Van ‘truttige zeurtekst’ tot bekakte zang: Boudewijn de Groot blikt terug op al zijn liedjes in een overcompleet oeuvreboek

Recensie Boeken

Oeuvreboek Boudewijn de Groot Biograaf Peter Voskuil loopt in het ‘Groot Oeuvre Boek’ samen met Boudewijn de Groot langs alle liedjes uit diens zestigjarige carrière. Soms is De Groot een liedje totaal vergeten, vaker weet hij nog wat hij er niet goed aan vond.

Boudewijn de Groot in 1967 met zijn toenmalige vrouw Anneke, kinderen en lieddichter Lennaert Nijgh op de achtergrond. Een foto gemaakt in de sfeer van zijn album ‘Picknick’.
Boudewijn de Groot in 1967 met zijn toenmalige vrouw Anneke, kinderen en lieddichter Lennaert Nijgh op de achtergrond. Een foto gemaakt in de sfeer van zijn album ‘Picknick’. ANP / Spaarnestad Photo

‘Boudewijn was in Nederland in zijn eentje de Beatles, Dylan en Neil Young tegelijk”, zegt biograaf Peter Voskuil in het Boudewijn de Groot Oeuvre Boek. Hierin loopt Voskuil samen met de 79-jarige popzanger langs alle liedjes die deze in zijn zestigjarige carrière gemaakt heeft. Zijn hits uit de jaren zestig en zeventig komen langs: ‘Het Land van Maas en Waal’, ‘Jimmy’, ‘Verdronken Vlinder’. Maar ook zijn honderden minder bekende liedjes krijgen van Voskuil aandacht en liefde.

In opzet lijkt het boek op De Lyrics van Paul McCartney, waarin die ook liedje voor liedje door zijn oeuvre loopt. Maar dat boek is niet chronologisch en verre van compleet. De Groots oeuvreboek is juist overcompleet. Het lijkt in die zin meer op de rijk geïllustreerde koffietafelboeken die het duo Guesdon en Margotin maakt over de oeuvres van de Beatles, Stones, Dylan, et cetera.

Soms is De Groot een lied totaal vergeten, vaker weet hij nog wat hij er niet goed aan vond. Hij bekritiseert terugblikkend „truttige zeurteksten”, „brave en bekakte” zang, vlakke arrangementen. Of hij veroordeelt zijn jonge ik als te recht in de hippieleer: „We moeten lief zijn voor elkaar en dat soort dwingelandij.” Die eerlijke, kritische houding van De Groot over zichzelf en zijn oeuvre geeft het boek wat pit.


Goedkope Spaanse gitaar

De Groot begon als een introverte beatnik met gitaar die literaire chansons wilde zingen. Plingeleploinkend op zijn goedkope Spaanse gitaar, met een keurige Heemsteedse dictie, bracht hij klassiek vormgegeven, studentikoze teksten van zijn beste vriend Lennaert Nijgh. Zo mocht het wat hem betreft blijven. ‘Elegie Prénatale’ was controversieel om de tekst over een ongewenste zwangerschap. Maar verder was het „keurig, netjes en voorzichtig”, zo oordeelt hij nu: „Ik wilde per se artistiek zijn, net als Lennaert. Ik maakte chansons voor fijnproevers en toen het niet verkocht had ik de air van de onbegrepen kunstenaar.”

Maar zijn manager besloot anders. Van klein en fijn kon de schoorsteen niet roken. Dus moest De Groot van hem een snelle song met een rockband opnemen: ‘Een meisje van 16’ (1965), een cover over een rijk meisje dat zich verslingert aan een rusteloze vagebond. Purist De Groot vond het aanvankelijk artistiek verraad, maar eenmaal in de studio bleek hij te genieten van het werken met een band. En het klonk zo veel volwassener. De Groot scoorde zijn eerste hit, gevolgd door het protestlied ‘Welterusten, meneer de president’ en de surrealistische meezinger ‘Het Land van Maas en Waal’ (1967). Zo werd hij de Nederlandse Dylan.

Lees ook dit interview met Boudewijn de Groot: ‘Herinneringen heffen de eenzaamheid op’

In één moeite door werd hij daarna de Nederlandse Beatles. Zijn derde elpee, Picknick (1968), was zijn antwoord op Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, de psychedelische klassieker van de Britse popgroep. Het hippie-experiment duwde De Groot nog wat verder met het obscure Nacht en Ontij (1969). „Je kunt deze plaat het beste horen met het licht uit, misschien een paar kaarsen aan, een koptelefoon op en een goede joint”, adviseerde hij. Maar de luisteraars besloten dat ze de plaat het beste helemaal niet konden horen, waarna De Groot verbitterd een paar jaar van het toneel verdween.

Zoekende geest

In de jaren zeventig keerde hij terug als „Nederlandse Neil Young” met de lp Hoe sterk is de eenzame fietser. De vergelijkingen met Dylan, de Beatles en Neil Young zeggen overigens alleen iets over hun invloed op De Groot. Zijn werk lijkt niet op hun werk en haalt ook niet dat peil. De Groot heeft een zeer eigen, Europese stijl, die veel invloed heeft gehad op alle Nederlandstalige popmuziek die na hem kwam.

Net als veel andere popartiesten maakte De Groot zijn belangrijkste werk in de eerste tien jaar van zijn loopbaan. Daar ben je na 158 bladzijden wel klaar mee. Dat de rest van het boek toch interessant is, komt doordat De Groot zo’n zoekende geest was, die steeds wonderlijke afslagen nam. Zo vond hij zichzelf ooit door een misverstand als dj op de Duitse nachtradio, terwijl hij niet bepaald vloeiend Duits sprak en geen platen bij zich had om te draaien. Of hij ontmoette op de vrijdagmiddagborrel van producer Peter Koelewijn de feestzanger Nico Haak met wie hij prompt een carnavalskraker (‘Tante Julia’) opnam. Ook voor een album met een Limburgse fanfare draaide hij zijn hand niet om.

Sociaal onhandig

De Groot liep geregeld ontevreden weg uit zijn carrière en zijn muziekrelaties. Dat begon al in 1969, na het debacle van Nacht en Ontij. Hij ging in een boerderij in Dwingeloo zitten met een groep muzikanten, liet zijn baard staan en wilde voortaan alleen nog in het Engels zingen. Maar niemand wilde zijn Engelstalige liedjes horen, hij kon niet met de muzikanten opschieten en kreeg last van zijn verstandskies, dus keerde hij maar weer terug naar het Nederlandstalige lied.

Dit patroon herhaalde zich een paar keer in zijn leven. De sociaal onhandige De Groot werkte het liefst met vertrouwde gezichten, naast lieddichter Lennaert Nijgh waren dat arrangeur Bert Paige, gitarist Hans Hollestelle en later de mannen van Doe Maar. Maar na een tijdje kreeg hij er genoeg van, voelde zich miskend, liet alles achter zich en vertrok naar Drenthe, naar Hollywood, of hij werd producer of vertaler van detectives. Om na een paar jaar later weer terug te keren. Zo zitten er grote gaten in zijn carrière. À la Heintje Davids heeft hij wel drie keer een afscheidstournee gehouden.

Vreemde Kostgangers

In de winter van zijn leven vormde De Groot met Henny Vrienten (Doe Maar) en George Kooymans (Golden Earring) een trio dat zich Vreemde Kostgangers noemde. Dat leverde gedenkwaardige liedjes op, zoals ‘Hoe meer ik dichterbij kom’ – over De Groots moeder, die hij verloor in een Japans concentratiekamp toen hij een baby was. Het vriendenproject eindigde voortijdig omdat twee van de drie mannen ernstig ziek werden. Vrienten stierf vorig jaar, Kooymans heeft de spierziekte ALS. Hij mag dan niet meer willen optreden, Boudewijn de Groot neemt met dit overzichtswerk hopelijk nog lang geen afscheid.