Een ‘wat als’-kunstgeschiedenis met Hilma af Klint en Mondriaan. Wat levert dat op?

Alternatieve kunstgeschiedenis Het Kunstmuseum Den Haag brengt Piet Mondriaan en Hilma af Klint samen op een tentoonstelling. Af Klint is de onbekendere. Wat gebeurt er als dat andersom was? Een reis door een utopische kunstgeschiedenis.

Piet Mondriaan: Evolutie (1911)
Piet Mondriaan: Evolutie (1911) Foto Kunstmuseum Den Haag

Wat als de kleur roze niet bestond? Als Napoleon bij Waterloo niet verloren had? Als Hitler Amerika had veroverd? Als je magie kon leren? Als Da Vinci de Mona Lisa niet geschilderd had? Als Mona Lisa de Mona Lisa had geschilderd? Als de tijd anders kon stromen?

In de literatuur en de bioscoop bestaat het genre van de ‘what if’ of ‘wat als’, waarin onderzocht wordt hoe de wereld eruit had gezien als een bepaalde gebeurtenis anders was verlopen. Binnen de kunstgeschiedenis wordt het genre niet vaak beoefend. Voorbeelden van speculatieve of alternatieve kunstgeschiedenis zijn schaars. Daarom gaan we het eens proberen. Misschien leert zo’n poging iets over de mechanismen die cultuur produceren. Kijken we zelf of kijken we slechts na? Daar gaan we:

Ik heb wel eens gezien dat mensen in een museum uren (nou ja, minuten, maar dat lijken in een museum uren) voor een schilderij van Agnes Martin of Georgia O’Keeffe zaten en ik hun vervoering meewarig bekeek. Ach gossie. Ook abstracte kunst kan kitsch zijn. Nu schaam ik me weer voor die meewarigheid, want wie ben ik om op hun vervoering neer te kijken? Wat een arrogantie.

En toen zat ik zelf uren (nou ja, minuten) voor De tien grootste van Hilma af Klint en ik kon niet ophouden met kijken naar al die bollingen en rondingen: al dat roze, oranje, lichtroze; al die schakeringen die me in vervoering brachten; al die vormen die nog steeds, ruim honderd jaar later, van een andere planeet lijken te komen (net naast de onze); en alsof we nu recht onze ingewanden in kunnen kijken en daar de wereld zien die onze huid verbergt. Het knalde in mijn hoofd alle kanten op. Silent disco zonder koptelefoon. Topvolume. Af Klints werk knalde in 1907 de kunstgeschiedenis in en vibreert nog steeds.

In het Kunstmuseum Den Haag opent binnenkort een tentoonstelling waarin het werk van Af Klint gecombineerd wordt met dat van een kunstenaar die nog niet tot de canon behoort: Piet Mondriaan, een Nederlands-Amerikaanse man (buiten Nederland wordt hij Mondrian genoemd), tien jaar jonger dan Af Klint, die je met enige goede wil ook nog tot de pioniers van de abstracte kunst kunt rekenen. De tentoonstelling was dit voorjaar al in de Tate Modern in Londen te zien. Ook Mondriaan maakt nu, na pioniers als Af Klint, Gontsjarova en Delaunay deel uit van het grote avontuur van de abstracte kunst, samen met mannen als Kandinsky en Malevitsj.

Hilma af Klint, The Evolution, The WUS/Seven-Pointed Star Series, Group VI, No. 14 (1908)

Foto The Hilma af Klint Foundation

De opmars van Mondriaan naar de hoogst regionen van de kunst verloopt de laatste jaren steeds sneller. Bij leven heeft hij zijn abstracte kunst nooit getoond. Hij dacht dat de wereld er niet rijp voor was. In zijn testament bedong hij dat het werk pas twintig jaar na zijn dood, in 1944, getoond mocht worden. Zijn meesterwerk, de Victory Boogie Woogie, was toen nog niet af. Mondriaans leermeester, Marlow Moss, heeft zijn wens geprobeerd te vervullen maar stuitte ook na die twintig jaar op weinig belangstelling. Het kunstmuseum in Den Haag wilde er niet eens naar kijken.

Dat veranderde pas in 1987, toen het werk van Mondriaan deel uitmaakte van de reizende tentoonstelling Over het spirituele in de kunst, die in Nederland ook in het Haagse museum te zien was, met werk van onder veel meer ook Af Klint, Gontsjarova en Malevitsj. Het opnemen van Mondriaan stuitte wel op enige weerstand. Over zijn werken schreef een gezaghebbende criticus toen bijvoorbeeld in deze krant: „Ze zijn op een toonaangevende tentoonstelling van abstracte kunst op zijn zachtst gezegd misplaatst.”

Maar Mondriaans ster is sinds 1987 blijven stijgen; in 2018 had hij een solotentoonstelling in het Guggenheim in New York, de door Af Klint ontworpen tempel die later een museum werd. Een al even gezaghebbend criticus schreef toen in The New York Times: „Als je wilt hallucineren zonder de daarvoor benodigde stimulatoren, breng dan wat tijd door in Guggenheims onthutsende tentoonstelling”. Vorig jaar verscheen er een speelfilm over Mondriaan, twee jaar eerder al een documentaire.

Typisch mannelijk

Op het eerste gezicht vallen op de dubbeltentoonstelling vooral de verschillen tussen het werk van de twee kunstenaars op. Ja, het zijn schilderijen, ja ze zijn na verloop van tijd min of meer abstract, maar waar Af Klint vooral werkte met cirkels en pastel, koos Mondriaan voor rechte lijnen en primaire kleuren. De schilders hielden zich binnen hun revolutionaire werk toch keurig aan de lang traditionele verdeling tussen mannen en vrouwen: Af Klint rond en roze, Mondriaan hoekig en roodgeelblauw. Het is even wennen dat serieus te nemen; al die hardheid, al die hoekigheid. Typisch mannelijk, maar ach, voor een keertje is dat wel verfrissend.

Het is even wennen dat werk van Mondriaan: al die hardheid, al die hoekigheid. Typisch mannelijk, maar ook verfrissend

Af Klints productie wekt altijd de indruk flitsen te tonen van een onbekend en ingewikkeld systeem. Haar werken staan vol kleine tekens, symbolen en letters, alsof het geen kunstwerken maar diagrammen zijn. Volgens sommigen is dat nu nog steeds een reden om haar werk niet als pure kunst te beschouwen, maar als illustratie. Een wat gezocht argument, zeker nu de definitie van kunst nog steeds verder wordt opgerekt. De wonderschone grafieken van de Afrikaans-Amerikaanse socioloog W.E.B. Du Bois uit 1900 worden nu bijvoorbeeld ook als kunst tentoongesteld. Je zou nog kunnen tegenwerpen dat de informatie in Du Bois’ grafieken interessante informatie is, terwijl dat bij Af Klint twijfelachtig is; een mengsel van occulte, mystieke, spiritistische, theosofische en antroposofische ideeën. Maar die hebben de waardering voor haar werk niet tegengehouden. Ook dat deelt Mondriaan met Af Klint: zijn schilderijen zijn eveneens aanlokkelijker dan zijn teksten. Je moet schilders dan ook beoordelen op wat ze schilderen; niet op wat ze zeggen. Als dat adagium voor de Zweedse voorvrouw geldt, dan ook voor haar Nederlandse opvolger. Of is dit ook een achterhaald standpunt? Toen Elsa von Freytag-Loringhoven in 1917 een urinoir tot kunstwerk verklaarde, werd wat de kunstenaar zei belangrijker dan wat die deed. Intentie is alles.

Hogere wezens

De twee kunstenaars putten ook nog eens deels uit dezelfde bron. Ook Mondriaan was lid van de Theosofische Vereniging, die veel inspiratie haalde uit Aziatische religie en filosofie, en schilderde in 1912 het drieluik Evolutie. Die belangstelling voor het spirituele deelden de schilders weer met een groot aantal kunstenaars, net als belangstelling voor nieuw wetenschappelijke ontdekkingen als röntgenstralen en atomen. De verweving met het occulte ging bij Af Klint wel veel verder dan bij Mondriaan. Af Klint beschouwde zichzelf zoals bekend als een medium en kreeg haar werk doorgegeven van geesten, ongeveer letterlijk zoals Sigmar Polke haar methode in 1969 parodieerde in zijn schilderij: „Hogere wezens bevalen: bovenste rechthoek zwart schilderen.”

Maar geloof in het belang van kunst is misschien wel net zoiets als het geloof in geesten en andere wezens. Je kunt niet bewijzen dat het er is. Dat stukjes gekleurd linnen hele werelden verbeelden en voorspellen, dat die er echt toe doen, wie heeft iedereen dat toch wijs weten te maken? Of de westerse kunstgeschiedenis nou begint of eindigt met Af Klint of met Mondriaan, vreemd blijft dat. Een kwestie van geloof. Een kwestie van cultuur.

De samenstellers van de tentoonstelling maken veel werk van de vaststelling dat de twee schilders allebei geïnspireerd werden door de natuur. Tja, geldt dat niet voor elke kunstenaar? Voor Mondriaan helaas toch wel minder dan voor Af Klint. De Nederlander wilde van de natuur vaak weinig weten. Hij wilde niet voor het raam zitten als hij door dat raam bomen kon zien, meldt een anekdote. Ook het feit dat Mondriaan naast zijn abstracte werk bloemen bleef schilderen, wordt in de catalogus uitgebuit. Mondriaan noemde die bloemen zelf broodwerk, waar hij geld mee kon verdienen. Maar er is ook dit door Mondriaan bedachte gesprek, waarin hij beweert nog steeds door de natuur ontroerd te worden: „Ik schilder haar alleen op een andere manier.”

Dan zijn we dus terug bij het schilderen. In het mooiste deel van de tentoonstelling hangt een tiental delicate aquarellen van Af Klint uit 1916 en één schilderij van Mondriaan. Het schilderij is er een uit 1933, een witte ruit met vlak voor de hoeken telkens een gele baan. Mondriaan heeft iets geschilderd dat niet ophoudt. Kunst is geen wedstrijd, maar hier wint Mondriaan. Het doek zou een eigen zaal verdienen, een eigen gebouw, vooruit, een eigen tempel.

En dan hebben we het nog niet eens over Mondriaans meesterwerk de Victory Boogie Woogie gehad. Dat werk scheen nog niet eens af te zijn toen Mondriaan in Amerika overleed, in 1944 (een paar maanden voor Af Klint in Zweden). En het lijkt ook niet af, het blijft maar worden, voor eeuwig bezig met ontstaan. Mondriaan heeft dat sensationeel voor elkaar gekregen. Maar daarover een andere keer, als Af Klint gewoon weer de vergeten pionier is en Mondriaan al jaren tot de canon behoort. De tijd stroom terug. Geen ‘wat als’ maar zoals het is. Dat blijft cultuur.

Hilma af Klint & Piet Mondriaan. Levensvormen 7/10 t/m 25/2 in Kunstmuseum Den Haag. Info: kunstmuseum.nl

Lees ook: Vrouwelijke Zweedse kunstenaars werden door spiritisme pioniers van abstracte kunst