N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Aardbevingsschade Groningen Onder de nieuwe regels hoeven mensen met schade onder de 60.000 euro niet langer de oorzaak ervan te laten onderzoeken. Ook wordt het bedrag van een eenmalige schadevergoeding die bewoners kunnen aanvragen verdubbeld.
Mensen die in Groningen of het noorden van Drenthe aardbevingsschade aan hun woning hebben gemeld die lager is dan 60.000 euro hoeven niet langer aan te tonen of die schade door gaswinning is veroorzaakt. Dat meldt demissionair staatssecretaris voor Mijnbouw Hans Vijlbrief (D66) vrijdagmiddag in een Kamerbrief. De nieuwe regeling wordt stapsgewijs ingevoerd, zodat de afhandeling behapbaar blijft.
Onder de nieuwe regels hoeven mensen met schade onder de 60.000 euro niet langer de oorzaak ervan te laten onderzoeken. Dat moet nu nog wel, met een zogenoemde ‘capaciteitstoets’. Daarin stelt een deskundige vast of scheuren in een muur of andere schade door een aardbeving zijn veroorzaakt. Bij schade die meer dan 60.000 euro bedraagt, blijft dit onderzoek wel verplicht.
Mensen die van de regeling gebruik maken, mogen zelf een aannemer inhuren om de schade te herstellen. De rekening mogen zij dan naar het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) sturen. Het is ook mogelijk om een aannemer in de hand te nemen die het IMG zelf inhuurt. De bewoners kunnen het herstel laten uitvoeren in een „nog nader uit te werken periode, denk aan vijf jaar”, aldus Vijlbrief. Een deel van de plannen was al eerder bekend, maar die moest het kabinet nog uitwerken. Vijlbrief hoopt dat hij met de vrijdag gepresenteerde plannen onduidelijkheid en onvrede bij getroffenen eindelijk te kunnen wegnemen.
Wat de afhandeling lastig maakt, is dat bij veel schade aan woningen niet met zekerheid vast te stellen is of die door aardbevingen is veroorzaakt. Daardoor hebben de afgelopen tijd mogelijk meerdere mensen compensatiegelden kunnen claimen zonder dat de schade aan hun huizen is toegebracht door aardbevingen, zo berichtte NRC eerder deze week. Dat is niet illegaal: elke schademelding in het getroffen gebied wordt in behandeling genomen, ook als die niet rechtstreeks herleidbaar zijn tot een beving. Vijlbrief noemde mensen die onterecht een schademelding indienen om zo geld te krijgen donderdag op NPO Radio 1 „onbehoorlijk”.
Sinds november 2021 bestaat er ook een andere regeling, waarbij bewoners kunnen kiezen voor een eenmalige schadevergoeding van 5.000 euro. Vijlbrief liet vrijdag weten dit bedrag te verdubbelen tot 10.000 euro. „De vergoedingen kunnen snel worden uitbetaald en bewoners weten direct waar zij aan toe zijn”, aldus de demissionaire staatssecretaris. „Dit is met name voor mensen met relatief kleinere schades aantrekkelijk of als daadwerkelijk herstel voor bewoners minder goed uitkomt”.
Het IMG gaat de komende maanden zaken behandelen die al zijn ingediend, om zo de compensatie stapsgewijs af te handelen. Nieuwe aanvragen kunnen pas begin 2024 worden ingediend.
Afgelopen zondag stopte na zestig jaar de gaswinning in Groningen. Alleen in het geval van een zeer koude winter of andere uitzonderlijke gevallen, kan het opdiepen van aardgas tijdelijk worden hervat. De gasputten moeten op 1 oktober 2024 definitief zijn ontmanteld.
Die naam, Stichting Kinderpostzegels Nederland, is die niet wat ouderwets? „Precies die vraag stelde ik vorig jaar bij mijn sollicitatieprocedure!” zegt Sofie Vriends aan de telefoon, terwijl ze even uithijgt in het hokje van de intern begeleider van de St. Josephschool Leiden. Daar heeft ze als directeur van de stichting zojuist de nieuwe kinderpostzegel gelanceerd, steevast op de laatste woensdag van september, en omdat de zegel 100 jaar bestaat waren ook prinses Margriet erbij en de burgemeester en kinderen van groep 7 en 8 en een zootje pers. Vriends moet zo nog naar Hilversum, Tijd voor Max.
Postzegels? Wie plakt er nou nog postzegels? Maar toen ze er in haar sollicitatie naar vroeg, bleek dat de stichting net een grote publieksenquête had gedaan waarin ze óók naar een eventuele naamsverandering had gevraagd. Het antwoord was massaal: niet veranderen! „Er kwam uit dat het publiek bij de naam een sterke positieve associatie heeft, en dat het niet om de postzegel gaat maar om de actie.” Dus die naam, denkt Vriends, die blijft, „zelfs als we helemaal geen zegels meer zouden verkopen.”
Prinses Beatrix (links) in 1948 en de verkoop van kinderpostzegels in de postkantoorbus in 1948.
Foto’s Stichting Kinderpostzegels
Al is ook Stichting Kinderpostzegels Nederland in die honderd jaar heus meegegaan met de tijd.
Toen in 1924 de Nederlandse regering in navolging van Zwitserland een speciale postzegel met toeslag voor ‘het misdeelde kind’ invoerde, vanwege alle wezen na de spaanse griep, waren het nog het volwassen vrijwilligers die langs de deuren gingen. Ene schoolmeester G. Verheul uit Waarder zag het in 1948 als een educatieve kans om zijn schoolklas langs de deuren te laten gaan en een traditie was geboren.
In heel Nederland gaan sindsdien vele duizenden schoolkinderen gedurende een week langs de deuren om een velletje kinderpostzegels te verkopen voor het goede doel. In 1956 doet al meer dan de helft van alle basisscholen mee. In 1992 stopt – na een aantal berovingen – de inzameling van contact geld en doet de acceptgiro zijn intrede. De laatste jaren gaat betaling via een QR-code op een bestelformulier, in te scannen met een smartphone en te betalen in de webshop via iDeal.
Doelen die Stichting Kinderpostzegels Nederland steunt zijn projecten als ‘Geloven in jezelf’ en ondersteuning voor kinderen in asielzoekerscentra en de pleegzorg. De stichting heeft meegewerkt aan de oprichting van de Kindertelefoon in 1979 en de Kinderombudsman in 2011 en sinds eind jaren zestig ondersteunt ze ook projecten in het buitenland. Een schoolbieb, aanplant van bomen op een schoolplein tegen de felle zon. Voorheen in zo’n veertig landen, nu alleen nog in West-Afrika, India en het Caribisch deel van Nederland. Vriends: „We willen alleen deelnemen aan projecten waarmee we echt iets kunnen veranderen”.
En in al die jaren plakten steeds minder mensen een postzegel.
‘Postzegel verdwijnt’ staat in de jaarverslagen van de laatste tien jaar steevast bovenaan genoemd als grootste ‘bedreiging’. Om het euvel te ondervangen verkochten kinderen sinds 2012 ook kaarten, en een blikje kinderpleisters. Het assortiment is daarna nog uitgebreid met een ‘hippe shopper’, ‘kleurrijke tulpenbollen’, ‘anemonen’ en een ‘theepakket’, al waren die laatste drie producten volgens Vriends „geen succes”. Geen punt, want inmiddels blijkt dat mensen aan de deur ook best willen doneren zonder er iets voor terug te krijgen, gewoon met QR-code. En dus zijn de jaarlijkse donaties – altijd zo rond de 9 miljoen euro – door de jaren heen vrijwel stabiel gebleven.
De verkoop van kinderpostzegels in 1987 en in 1991 aan premier Lubbers.
Foto’s Stichting Kinderpostzegels, Ed Oudenaarden
Andere bedreiging: het afnemend aantal basisscholen dat deelneemt aan de actie. Gingen in 2016 nog zo’n 160.000 kinderen langs de deuren, vorig jaar waren dat er 120.000. Vooral in stedelijk gebied is de animo onder scholen tanend, ziet Vriends. „Leerkrachten geven aan dat ze het druk hebben en in grote steden speelt ook het lerarentekort een rol.”
Onveranderd door de jaren heen is het enthousiasme van de kinderen. Zo zag Vriends hier op de school in Leiden kinderen alweer „stuiterend” door de gangen gaan omdat ze straks mogen gaan lopen langs de deuren. En net zomin veranderd is de onderlinge competitiedrang. Want al houden leerkrachten niet meer bij op het schoolbord welke kinderen het best verkochten, „niet meer van deze tijd”, onderling weten ze het feilloos.
Geen paniek, er is geen polarisatie. Althans, er is geen reden voor „polarisatiepaniek”, aldus socioloog Quita Muis. In heel Europa, ook in Nederland, zijn de meningen die mensen erop na houden over democratie en politiek de afgelopen decennia nauwelijks uit elkaar gegroeid, of juist naar elkaar toe gekropen. Waar komt dan toch de ‘waargenomen’ polarisatie vandaan die media en politiek hier zo beheersen?
Volgens Muis, die het grootschalige European Values Study uitploos dat in 1981 van start ging en een eigen enquête hield onder 1.275 Nederlanders, speelt de sociale kloof tussen hoger en lager opgeleiden daarin een grote rol: hun ‘affectieve polarisatie’. Hoger opgeleiden zijn sterker op elkaar gaan lijken in opvattingen dan lager opgeleiden en zien veel meer polarisatie.
Die perceptie kan daadwerkelijke polarisatie in de hand werken, waarschuwt Muis (30), die vrijdag aan de universiteit van Tilburg promoveert op haar onderzoek, Wie zijn die mensen? Oorzaken en gevolgen van polarisatie in de geschoolde samenleving. De titel ontleende ze aan de verblufte uitroep („Wie zijn die mensen?”) van Sigrid Kaag over Forum voor Democratie-stemmers. Muis gebruikt in haar proefschrift de termen ‘hoger opgeleid’ (hbo, universiteit) en ‘lager opgeleid’ (basisonderwijs tot en met havo en mbo), die in dit soort onderzoek nog gebruikelijk zijn.
Uw proefschrift is opvallend warm ontvangen in de media. Zijn we zo blij dat we het toch meer met elkaar eens zijn dan we vaak menen?
„Ja, dat denk ik wel. Hoewel het waarschijnlijk ook meespeelt dat ik focus op de hoger opgeleiden, die veel meer polarisatie zien dan lager opgeleiden. Het werkt best goed om een beetje kritiek te hebben op de meer machtigen in de samenleving.”
Het prikkelt het kwade geweten van de hoger opgeleiden?
(lacht) „Ja, dat zou best kunnen. Ik krijg veel reacties van: ja, zo had ik het nog niet bekeken, we moeten ook een keer naar ons zelf kijken.”
Dat polarisatie best meevalt, is dat uw belangrijkste bevinding?
„Ik zie twee belangrijke conclusies. Eerst dat de polarisatie inderdaad lang niet zo is toegenomen als vaak wordt gedacht. Het is niet zo dat we steeds extremer zijn geworden in onze meningen. Daarnaast is er die opvallende rol van hoger opgeleiden, die denken dat zij zo open minded en tolerant zijn en de anderen helemaal niet. Zij zijn de groep die het meest een verkeerde perceptie heeft van de mate van polarisatie.”
Over welk type polarisatie hebben we het dan?
„Dat gaat specifiek om wat we noemen ‘mening-polarisatie’, het idee dat we het steeds meer met elkaar oneens zouden zijn. Dat blijkt niet te kloppen. Er zijn verschillen, maar die zijn niet sterk toegenomen. We hebben mensen bevraagd over de overheid, immigratie, abortus, homoseksualiteit, gender – een hele verscheidenheid aan thema’s.”
Tegelijk blijken lager en hoger opgeleiden wel echt anders te denken over migratie en klimaat.
„Ja, dat zijn de vecht-issues. Daar zie je grote verschillen, maar die zijn eigenlijk door de jaren heen redelijk stabiel gebleven. Over de langere termijn bezien is het patroon hetzelfde: hoger opgeleiden denken positiever over migratie dan lager opgeleiden. Soms groeien ze wat naar elkaar toe, dan weer iets meer uit elkaar.”
Maar juist op die hoofdpunten staan de groepen nu tegenover elkaar.
„Jawel, maar die kloof is dus niet steeds groter geworden. Mijn idee is ook dat je dit vooral ziet bij relatief nieuwe thema’s, zoals ooit bij abortus en euthanasie, of homoseksualiteit. Het geldt nu voor klimaat, wat echt een betrekkelijk nieuw thema is. Dan is het logisch dat er nog veel strijd over is.”
U spreekt van ‘valse percepties’. Maar is perceptie hier niet bepalend? Polarisatie is ook ‘in the eye of the beholder’, zoals er een verschil is tussen gevoelstemperatuur en graden Celsius.
„Daar ben ik het helemaal mee eens. Percepties kunnen reële effecten hebben. Als mensen zich gaan gedragen naar het idee dat we zo gepolariseerd zijn, kan het ook wáár worden. Wetenschap wil graag bij definities en harde feiten blijven, maar de praktijk is dat zoiets een self fulfilling prophecy kan worden. Daar wil ik voor waarschuwen.”
Identiteiten en groepsgevoel spelen mee, al zijn we het met elkaar eens.
„Ja, het is ook een beetje provocatief om te zeggen dat er geen polarisatie is. Niet in meningen, maar je ziet wel meer segregatie. Vooral bij de hoger opgeleiden, die zich sterker met hun groep identificeren. Zij wonen in hun eigen buurten, zetten hun kinderen op specifieke scholen, en gaan vooral met elkaar om. Dan krijg je ‘affectieve polarisatie’, het idee dat zij die niet bij de groep horen ook heel andere mensen zijn, met heel andere meningen.”
De fameuze bubbel.
„Het is niet verkeerd om je eigen groep of bubbel te hebben, dat is heel menselijk. Maar als je laatdunkend over anderen gaat denken of ze moreel veroordelen – en dat zie ik gebeuren – dan wordt het gevaarlijk. Dat kan de democratie onder druk zetten. Tijdens de verzuiling kende Nederland ook gescheiden groepen, maar de leiders daarvan gingen wel met elkaar in gesprek. Dat ontbreekt nu, we weten niet meer goed wat onze gedeelde moraliteit is. Onze meningen lopen veel minder uiteen dan we denken, maar een overkoepelend idee van gemeenschapszin is er niet. Mensen zoeken daarnaar.”
Uw proefschrift spreekt van een ‘schijnbare meritocratie’: afkomst en geluk zijn op zijn minst zo belangrijk als je eigen verdienste. Dat kennen we van Joris Luyendijk. Veel hoger opgeleiden tellen nu schuldbewust hun vinkjes.
„Mensen die zelf hoger opgeleid zijn en genoeg geld hebben, kunnen beter een hogere opleiding voor hun kinderen waarborgen dan anderen. Lager opgeleiden zijn nu ook anders naar die hoger opgeleiden gaan kijken dan in het verleden. Niet meer met de houding van ‘als je hoger opgeleid bent, ben je gewoon slimmer’, maar meer met ‘waar heb jij die positie eigenlijk aan verdiend, en waarom worden hoger opgeleiden eigenlijk zo opgehemeld?’”
Hoger opgeleiden hebben meer vertrouwen in de politiek dan lager opgeleiden. De corona-jaren zullen dat niet hebben verbeterd.
„Corona zal zeker impact hebben gehad, maar aan de andere kant, uit een peiling van de NOS bleek recent dat het vertrouwen in de politiek onder lager opgeleiden sterk was toegenomen na het aantreden van het huidige kabinet. Dat sluit aan bij mijn verhaal: lager opgeleiden willen zich gerepresenteerd of gezien weten. Mijn onderzoek laat zien dat mensen op zoek zijn naar stabiliteit of richting, misschien ook naar een beetje autoriteit. We hebben meer gedeelde kaders nodig. Binnen die ruimte kun je dan gerust van alles met elkaar uitvechten.”
Is er een conservatieve terugslag aan de gang?
„Uit het European Values Study blijkt dat Europeanen al decennia naar elkaar toe groeien: democratischer, toleranter. Politicoloog Ronald Inglehart, een van de gangmakers van dat onderzoek, ziet nu een breuk in die trend.
„Hij stelt dat die backlash voorkomt onder oudere mensen, die de context van hun jeugd niet meer herkennen. Maar je ziet ook bij jongeren dat ze conservatiever worden. Het is dus geen leeftijdseffect. Jongeren zoeken houvast in een steeds individualistischer samenleving. Hun meer conservatieve opvattingen zijn te vergelijken met die van de generaties van vóór de babyboom. De boomers waren misschien wel echt een uitzondering, omdat hun tijd louter vooruitgang kende in welvaart, democratie en vrijheid.”
Al met al geen reden tot paniek dus, wel voor zorgen. Wat zou de boodschap zijn van dit onderzoek voor media en politici?
„Dat we open moeten blijven staan om met elkaar in gesprek te gaan. Dus laten we die vraag van Sigrid Kaag nu eens oprecht stellen en niet hooghartig of met dédain – laten we onderzoeken waar onze overeenkomsten liggen. Dan zullen we zien dat het er best veel zijn.”
Een negenjarige lezeres van Donald Duck uit Maastricht heeft een nieuwe stripfiguur ontworpen, dat vanaf deze week in Nederlands meest gelezen stripweekblad avonturen gaat beleven als nieuwe buur van Donald Duck. Die nieuwe buur is de klussende timmervrouw Eva Hamerslag, die naast Donald en zijn neefjes komt wonen met haar computerprogrammerende zoontje Lex. Aan de andere kant woont nog altijd de ruziezoekende buurman Bertus Bolderbast.
Eva en haar zoontje zijn ontworpen door Eva uit Maastricht. „Superblij” was ze, vertelde ze woensdag in het Rijksmuseum in Amsterdam, toen daar bekend werd dat haar stripfiguur door de lezers van Donald Duck als winnaar gekozen was uit vijf finalisten van de actie ‘bedenk een nieuwe buur voor Donald’.
„Duckstad mag wel wat moderner worden”, zei Eva desgevraagd over haar winnende ontwerp. „De vrouwen doen altijd dames-club dingen. Een stoere vrouw leek mij wel een goed idee, vandaar dat ze een timmervrouw is. En Duckstad is soms ook wel wat ouderwets. Daarom heb ik ook Lex bedacht, haar zoon, die dol is op computerprogrammeren.” De Donald Duck-redactie heeft inmiddels de eerste strip over Donalds nieuwe buren Eva en Lex bedacht – en daaruit blijkt dat ze ook een Garfield-achtige kat hebben.
Eend van kleur
Omdat Donald Duck als stripfiguur dit jaar 90 jaar bestaat, bedacht de redactie van het stripweekblad een actie waarbij lezers voor het eerst een nieuwe stripfiguur mochten bedenken, die regelmatig terugkeert in het blad. De actie is „voor ons ook een moment om te horen wat lezers verwachten in Donald Duck-strips. De respons was enorm, met 7.400 inzendingen”, zei Donald Duck-hoofdredacteur Ferdi Felderhof daar eerder over in NRC.
„Het is onze bedoeling om Duckstad diverser te maken. Niet alleen wat kleur betreft, maar ook wat verschillende personages, verschillende types betreft. Bewoners van Duckstad zijn van oudsher vaak sterke mannelijke types, dat mag wel wat moderner.” Uit de keuze voor Eva, een eend van kleur, en Lex Hamerslag als nieuwe Duckstadbewoners, blijkt dat ook de lezers van het stripblad graag wat moderne, diversere stripfiguren zien. Sinds 2016 hebben Donalds neefjes Kwik, Kwek en Kwak overigens ook een vriendje, Rik, die in een rolstoel zit.
Volgens de Donald Duck-redactie hebben 16.000 lezers gestemd op de vijf finalisten van de buur-actie en was de klussende Eva ruim favoriet. De andere door lezers ontworpen stripburen in de finale waren de roddeltante Greetje Gluur (ontworpen door de 13-jarige Piet), vlogger Lars (ontworpen door de 10-jarige Lars), barbecue-koning Ko Flamingo (van Julia, 17) en de kunstonderwijzeres Odilia Rommelkwast, ontworpen door de 48-jarige Esther. (Hun achternamen heeft de Duck-redactie niet bekend gemaakt.) Deze nieuwe stripfiguren hebben weliswaar niet gewonnen, maar zullen af en toe wel opduiken in Duck-verhalen, beloofde hoofdredacteur Felderhof bij de perspresentatie in het Rijksmuseum. Daar begint op 1 oktober de familiemaand in het museum, die in het teken van Donald Duck staat.