Opinie | Nederland moet het Groene Klimaatfonds ruimhartig steunen

Klimaat Ontwikkelingslanden zijn nauwelijks verantwoordelijk voor klimaatverandering, maar zijn wel enorm kwetsbaar voor de gevolgen. Rijke landen moeten fors bijdragen aan de multilaterale fondsen die ontwikkelingslanden helpen, schrijft .
Schade na een storm in Beira in Mozambique.
Schade na een storm in Beira in Mozambique. Foto Andre Catueira/EPA

Bij de 28ste VN-klimaattop in december staan financiering en ambitie centraal. Komende donderdag kunnen we al gaan zien hoe ver die ambitie reikt, als er bij een conferentie in Bonn vergaderd wordt over het opnieuw vullen van het Groene Klimaatfonds. Nederland zal zijn bijdrage fors moeten verhogen om de wereldwijde samenwerking tegen klimaatverandering een boost te geven.

Het grootste verschil tussen het Kyoto Protocol uit 1997 en het Akkoord van Parijs uit 2015 is dat álle landen hebben afgesproken vrijwillig doelen te stellen om hun uitstoot van broeikasgassen te verlagen. Dus ook arme ontwikkelingslanden – die vaak nauwelijks broeikasgassen uitstoten en geen geld hebben om met de gevolgen van klimaatverandering om te gaan. In Mozambique bijvoorbeeld ligt het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking 115 keer lager dan in Nederland. Mozambique is met 0,01 procent van de wereldwijde historische emissies nauwelijks verantwoordelijk voor klimaatverandering, maar het is enorm kwetsbaar en wordt al regelmatig door klimaatrampen getroffen.

Mozambique en andere arme ontwikkelingslanden hebben het Akkoord van Parijs toch ondertekend, omdat dit akkoord ook klimaatfinanciering toezegt. Dat is broodnodige financiële hulp voor arme landen bij het tegengaan van klimaatverandering en het omgaan met de gevolgen ervan. Als die klimaatfinanciering onvoldoende van omvang wordt, verliezen ontwikkelingslanden hun vertrouwen in de VN-klimaatonderhandelingen en wordt het nemen van beslissingen nog moeilijker. Het drukt zwaar op de klimaatonderhandelingen dat het de rijke landen, waaronder Nederland, nog steeds niet gelukt is om de al voor 2020 beloofde 100 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering te mobiliseren.

Ontwikkelingslanden beslissen mee

In de loop der jaren is geld een steeds belangrijker onderwerp geworden bij de VN-klimaatonderhandelingen en bij de COP28 in december in Dubai zal het zelfs centraal staan. Er wordt onder meer onderhandeld over een nieuw fonds voor ‘Loss and Damage’ (schade en verlies) dat vorig jaar werd opgericht en over de jaarlijkse hoeveelheid klimaatfinanciering vanaf 2025 en de voorwaarden daarvoor. De boel staat op scherp want de belangen zijn immens.

De lakmoesproef voor financiering en vertrouwen is al deze week. Het Groene Klimaatfonds is het grootste en meest ambitieuze multilaterale klimaatfonds, opgericht bij de VN-klimaatonderhandelingen in 2010 en operationeel sinds 2015. Het fonds is belangrijk voor ontwikkelingslanden omdat ze kunnen meebeslissen: van de 24 bestuursleden komen er 12 uit ontwikkelingslanden. Ook verstrekt het fonds relatief veel financiering voor aanpassing aan klimaatverandering, wat een prioriteit is geworden voor ontwikkelingslanden. Het fonds heeft een investeringsportefeuille van 12,7 miljard dollar opgebouwd in 148 landen.

Donderdag zullen onder andere de Duitse bondskanselier Olaf Scholz en secretaris-generaal van de Verenigde Naties António Guterres oproepen tot grote bijdragen voor de aankomende vier jaar. Wereldwijd is dit niet de gemakkelijkste tijd om nieuwe financiering binnen te halen, maar de klimaatcrisis dendert door en het geld is harder nodig dan ooit. Veertien landen hebben voorafgaand aan de top al een toezegging gedaan. Duitsland zegt bijvoorbeeld 2 miljard euro toe, een stijging van 33 procent ten opzichte van 2019. Denemarken zegt 232 miljoen dollar toe (een toename van 84 procent), Spanje 176,5 miljoen dollar (een stijging van 27 procent).

Zorgen zijn er ook. In 2019 hebben er 32 landen geld toegezegd, 13 minder dan in 2014. En omdat de Verenigde Staten het onder president Trump hebben laten afweten, was het totaalbedrag in 2019 ook lager dan in 2014.

Lees ook: Rijke landen gaan het klimaatbeleid van arme landen nu toch echt financieel ondersteunen

Meer ‘rijke’ landen

De grote vraag is wat de VS nu gaan doen. En of de groep van bijdragende landen kan worden uitgebreid. Klimaatfinanciering wordt traditioneel bereid gesteld door 23 rijke landen en de EU, die ten tijde van de klimaatconventie in 1992 als ‘ontwikkeld’ golden. De wereld is echter behoorlijk veranderd en het lijkt het logisch wanneer ook landen als Israël, Qatar, Singapore of Chili iets gaan bijdragen. Ze hebben inmiddels per hoofd van de bevolking immers ook een hoog gemiddeld inkomen en een hoge CO2-uitstoot. Als EU-hoofdonderhandelaar heeft toenmalig Eurocommissaris Frans Timmermans hier in de onderhandelingen voor het nieuwe schadefonds op aangedrongen.

Nederland zou donderdag de portemonnee moeten trekken en Duitsland, Denemarken, Spanje en andere landen moeten volgen door fors meer bij te dragen dan de 140 miljoen dollar uit 2019. Met een grote bijdrage slaat Nederland drie vliegen in één klap: een groter en succesvoller Groen Klimaatfonds; méér klimaatactie in ontwikkelingslanden – waar wij ook baat bij hebben; én een mooie opmaat naar de cruciale VN-klimaatonderhandelingen in december. Daarnaast kan Nederland na een ambitieuze bijdrage ook andere landen proberen te overtuigen om een bijdrage te leveren.