Nobelprijs voor ontrafelen ultrasnelle veranderingen elektronen

Natuurkunde Pierre Agostini, Ferenc Krausz en Anne l’Huillier krijgen de Nobelprijs voor Natuurkunde voor hun experimenten met lichtpulsen.

De bekendmaking van de winnaars op een persconfrentie in Stockholm.
De bekendmaking van de winnaars op een persconfrentie in Stockholm. Foto Anders Wiklund/TT News Agency via AP

De Nobelprijs voor Natuurkunde gaat dit jaar naar Pierre Agostini (1968), Ferenc Krausz (1962) en Anne l’Huillier (1958) voor de ontrafelen van ultrasnelle veranderingen in atomen en elektronen, op de schaal van attoseconden. Een attoseconde is een triljoenste van een seconde.

Secretaris generaal Hans Ellegren van de Zweedse Koninklijke Academie van Wetenschappen in Stockholm maakte de beloning van het drietal aan het eind van de ochtend bekend op een persconferentie. De drie laureaten delen de prijs van 11 miljoen Zweedse kronen (omgerekend 950.000 euro).

In 1987 ontdekte Anne l’Huillier dat licht veel verschillende boventonen produceerde als ze infrarood laserlicht door een edelgas liet schijnen. Die boventonen komen voort uit de interactie van het laserlicht met atomen in het gas; het geeft sommige elektronen extra energie die vervolgens weer als licht wordt uitgezonden. l’Huillier legde hiermee het fundament voor verdere ontdekkingen.

Kortste tijd

In 2001 slaagde Pierre Agostini erin om een reeks opeenvolgende lichtpulsen te produceren, waarbij elke puls slechts 250 attoseconden duurde. Rond dezelfde tijd werkte Ferenc Krausz aan een ander soort experiment, waarin hij erin slaagde een enkele lichtpuls te isoleren die 650 attoseconden duurde. De extreem korte lichtpulsen kunnen worden gebruikt om de snelle processen door te meten waarmee elektronen bewegen of van energie veranderen.

De kortste tijd die ooit door natuurkundigen is gemeten is 247 zeptoseconden.