Mathilde van den Brink toen ze in 1986 in Den Haag door minister Elco Brinkman van WVC geïnstalleerd werd als voorzitter van de Raad voor het Jeugbeleid.
Na de dood van haar echtgenoot werd Mathilde van den Brink nog een keer ten huwelijk gevraagd. Maar opnieuw trouwen wilde ze niet. Een paar jaar na het mislukte aanzoek kwam ze de man weer eens tegen – toevallig waren ze allebei inmiddels ergens burgemeester geworden. Hij vroeg haar of ze geen spijt had gekregen van haar afwijzing. Zij vond het onbeleefd om keihard ‘nee’ te zeggen, dus ze zei: nou, anders was ik nooit burgemeester geworden. Waarop de man zei: maar dan was je wel burgemeestersvrouw geworden!
Ze had er achteraf „heel hard” om gelachen, vertelt dochter Anne van Schaik (51). „Hij had het gezegd alsof dat toch zeker net zo leuk voor haar was geweest.”
Daar dacht Mathilde van den Brink totaal anders over. In 1980 werd ze de eerste vrouwelijke burgemeester in Drenthe, van de plaats Gieten. Ze kwam er aan zonder man – die was al overleden – maar met twee kinderen, vanuit het Zuid-Hollandse Schoonhoven, waar ze wethouder was geweest. Na Gieten werd ze voor de PvdA verkozen in het Europees Parlement, en daarna werd ze nog een keer burgemeester, in Uitgeest.
Als meisje in Utrecht, in een socialistisch gezin, kreeg Van den Brink al mee dat ook vrouwen economisch zelfstandig moeten worden, en blíjven. Haar moeder had nog moeten stoppen met werken toen ze trouwde, maar was wel politiek actief. Dat je als vrouw je eigen geld moet verdienen, is iets waar ze diep van overtuigd raakte en waar haar man – ze leerden elkaar kennen bij de padvinderij – haar in steunde.
Een persoonlijker reden speelde ook mee in de sterke wens om buitenshuis te blijven werken. Het moederschap kwam haar niet natuurlijk aanwaaien, beschreef ze in een naslagwerk over haar leven (titel: Wat Mathilde wilde). Ze had een „negatief zelfbeeld” over zichzelf als moeder. „Ik heb altijd wel heel graag kinderen gewild, maar alle praktische zaken die met het moederschap te maken hebben, zijn niet voor mij weggelegd.” Ze vond het lastig dat ze hier niet met anderen over kon praten, schreef ze.
‘Innemende meid’
In haar werk wist Van den Brink juist wél precies wat ze moest doen. Ook al was dat niet altijd makkelijk. Dochter Anne van Schaik: „In Gieten was ze een gekke verschijning: een vrouw die burgemeester was, en dan ook nog zonder partner.” De man van Van den Brink was overleden aan hartfalen toen zij 36 was, de kinderen waren 5 en 7. „De mannelijke collega’s in Gieten mochten niet met haar meerijden in de auto, want dan werden hun vrouwen jaloers.” Van den Brink vatte het niet persoonlijk op. „Ze dacht: dan rij ik toch lekker in m’n eentje in de auto. Ze ging gewoon door, en verzamelde ook een netwerk van leuke mensen om zich heen.”
Toen haar dochter in haar studietijd een collegezaal bezette, belde haar moeder haar via de receptie op. „Om te zeggen dat ze trots op me was.”
De baan ging haar goed af. „De bevolking [van Gieten] vindt haar een aardige, innemende meid”, schreef het Dagblad van het Noorden in 1983 – van den Brink was toen 42 jaar oud. „Als er over haar wordt gepraat, gaat het over ‘Mathilde’.” Van den Brink zei in het artikel zelf over haar burgemeesterschap: „Het gekke is dat ik wist dat het zou lukken. Dat klinkt natuurlijk heel arrogant, maar die dingen heb ik vaker gehad.”
Het leek haar niet veel te deren wat anderen van haar vonden. Ze had haar eigen kompas, en moedigde haar kinderen aan dat ook altijd te volgen. Toen haar zoon Eric in 1990 tijdens krakersrellen in Groningen werd opgepakt en in de cel belandde, zat Van den Brink in het Europees Parlement. Ondanks dat mensen in haar omgeving zijn keuze afkeurden, ging Van den Brink „duizend procent” achter hem staan, vertelt haar dochter. En toen zij in haar studietijd een collegezaal bezette, belde haar moeder haar via de receptie op. „Om te zeggen dat ze me op de radio had gehoord, en dat ze trots op me was.”
Rouwverwerking
In haar tijd als burgemeester in Uitgeest kreeg ze voor de tweede keer in haar leven te maken met groot verlies: zoon Eric maakte een einde aan zijn leven, op zijn 25ste. „Mathilde zei: als ik nu mijn hoofd op de kussens leg, sta ik niet meer op”, zegt goede vriendin Truus Kortenhorst (71). Niet lang nadat het was gebeurd, ging Van den Brink weer aan het werk. „Niet iedereen begreep dat, maar ik denk dat het werk haar redding was.”
Haar dochter stimuleerde haar om deel te nemen aan workshops voor rouwverwerking, waar Van den Brink mee instemde. Ze stond erop dat Anne, die een jaar in Mexico studeerde, niet direct terug naar Nederland zou verhuizen. Haar dochter had dat gewild om haar moeder te steunen.
Anders dan in Schoonhoven, waar Van den Brink woonde toen haar man overleed, kwam de gemeenschap in Uitgeest wél heel erg om haar heen staan, zegt Van Schaik. Al wist niet iedereen zich een houding te geven. Eén ambtenaar met wie Van den Brink een goede band had, dook pardoes achter een zuil toen hij haar zag. „Ze is direct op hem afgestapt. Toen vertelde hij dat hij gewoon echt niet wist wat hij moest zeggen.”
Mathilde van den Brink in 2023. Foto privéarchief
Als burgemeester was Van den Brink „heel open en toegankelijk”, vertelt Klaas Boer (84), die met haar samenwerkte als wethouder in Uitgeest. Hij weet nog goed dat ze „wat feministisch” was. „We hebben een keer een bijeenkomst gehad over feminisme, daar was Hedy d’Ancona toen ook bij. Mathilde was daar echt de trekker van.”
Eenmaal in de zestig wilde Van den Brink nog een internationale carrière. Ze ging verkiezingen waarnemen in Afghanistan en in Oost-Europa. Omdat ze democratisering belangrijk vond én voor het avontuur. Zo’n tien jaar na haar laatste missie werd de ziekte van Alzheimer vastgesteld – een grote angst van Van den Brink, ze wilde absoluut niet de controle over zichzelf verliezen. Al vóór haar ziekte was ze overgestapt naar een huisarts die open stond voor euthanasie. Van den Brink overleed eind augustus, thuis in Utrecht.
Trots was ze aan het eind van haar leven vooral op haar kinderen en vier kleinkinderen, zegt Truus Kortenhorst. Ze was een aanwezige oma: toen haar dochter met haar gezin voor werk naar Mexico verhuisde, ging de gepensioneerde Van den Brink mee. Net als haar kinderen moedigde ze haar kleinkinderen vol overgave aan – een appje aan hen sloot ze steevast af met „je grootste fan, oma M.” Kortenhorst heeft haar vriendin nooit horen zeggen dat ze trots was op wat ze in haar werk gepresteerd had. „Dat was voor haar heel gewoon.”
In een soort fotohokje met roze behang en rode hartjes stelt Dilan Yesilgöz zichzelf op Valentijnsdag de vraag: waar hou ik allemaal van? Van honden, oké. Van haar man, tuurlijk. En ook van… hotdogs en bacon. Het filmpje werd gedeeld via de socialemediakanalen van de VVD, de volgende dag trakteert Yesilgöz ons via haar eigen Instagram op een selfie met een cocktail waarin een reep gedroogd en gezout varkensvlees drijft: „Omdat bacon alles goed maakt”, staat erbij, „ik neem een bacon cocktail op jullie. Hoe ziet jullie weekend eruit?”
Misschien was het een soort kinderlijke fase, zoals mijn neefje nu helemaal opgaat in Paw Patrol. Maar vorige week was daar opeens VVD-prominent Klaas Dijkhoff, die op zijn Facebook, zijn Instagram en zijn LinkedIn dezelfde foto deelde van een broodje hotdog met bacon. Voedsel fotograferen is een vak, dus laten we hem vergeven dat het geheel er nogal onsmakelijk uitziet. We krijgen er een heel verhaal bij: dat hij een vegahotdog had besteld met echte bacon, dat de hotdogtent ‘m nog had gebeld of hij dat inderdaad wilde, dat hij niet had opgenomen en dat ze de bacon er nu in een los bakje bij hadden gedaan en dat hij dat helemaal super vond: „Te vaak wordt vlees/vega als een absolute zaak voorgesteld. ‘Ben je vegetariër?’ is dan de vraag als je een plantaardige hotdog bestelt. Nou, ik bén iemand die graag lekker eet. En als de vega-worst lekker is, dan is die lekker. En als de bacon er lekker bij is, dan is dat ook lekker”.
Zo redeneert Dijkhoff nog een poosje door en drie LinkedInnerige alinea’s verder is zijn bestelling een metafoor voor de ideale samenleving: „Links en rechts komen dichter bij elkaar als we niet eisen dat de ander tot het uiterste gaat.”
Alsof het gaat over katholieken en protestanten in het Belfast van de jaren tachtig, wil Dijkhoff bruggenbouwer zijn tussen vleeseters en vegetariërs. Dat punt maakt hij vaker; in 2020 vertelde hij al aan de Volkskrant dat hij vegetarische hamburgers met echte bacon eet. Daar kijken mensen heel gek van op, maar Dijkhoff vindt – schrik niet! – dat dat dus gewoon wél kan. Zijn tegeltjes-waardige conclusie destijds: „Als je er geen principe van maakt, wordt gedragsverandering makkelijker.”
Bacon was, zoals we dat in 2010 noemden: epic
Mark Rutte ging eens op de foto met een rundercarpaccio XXL en relativeerde zijn klimaatambities door te zeggen dat we „wel gewoon moeten kunnen blijven barbecueën”, maar de nieuwe garde richt zich nu dus op bacon. Dat voelt aan de late kant: rond 2010 was bacon een ware internet-rage, YouTubers maakten gigantische burgers met stapels bacon, er was baconmerchandise, er waren memes, bacon was, zoals we dat dan noemden: epic. Maar die hype is voorbij, dus wat willen VVD’ers in deze tijd uitstralen met dat gekoketteer met bacon?
Varkensvlees duikt ook al eeuwen op als symbool in religieuze en culturele conflicten. Nadat de islamitische Moren waren verdreven, controleerde de Spaanse inquisitie bijvoorbeeld al of mensen wel christelijk leefden. Omdat moslims en joden geen varkensvlees mogen, was het een teken van loyaliteit aan de christelijke overheerser als je het wel at. Het verhaal gaat dat er zelfs bewust reuzel (niervet van het varken) in koekjes werd verwerkt, zodat niemand een koekje zou weigeren behalve om religieuze redenen.
En die betekenis heeft varkensvlees altijd gehouden. In 2014 probeerde de extreemrechtse Franse politicus Jean-Marie Le Pen bijvoorbeeld schoollunches zónder varkensvlees voor moslimkinderen te verbieden. Bij extreemrechtse protesten bij moskeeën en AZC’s is de afgelopen jaren vaak bacon of ander varkensvlees meegenomen ter provocatie.
Als een politicus zo nadrukkelijk koketteert met welk product dan ook, dan wil-ie daar iets mee zeggen. En bacon heeft veel weg van de ultieme VVD-snack; van wat de partij wil uitstralen. Semi-luxe, maar toch voor iedereen, niet duurzaam, wel dierenleed en dus een beetje fout en misschien daarom juist extra lekker. Een guilty pleasure, zoals De Toppers in Concert of 130 op de snelweg. En zoals altijd berust elke gelijkenis met bestaande gebeurtenissen en/of personages uit extreemrechtse hoek op louter toeval.
Een briljant staaltje campagnepolitiek. Zo is de wanvertoning rondom de deze week uitonderhandelde Voorjaarsnota met een cynische blik nog het best te omschrijven. Na een marathonsessie van 25 uur onderhandelen (lees: heroïek) kwamen de afgematte fractievoorzitters woensdagochtend uit het ministerie van Financiën gelopen. Allemaal met cadeautjes in hun mandje voor de eigen achterban. Extra geld voor defensie voor de VVD, boeren, spoor en wegen voor BBB, een ‘boodschappenbonus’ (eigenlijk een hogere huurtoeslag) voor de PVV en iets met bestaanszekerheid voor NSC. Er werd voor miljarden verspijkerd om al dit moois veilig te stellen. Wie de rekening daarvoor betaalt, bleef daarna dagenlang onduidelijk. Op zijn zachtst gezegd een onwenselijke situatie.
De jaarlijkse begrotingscyclus is bij uitstek gebaat bij controleerbaarheid, transparantie en een ijzeren ritme. Anders dan politieke botsingen over ideologie, heeft de begroting daadwerkelijk effect op de economische stand van het land. Toegeven aan de wensen van de een, leidt vaak tot een verslechtering van de positie van de ander. Gratis geld bestaat niet, en er gelden langjarige en Europese afspraken die de inkomsten en uitgaven van het rijk begrenzen. Een begrotingstekort is geen mening.
Dat dit kabinet daar de hand mee licht, blijkt wel uit het feit dat tot vorige week de Eerste Kamer nog goedkeuring moest geven aan een aantal departementale begrotingen voor het al vier maanden lopende begrotingsjaar. Met veel kunst- en vliegwerk kwam dat bijna allemaal goed, ook omdat sommige fracties in de senaat het domweg niet aandurfden een lopende begroting weg te stemmen. Chaos troef op financieel-economisch terrein.
Dat de onderhandelingen over de Voorjaarsnota deze week onder hoogspanning stonden, was geheel en al aan de coalitie zelf te wijten. Sinds de Miljoenennota van vorig jaar, zijn er voor vele miljarden aan wijzigingen aangebracht in de plannen. Deels door gewijzigde politieke inzichten (de btw op cultuur en media bijvoorbeeld), deels door tegenvallers (asiel) en deels door een veranderde werkelijkheid (defensie). Grote gemene deler bij de parlementaire behandeling van die onderwerpen was het gemak waarmee enerzijds een besluit werd teruggedraaid en anderzijds de rekening daarvoor werd doorgeschoven. De optelsom van al dat opportunisme was de gordiaanse knoop waarmee de Voorjaarsnota-onderhandelingen werden opgescheept.
Zo op het oog is het knap dat de vier partijen hun zelfgecreëerde probleem hebben weten op te lossen. Maar dat is schijn. De echt grote besluiten (klimaat, stikstof) zijn wederom doorgeschoven. Ook loopt het tekort meer op dan het Centraal Planbureau had berekend, omdat niet uitgegeven miljarden niet in ‘het saldo’ lopen, maar in latere jaren alsnog worden uitgegeven (de beruchte ‘kasschuif’).
Problematischer nog dan dat, is de manier waarop er onderhandeld is. De vier partijen kozen ervoor om alleen met minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) om de tafel te gaan, en andere bewindslieden buiten de gesprekken te houden. Het gevolg was dat zij donderdagochtend pas hoorden of zij er geld bij kregen of juist moesten inleveren. Het leidde tot verwarring en teleurstelling, niet alleen in de ministersploeg, maar ook bij bijvoorbeeld provincies die toegezegde gelden voor een Lelylijn zagen verdampen ten gunste van een Nedersaksenlijn en een paar N-wegen.
Wie inzoomt op de plannen, ziet dat ze wel degelijk pijn doen. De inkomstenbelasting gaat omhoog, net als de vermogensbelasting, het middelbaar onderwijs krijgt minder geld voor het helpen van kansarme kinderen, de werkloosheidsuitkering wordt met een half jaar ingekort, gratis kinderopvang uitgesteld, er verdwijnt 600 miljoen uit het Klimaatfonds en met de kaasschaaf moeten alle departementen de stijgende kosten voor inflatie deels zelf opvangen.
Het extraparlementaire experiment van deze coalitie loopt tegen zijn eigen grenzen aan, of is daar al doorheen. Het willens en wetens weghouden van vakministers, die met steun van hun ambtelijk apparaat wél weten hoe bezuinigingen of investeringen uitpakken, leidt tot ad-hoc-politiek die vaak meer kwaad dan goed doet. Visieloze koehandel zonder de echte consequenties daarvan te willen openbaren. Premier Schoof kon na afloop niets anders dan met zalvende woorden de eenheid benadrukken. Verder dan: „het kabinet is wederom net niet gevallen” lijkt hij niet te komen.
Wat resteert is het beeld van een coalitie die permanent in de campagnestand lijkt te staan. Het bedienen van de eigen achterban wordt boven het landsbelang geplaatst. Ook deze Voorjaarsnota is een toonbeeld van gestold wantrouwen: pakken wat je pakken kunt voordat de boel in elkaar stort. Zolang die dreiging boven elke onderhandeling hangt, blijven PVV, VVD, NSC en BBB vechten om electoraal aantrekkelijke kruimels. Het land is daar niet bij gebaat.
Zelfs als je er even helemaal vrij voor neemt, heb je algauw een dag of vier nodig voor het nieuwe boek (bijna 600 pagina’s exclusief noten) van Geert Mak. Wat betekent dat je zo maar vier dagen kunt dwalen door het Witte Huis in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw.
Beeldend en gedetailleerd beschrijft Mak hoe het er daar aan toeging, bijvoorbeeld toen de Engelse premier Winston Churchill in 1942 een bende maakte van zijn logeerkamer en de butler instrueerde dat hij bij het ontbijt een glas sherry wenste, een paar glazen whisky voor de lunch, en ’s avonds champagne en een negentig jaar oude cognac. Of hoe Missy Lehand, de voormalige secretaresse van Franklin Delano Roosevelt een paar jaar later door de kier van een deur zag dat de Amerikaanse president, de man van haar leven, in zijn studeerkamer zat te flirten met de Noorse prinses Martha. En dat Harry Hopkins er na het cocktailuurtje op een avond zo beroerd uitzag, dat hij een pyjama leende en een nachtje bleef slapen in de voormalige studeerkamer van Abraham Lincoln, wat uitliep op een verblijf van drieënhalf jaar in het Witte Huis. Deze Harry Hopkins, de rechterhand van president Roosevelt, is de hoofdpersoon van Wisselwachter.
Als auteur vertoefde Geert Mak geen vier dagen, maar vier jaar in het Witte Huis. Want zo voelde het om te werken aan dit boek, vertelt hij tijdens een gesprek bij zijn uitgever in Amsterdam. „Ik kende alles en iedereen.” Hij bezocht weliswaar het Witte Huis en Amerikaanse archieven, maar het grootste deel van zijn onderzoek kon hij doen vanaf zijn ‘terp’ in Jorwerd. In december kroop hij onder zijn ‘stolp’ vandaan, zegt hij. „En toen was het boek ineens schokkend actueel geworden.”
Want hoewel het boek onmiskenbaar trekken heeft van een biografie van Harry Hopkins, is het veel meer dan dat. Het is ook een making-of van de wereldorde waarin Amerikanen en Europeanen tot voor kort leefden. Een verhaal over het redden van de democratie in een tijd dat autocratieën aan de winnende hand lijken te zijn. En het is vintage Geert Mak: grote geschiedenis gecombineerd met verhalen over mensen. Aan de hand van brieven, dagboeken en interviews schetst hij een levendig beeld van de belangrijkste bewoners van het Witte Huis, naast Hopkins president Roosevelt en zijn vrouw Eleanor, maar óók hun secretaresses, geliefden en kinderen. Een speciale rol in het verhaal is weggelegd voor journalisten als Martha Gellhorn en William Shirer.
Dat verhaal begint ruim voor de Tweede Wereldoorlog, als president Roosevelt de economische crisis te lijf gaat met grootschalige werkgelegenheidsprojecten voor de aanleg van wegen en parken. Harry Hopkins, oud-welzijnswerker, geeft leiding aan een aantal programma’s die onderdeel zijn van deze New Deal. Die ervaring komt goed van pas wanneer Roosevelt hem in 1940 plannen laat maken voor een oorlogseconomie, nog voordat de VS direct betrokken zijn bij de Tweede Wereldoorlog.
Tijdens de oorlog speelt Hopkins op belangrijke momenten ook een cruciale rol, vandaar de titel Wisselwachter. Hij maakt riskante reizen naar Engeland en Rusland om namens president Roosevelt te overleggen met Churchill en Sovjet-leider Stalin. Beide mannen schenken hem hun vertrouwen, wat zeker in het geval van Stalin niet vanzelfsprekend is. Een officiële functie in de regering heeft Hopkins meestal niet, machtig is hij wel. „Hopkins is meer waard dan een slagschip”, zei Churchill over hem. En zijn kleindochter June tegen Mak: „Iedereen in het toenmalige Amerika wist dat als je Hopkins aan de lijn had, je met de president zelf sprak.”
Toch is Hopkins hier onbekend. Hoe kwam u op het idee een boek over hem te schrijven?
„Ik stuitte een paar keer op hem toen ik bezig was met In Europa, en later toen ik werkte aan een boek over schrijver John Steinbeck. Maar de eerste keer was nog veel eerder, in de jaren negentig, toen ik een artikel schreef over Martha Gellhorn – een van de beste journalisten van de 20ste eeuw, ze heeft fantastische oorlogsverslagen geschreven. Als 22-jarige vrouw reisde Gellhorn als een soort verkenner van het Witte Huis door het land. De New Deal was net begonnen. Roosevelt en de zijnen hadden besloten buiten alle bureaucratische lijnen om een groep mensen door het land te sturen, om te kijken hoe het met hun projecten ging. Of de mensen een beetje tevreden waren, of dat het één grote rotzooi werd.
„Martha Gellhorn schreef fascinerende brieven, eigenlijk was dat haar eerste journalistieke werk. Die waren gericht aan een zekere Hopkins. Interessante man, dacht ik, dat hij zoiets opzet.
„Later kwam ik hem weer tegen toen ik bezig was met Churchill. Begin 1941 vond Roosevelt het nodig een persoonlijke gezant naar Londen te sturen. De Amerikanen hadden het gevoel dat ze vroeg of laat betrokken zouden raken bij de oorlog in Europa. Ze hadden het idee dat Churchill een oorlogszuchtige zuiplap was. Roosevelt wilde weten of dat klopte en stuurde Hopkins om dat uit te vissen. Hij zou twee weken blijven, het werden er zes.
„Hopkins was een verfrommelde maatschappelijk werker, die de wereld regeerde vanuit een bed vol sigarettenas. Iedereen dacht: dat gaat niet goed met die aristocratische Churchill. Maar ze werden binnen de kortste keren soulmates. Churchill was verschrikkelijk blij dat de Amerikaan op zijn pad was gekomen. Hij maakte rondedansjes op de muziek van de platen die Hopkins had meegenomen. Ik dacht: ik ga eens een verkennend onderzoekje doen naar die Hopkins, en zo is dit boek ontstaan. Ik heb de hand van Hopkins vastgepakt en vervolgens heeft hij mij door zijn tijd en zijn omgeving geloodst.”
Hoe beviel het om vier jaar in die omgeving te leven?
„De eerste twee jaar vond ik het heel erg leuk. Het waren slimme mensen. Visionaire mensen. Zoals alle politici waren ze bezig met ambitie en macht. Maar op een bepaalde manier hadden ze het hart op de goede plaats. Dus het was inspirerend gezelschap. Op een gegeven moment, ik denk dat iedere biograaf dat heeft, begon ik ook wel een beetje een hekel te krijgen aan mijn hoofdpersoon.
„Hij was zo ambitieus dat hij zijn kinderen compleet verwaarloosde. Ik weet nog dat ik bezig was in Georgetown, waar een heel Hopkins-archief is. Daar trof ik een map aan met alleen maar briefjes met hertjes, konijntjes en kabouters, afkomstig van zijn dochtertje Diana. Die was acht en zat heel eenzaam op een kostschool. ‘Het gaat goed, maar wanneer kom je me halen?’, schreef ze. En: ‘Je komt toch wel naar de grote uitvoering in juni?’
„Nou, Hopkins kwam nooit. Ik denk dat hij wel van zijn vrouw en kinderen hield. Maar hij hield vooral van zijn werk en van de president.”
Op bijna elke pagina van uw boek liggen parallellen met het heden voor het oprapen. Aan het eind van WOII besluiten de Amerikanen de helft van Europa aan de Sovjets te laten. Roosevelt stelt ‘de klassieke vraag’, schrijft u. ‘Zullen de Amerikanen ook nog eens bereid zijn voor Estland of Litouwen te sneuvelen?’
„Nee dus. Kissinger heeft dat nog eens herhaald in een persoonlijk gesprek met toenmalig D66-leider Hans van Mierlo in 1968 – het zijn twee hele interessante alinea’s in de biografie van Hubert Smeets. Hij zei: ‘Een kernoorlog zal zo’n tachtig tot honderd miljoen Amerikanen het leven kosten. Welke president zou zich zo’n vreselijke prijs kunnen veroorloven voor een klein incident in Europa?’ De bescherming van de atoomparaplu is altijd maar betrekkelijk geweest.”
Als Roosevelt aan het begin van de oorlog besluit de Britten wapensteun te geven, verklaart hij dat de VS ‘het arsenaal van de democratie’ moeten zijn.
„Ja dat is ook zoiets. In oktober 2023 gebruikte president Joe Biden exact dezelfde woorden met betrekking tot Oekraïne. Ik veerde op. Er waren misschien honderd mensen die het oppikten. Maar de speechschrijvers van Biden gebruikten die woorden natuurlijk bewust, die kennen hun geschiedenis.”
Het grote verschil met Trump is dat hij het meent
In het boek staat een foto van Roosevelt die zich heeft verkleed als Romeinse keizer. Je kunt er niet naar kijken zonder te denken aan Trump die over zichzelf tweette: ‘Long live the king!’
„Ja! Alleen: Roosevelt en zijn omgeving deden dat voor de grap. Er zijn ook foto’s van Franklin en Eleanor waarop ze de rollen hebben omgedraaid: hij zit met een breiwerkje, zij met een glas whisky of zo. Ze waren speels en hadden veel zelfspot. Het grote verschil met Trump is dat hij het meent en ook echt koning wil zijn.
„De New Deal was vanaf het begin niet alleen een economisch herstelproject, maar ook een democratisch project. Toen Roosevelt was gekozen zijn er verschillende mensen naar hem toegekomen om te zeggen: nu moet je ook een beetje Mussolini-achtige bevoegdheden naar je toe trekken, en dan zullen de mensen dat accepteren. Dat heeft hij heel bewust geweigerd.
„De New Deal, waarmee hij mensen aan het werk hielp, was juist zijn antwoord op Mussolini en Hitler. Roosevelt had al in de gaten hoe gevaarlijk Hitler was toen veel Europeanen dat nog niet beseften. Hij was als jongen veel in Duitsland geweest en sprak redelijk goed Duits. Mein Kampf had hij in de originele versie gelezen.”
Voor de New Deal moesten de VS zich in de schulden steken. Net als Brussel nu wil doen, om de Europese defensie te versterken.
„Oorlog is altijd een aanjager van de economie, hoe treurig dat ook klinkt. Er waren vrij veel werklozen toen Amerika de oorlogsindustrie op poten zette. Dat had een enorm effect. Opeens had iedereen een inkomen.”
Martha Gellhorn komt ook in het verhaal voor omdat ze verslag deed van de Spaanse Burgeroorlog. Het is niet moeilijk om daarin een parallel te zien met de oorlog in Oekraïne.
„Ja, en met de journalisten die nu vanuit Oekraïne verslag doen. Dit boek is heimelijk ook een ode aan dappere journalisten die goed uit hun ogen kijken.”
Wanneer zag u al die parallellen?
„Dat is heel langzaam gegaan, het was helemaal niet mijn bedoeling om een actueel boek te schrijven. Maar gaandeweg kreeg ik steeds meer het gevoel dat het niet meer gaat over de vraag welke kant je op gaat, naar links of naar rechts. Het gaat, ook nu, over het verdedigen van de democratie. Het werken aan dit boek heeft dat gevoel bij mij steeds sterker wakker geroepen.
„Roosevelt zag de gevaren heel goed. En als je daar niet alert op bent dan word je van toeschouwer langzaam medeplichtige. Dat proces zie je nu ook, zelfs in Nederland, met het vreten aan de rechtsstaat door te morrelen aan vrijheden, uitspraken van rechters in twijfel te trekken, te praten over nepparlementen… Er is nu iets belangrijkers dan socialist of liberaal zijn. Democratische partijen moeten de basis verdedigen.”
Hoe deden Roosevelt en Hopkins dat?
„Door de onvrede langzaam af te koelen. Niet met woorden, maar door te leveren. Jaren geleden reisde ik door Texas. Een oude boer leidde mij rond en vertelde over zijn jeugd in de Roosevelt-jaren. Hij zei: de president vertelde een verhaal, en dat geloofden we wel, want hij kon het heel mooi zeggen. Maar verdomd, twee jaar later werden in zijn buurt de eerste scholen gebouwd. En daarna begonnen ze er ook een speciaal soort prefab-woningen neer te zetten met een slim koelsysteem.
„Wat ook heel belangrijk was, en dat is ook een verschil met het huidige Amerika, was dat mensen met waardigheid werden behandeld. Ze kregen geen steun, maar werk. Mensen konden zeggen: ik heb een baan. De vernedering van werkloosheid en steun werd weggenomen. Fascistoïde bewegingen komen vaak voort uit gevoelens van vernedering. Dat is ook een les.
„En dan hangt er verder veel af van de mensen die er aan het stuur zitten. Die waren zeer competent in die tijd. Er zat echt veel kwaliteit in het Witte Huis. Hopkins was een oud-welzijnswerker, maar hij wist al snel bruggen te slaan naar het bedrijfsleven.”
U kent veel belang toe aan de hoofdrolspelers van de geschiedenis. Had die geschiedenis ook makkelijk anders kunnen lopen?
„Toen Roosevelt president werd, was er een voedingsbodem voor een Amerikaanse variant van het fascisme. Bij zijn aanvaardingstoespraak in 1933 voelde zijn vrouw Eleonor dat haarfijn aan. Ze zag die begeesterde mensenmassa, vond dat doodeng, zei later tegen een vriendin: ‘Je kon deze mensen op dat moment alles wijsmaken, wat je maar wilde.’ Gelukkig was Roosevelt toch op en top democraat. Maar het boek laat zien dat de geschiedenis makkelijk anders had kunnen lopen. We hadden in Europa onder een kleindochter van Goebbels kunnen leven.”
„In de zomer van 1943 was er ook zo’n moment. De Britten hielden vast aan een invasie vanuit Noord-Afrika. De generale staf van de Amerikanen was het gezeur daarover zo zat ze alle aandacht wilden gaan richten op de oorlog tegen Japan in de Pacific. Europa zou pas in 1948 misschien weer aan de beurt komen. Hopkins en Roosevelt zijn daar toen dwars voor gaan liggen.”
Als de geschiedenis zo makkelijk anders had kunnen lopen, noopt dat dan niet tot bescheidenheid in het doen van uitspraken over heden en toekomst?
„Je kunt een paar grote lijnen trekken. Maar als historici wordt gevraagd naar de toekomst dan gaan ze vaak onzin uitslaan. Het blijft grillig en onvoorspelbaar.”
Hadden zijn hoofdrolspelers anders kunnen handelen? Als hij de afgelopen jaren ’s nachts een uurtje wakker lag, dan lag hij daar soms over na te denken, vertelt Mak. Soms ook gingen zijn gedachten naar een overgang in zijn verhaal, omdat schrijven nu eenmaal leuk is. En ja, af en toe was er ergernis. „Bijvoorbeeld toen Stephen, de zoon van Hopkins, sneuvelde als marinier in de Pacific. Hopkins kon alleen maar zwetsverhalen opschrijven over helden, de dood, en weet ik wat meer. De enige die reëel reageerde op die dood was Ethel, Harry’s ex-vrouw, die in een mooie, tedere brief over Stephen aan Harry schreef: ‘Hij wilde zo graag dat je van hem hield.’ Daaraan merk je hoe verleidelijk het is om in een heroïsch universum te gaan leven, waarin het alleen nog maar gaat over wij en zij, over tegenstanders, en over leven en dood. Dat is ook nu weer actueel.”