Het grootste deel van de voetbalfans is géén hooligan. Hoe zij de wedstrijd vanaf de tribune beleven

Illustratie Melcher Oosterman

Voetbalfans Alle aandacht gaat naar de hooligans bij het voetbal. Maar wie zijn de andere fans in het stadion? En komen ze daar nog wel graag? „Het is veel intenser dan op tv.”

Dirkje Rengerink (68) heeft zich altijd veilig gevoeld als ze naar FC Twente ging. Twintig jaar kwam ze in het stadion met haar man, totdat hij ziek werd en overleed. Genoten heeft ze altijd. Van het voetbal, maar vooral van de sfeer. Meer dan de voornamen van mensen om haar heen kende ze niet, maar dat hoefde ook niet. De notoire mopperaar naast haar en achter haar de opa met zijn kleinzoon, ze hadden toch een band. „De gezamenlijke vreugde en het gezamenlijke verdriet maakte de beleving in het stadion speciaal”, vertelt ze. Na de dood van haar man heeft Dirkje Rengerink haar seizoenkaart opgezegd. Ze is nog wel even alleen gegaan, maar het was toch vooral iets wat zij met hem deelde.

NRC vroeg lezers naar hun ervaringen in het voetbalstadion, naar aanleiding van verschillende incidenten met hooligans. Meer dan zestig mensen reageerden op de oproep. Ze zijn fan van clubs door het hele land: Ajax, Feyenoord en PSV, maar ook van VVV-Venlo, FC Dordrecht, Sparta en vele andere ploegen. Sommigen hebben vechtpartijen meegemaakt, of zijn ingesloten geweest als de politie met waterkanonnen en pepperspray optrad tegen hooligans. Een enkeling durft geen wedstrijden (meer) te bezoeken. Maar veruit de meeste mensen voelen zich zonder terughoudendheid veilig in het stadion. Naar het voetbal gaan is voor velen al jaren een dag waarop het leven even tot stilstand komt, ze even kunnen uitblazen.

Ze gaan met hun kinderen, broers, zussen, beste vrienden en praten op de tribune over hun leven, over trouwen, verjaardagen, gedoe op werk, promoties, ziekte, overlijden. Ondertussen kijken ze naar de wedstrijd. Roepen ze soms iets naar het veld, morren, juichen, vliegen elkaar om de hals. Ze voelen zich onderdeel van een kleine sociale gemeenschap die zich op hun tribune heeft verzameld – het is hun voetbalfamilie, zeggen sommigen.

Lees ook: de zin en onzin van tien maatregelen tegen hooligans

De fans die reageerden vormen geen representatieve afspiegeling van de maatschappij, maar hun ervaringen komen wel overeen met een groot onderzoek van voetbalbond KNVB naar de beleving van fans in het stadion. In de Veiligheidsmonitor 2021/2022 (de meest recente versie van dit onderzoek) zegt 80 procent van de ondervraagde fans – dat waren er bijna 25.000 – zich nooit onveilig te voelen in het stadion.

Ze vormen een (relatief) stille meerderheid voor wie weinig aandacht is nu de incidenten in en rond stadions zich opstapelen, met als voorlopig dieptepunt het staken van Ajax-Feyenoord en de daaropvolgende rellen buiten de Johan Cruijff Arena, enkele weken geleden. De grote groep wil dat ‘fans’ die zich misdragen worden gestraft, maar ze willen niet dat hún dagje uit wordt verpest. Door die kleine groep overlastgevers, maar ook niet door maatregelen van de voetbalbond, de politie of clubs. Ze willen dat er zo min mogelijk verandert. Ze willen gewoon samen naar het voetbal.

De betekenis

Frank den Elzen (38) ging voor het eerst naar Ajax in 1995, de halve finale van de Champions League tegen Bayern München, in het Olympisch Stadion. Tien jaar oud, hij ging met zijn vader en zijn opa. Hij is altijd blijven gaan, sinds tien jaar met een seizoenkaart – competitie, beker en Europese duels. Als de Johan Cruijff Arena opdoemt, dan krijgt hij „een gelukkig gevoel” in zijn buik. Hij gaat met een groepje van vier vrienden, soms sluit ook zijn vader nog aan. Een biertje, een hapje eten, ouwehoeren over voetbal en het leven – en toch elke keer weer die spanning voor de wedstrijd, „of het nou tegen een kleine tegenstander is of tegen Real Madrid.” Hoe belangrijk het kan zijn is volgens hem „voor mensen die niets met voetbal hebben niet te begrijpen”.

Johan Visscher (68) zit al dertien jaar elke wedstrijd in vak 12, bij PEC Zwolle. In het stadion beleeft hij wedstrijden „veel intenser” dan op tv. Ook door de mensen om hem heen, die hij niet eens echt kent, maar dat geeft niet. „Het samen supporter zijn van één club, met mensen uit alle lagen van de bevolking. Dat zie je tijdens uitwedstrijden ook bij andere clubs. De samenhorigheid, die (bijna) alle meningsverschillen doet verbleken”, vertelt hij.

Elisa Kuster (50) begint ook over het gevoel van eenheid op de tribune. Ze staat achter het doel bij FC Dordrecht. Op „gooiafstand” van het veld, zegt ze – „maar een kliko werkt een stuk beter om je lege beker te lozen.” Het is pure ontspanning, dat tweewekelijkse ritueel. „De spreekwoordelijke praatjes bij de koffieautomaat, voetbal als het gespreksonderwerp waar je meestal wel een tijdje op kunt teren en het bindmiddel omdat veel verschillende type mensen elkaar treffen op één plek.”

Het is een geweldig gevoel om dit samen met mijn zoon te doen. Iets moois delen met iemand die je ziet opgroeien van jonge tiener tot puber tot jongvolwassene

Frans Besemer Feyenoord-supporter

Ze noemt het stadion een „openluchtcafé, met voetbal op de achtergrond bij slechte wedstrijden.” En als het spannend is? Dan is het „een vorm van schreeuwtherapie” – „voor mij dan, gelukkig is niet iedereen zo expressief.” Onveilig bij Dordrecht? Nee, dat heeft ze nog nooit gevoeld. Natuurlijk is het geen grote club, dat weet ze ook wel, er zitten ook niet zo heel veel mensen op de tribune. „Maar de beeldvorming baseren op het reilen en zeilen van de grote clubs is misschien nog verder van de realiteit”, zegt Kuster.

Marcel Wijnands (56) kwam als zesjarige jongen voor het eerst in het stadion van VVV-Venlo. Aan de hand van zijn vader. En ook nu hij allang is verhuisd naar het oosten van het land, rijdt hij voor elke thuiswedstrijd terug naar Limburg. Dan haalt hij zijn vader, 84 jaar, op en gaan ze samen naar stadion De Koel. „We hebben zitplaatsen in vak VN2. Rij 6, stoel 1 en 2, maar eigenlijk staan we de hele wedstrijd op de rondweg achter deze stoelen. Staand voetbal beleven blijft toch het mooiste.”

Ramon Moor (43) woont in Heemskerk en rijdt voor elke wedstrijd van PSV 145 kilometer naar Eindhoven en 145 kilometer terug. Samen met een vriend die hij leerde kennen in het amateurvoetbalteam waarin ze samen speelden. „De rit van en naar het stadion maakt er echt een uitje van. Dan kunnen we bijpraten over van alles en nog wat, en veelal slechte muziek luisteren.” Met zijn jonge dochters heeft hij afgesproken dat ze binnenkort mee mogen, als PSV een keer in de middag speelt.

Al tien jaar gaat Frans Besemer (58) naar De Kuip om Feyenoord te zien met zijn zoon Teun. Vak M, relatief rustig, maar toch dicht bij vak W en de Noordzijde, waar de beleving intenser is. „Het is een geweldig gevoel om dit samen met mijn zoon te doen. Iets moois delen met iemand die je ziet opgroeien van jonge tiener tot puber tot jongvolwassene. Sfeer, saamhorigheid, spanning, emoties. Het is allemaal veel intenser dan op tv, maar onveilig hebben wij ons nog nooit gevoeld.”

Huidskleur, geloof, baan of politieke voorkeur: het doet er allemaal niet meer toe als je de tribune op loopt, zegt Erwin (34), seizoenkaarthouder bij Ajax. „99 procent van de supporters komt om de club te steunen. Het doet me pijn om te zien dat die 1 procent de laatste tijd zoveel in het nieuws is, terwijl veruit de grootste groep onderdeel is van iets heel moois”, zegt hij.

De keerzijde

Erwin was erbij tijdens Ajax – Feyenoord, het duel dat door vuurwerk op het veld werd gestaakt, waarna buiten het stadion ongeregeldheden uitbraken. Daarom wil hij ook niet met zijn volledige naam in NRC (die is bij de redactie wel bekend). Want hoewel hij zich niet onveilig voelde, wil hij wel vertellen wat hij zag gebeuren, zonder daar op de tribune dan weer op te worden aangekeken.

In het stadion zelf gebeurde eigenlijk niet zoveel, vertelt hij. Maar buiten werd het grimmig. „Vooral toen een paar honderd supporters op het plein tegenover de hoofdingang stonden en de Mobiele Eenheid besloot om traangas in te zetten.” Dit waren volgens hem geen hooligans, maar ‘gewone supporters’ die iets aan het drinken waren of spullen afhaalden in kluisjes die daar zijn. De groep werd min of meer ingesloten, doordat de ME een groep onruststokers rustig wilde krijgen. „Er liepen vrouwen, kinderen, ouderen en personen die slecht ter been waren. Dat was het meeste gevaar dat ik die middag heb ervaren.”

Illustratie Melcher Oosterman

Ook Roda JC-fan Wesley (31) wil niet met zijn volledige naam in NRC, omdat hij geen problemen wil met andere supporters. Hij gaat graag naar zijn club, met zijn vrienden – al zeventien jaar met een seizoenkaart – maar vindt de sfeer niet altijd goed. „Afgelopen seizoen hadden we een aantal jongeren achter ons staan die constant ‘kanker zwarte’ en dergelijke riepen. Als ik er iets van zeg, noemen ze me lachend ‘linkse rat’, om er vervolgens een schepje bovenop te doen. Bij uitwedstrijden tegen MVV heb ik een stoeptegel langs m’n gezicht zien vliegen, kwam een vuurwerkbom voor mijn voeten rollen en de laatste keer kreeg een mede-supporter een flinke snee bij zijn slaap omdat iets op de trappen uiteenspatte. Dat laatste was voor mij een teken om alleen nog maar incidenteel mee te gaan naar een uitwedstrijd.”

Toen vorig jaar bij FC Groningen een speler uit de eigen ploeg een klap kreeg van een fan, was Lars van der Las (41) erbij met zijn kinderen. Het gebeurde precies op de plek waar ze normaal zitten. Maar voor de wedstrijd was hij al gewaarschuwd door een „fanatiekere” supporter dat ze misschien beter ergens anders konden gaan staan. „Uit voorzorg heb ik zijn advies opgevolgd en hebben we de wedstrijd een paar vakken verderop gekeken”, zegt Van der Las.

En ook al ging het vaker mis bij FC Groningen vorig jaar – wedstrijden gestaakt, vuurwerk op het veld: hij en zijn kinderen voelen zich nog comfortabel in het stadion. Het gevoel dat overheerst is dat van een „groen-witte familie” waar mensen een beetje op elkaar letten. „De afgelopen tijd doornemen met een goede vriend van mij, genieten van de sfeer, samen een overwinning vieren. De laatste twee jaar ga ik met de kinderen. Het is ook leuk om hun enthousiasme voor onze club te zien groeien.”

De goeden en de kwaden

Lastig is het wel, vertelt Van der Las, om te bepalen hoe je als ouder omgaat met voetbalgeweld. Begin augustus zou hij zijn neefje van zes jaar voor het eerst meenemen naar het voetbalstadion (FC Groningen tegen Jong Ajax). De avond ervoor was op het jeugdjournaal een item geweest over rellen bij FC Twente tegen Hammarby.

„Tot dat moment had hij enorm veel zin om naar het stadion te gaan. Dat sloeg na het jeugdjournaal 180 graden om en opeens was er veel spanning”, vertelt Van der Las. „Gelukkig heb ik hem gerustgesteld en aangegeven dat we altijd naar een rustig stuk kunnen gaan en dat ik de hele tijd naast hem zou staan. Hij vond het kneiterspannend, tot de warming-up begon en hij op de tribune zag dat er allemaal gewone mensen om hem heen stonden die gewoon stonden te zingen of te kletsen. Hij kon het wat lastig zien vanwege zijn lengte, maar hij had de avond van zijn leven.”

Door een praatje met je buurman wordt dat iemand die ook gewoon van voetbal houdt, maar dan eentje die een andere club volgt

Fred Geervliet AZ-supporter

Het zou helpen, zegt AZ-supporter Fred Geervliet (38), als er minder een „wij-zij-tegenstelling” wordt gecreëerd door ordehandhavers en clubs. Juist door supporters van thuis- en uitclub te scheiden, denkt hij, kunnen zij elkaar zien als een „anonieme vijand”. Geervliet komt al twintig jaar bij AZ en gaat ook vaak naar wedstrijden in de Duitse Bundesliga. Daar zitten fans veel vaker door elkaar heen op de tribunes, en dat werkt, ziet hij. „Door een praatje met je buurman wordt dat iemand die ook gewoon van voetbal houdt, maar dan eentje die een andere club volgt.” In Nederland wordt „ervan uitgegaan dat je als voetbalsupporter een crimineel bent, zonder ooit iets misdaan te hebben”.

Eveline van Wanrooij (47) zit al 25 jaar op de Denis Neville-tribune bij Sparta, „het luidruchtigste vak”, nu ook met haar zoon van elf. Nooit problemen, zij voelen zich onderdeel van de „Sparta-familie.” Ze is ook jaren naar uitwedstrijden gegaan, daar heeft ze weleens moeten rennen voor de tegenstander. Toch gebeurde dat bijna nooit. Maar er kwam wél de verplichting om met een bus van de club naar een uitwedstrijd te gaan – en daardoor kunnen fans dus ook niet even de stad in, wat ze vroeger wel vaak deden. Vooral in Volendam was het altijd feest. Met die bussen straf je, vindt Van Wanrooij, ook de goedwillende fans. „Straf de juiste supporters”, zegt zij, „en beloon fans die het goed doen.”

Feyenoord-fan Frans Besemer ziet om zich heen dat supporters reageren op gedrag van spelers in het veld. Geef sneller gele kaarten voor tijdrekken en spelers die opstootjes veroorzaken, zegt hij, dan haal je veel ergernis op de tribune weg. Bernhard Lindeman Mogot (56) komt al 26 jaar bij Ajax en kent inmiddels bijna iedereen in ‘zijn’ vak. Er is sociale controle. Schelden met ziektes is er niet bij, en dat moet wat hem betreft zo blijven. Dus let een beetje op elkaar, zegt hij: „Natuurlijk kunnen emoties soms een loopje nemen met ons – supporters in het algemeen – en dan kan er een vloek vallen, maar daar blijft het dan wel bij. Gelukkig.”