemaal geen wedstrijd in slachtofferschap, zijn er meer landen waar vrouwen van staatswege verschrikkelijk worden behandeld. Ook die vrouwen zullen zich alleen voelen staan.
Hierbij valt onder andere te denken aan de situatie van de Oeigoeren in de Chinese regio Xinjiang, waar ouders op grote schaal zijn gescheiden van hun kinderen en in heropvoedingskampen zijn opgesloten. Berichten over gedwongen geboortenbeperking zijn persistent, vluchten is haast onmogelijk.
In Afghanistan zijn de Taliban direct na hun machtsovername twee jaar geleden begonnen om de wereld van vrouwen stap voor stap steeds kleiner te maken. Vrouwen mogen niet meer alleen reizen, niet naar de middelbare school en vaak niet buitenshuis werken, ook niet als de armoede tot honger leidt.
Toch lukt het ook de Taliban niet om iedereen te onderwerpen. Van tijd tot tijd protesteren ook in Kabul groepjes vrouwen op straat. In schooltjes door het hele land geven vrouwen clandestien onderwijs aan meisjes, die daarin gesteund worden door hun vaders. Wie weet dringt het nieuws over de Vredesprijs door tot die schooltjes en is de onverzettelijkheid van Narges Mohammadi die meisjes tot inspiratie. Dan heeft de prijs, die pas voor de negentiende keer in het 122-jarig bestaan naar een vrouw ging, haar werk gedaan.
Lees ook: Nobelprijswinnares Narges Mohammadi: een vrouw die niet tot zwijgen te brengen valt