N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaatverandering Het moderniteitsfundamentalisme van Maarten Boudry is onwetenschappelijk, zegt Joost de Moor. We moeten juist inzien dat er grenzen zijn aan het menselijke kunnen.
Maarten Boudry haalde in NRC hard uit naar activisten en wetenschappers die in zijn ogen te paniekerig doen over de tijd waarin we leven en vooral over klimaatverandering (Dit is de beste tijd om geboren te worden, 23-9). Gezien hoe goed we het nu hebben, kan het in de toekomst toch alleen maar beter worden? Onwetenschappelijk noemt hij het alarmisme van degenen die dit niet erkennen. We hoeven ons helemaal geen zorgen te maken. De oplossingen liggen voor het oprapen. We zijn al lang op de goede weg en voor zover we klimaatverandering toch niet voorkomen, passen we ons gewoon aan. Was het maar zo’n feest. Helaas is juist Boudry’s fundamentalistische geloof in technologische oplossingen onwetenschappelijk.
Laat ons beginnen met wat nu juist wetenschappelijk of onwetenschappelijk is. Dan geef ik graag toe dat ik (evenals Boudry) geen klimaatwetenschapper ben. Ik ben een sociaal wetenschapper die zich bezighoudt met hoe burgers op de dreiging van klimaatverandering reageren. Gelukkig hoeven wij ook niet allemaal klimaatwetenschappers te zijn. Het IPCC maakt de belangrijkste conclusies van de klimaatwetenschap perfect begrijpelijk voor ons.
Paniekzaaiers
Hoewel getallen als ‘6 miljard doden’, waar Boudry zich tegen verzet, inderdaad moeilijk te substantiëren zijn, grijpt hij deze onterecht aan als standaard voor de wetenschappelijkheid van breed gedragen zorgen om het klimaat. Het IPCC heeft wel degelijk al herhaaldelijk gezegd dat we met een existentiële dreiging voor steeds meer mensen te maken hebben. En de toename in hernieuwbare energie en elektrische auto’s waar Boudry prat op gaat, heeft voorlopig nog niet tot een daling in wereldwijde emissies geleid (door aanhoudend gebruik van fossiele brandstoffen). Maar Boudry schaart wetenschappers die dat onderstrepen ook bij het rijtje paniekzaaiers, terwijl het nu juist welgekend is dat het IPCC de dreiging meestal onderschat, omdat het altijd de breedst gedragen consensus moet vinden.
Het IPCC is overigens ook veel voorzichtiger over de mogelijkheden van klimaatadaptatie dan Boudry. Boudry vindt dat we last hebben van een status quo bias als we niet inzien dat we ons wel zullen aanpassen aan een wereld met extreme klimaatverandering. Onderzoek naar die bias is niet alleen gedaan in een context die niet te vergelijken is met klimaatverandering, de conclusie die Boudry eraan verbindt is ook onjuist. Hoe meer de aarde opwarmt, hoe minder we ons kúnnen aanpassen. Een simpel voorbeeld: vergroening is een belangrijk wapen tegen extreme hitte in steden, maar bij te extreme hitte bezwijken ook die bomen. Klimaatadaptatie is dus zeker iets waar wij als samenleving veel meer op in moeten zetten, maar het naar voren schuiven als reden om niet te panikeren is ronduit gevaarlijk en een argument waar de fossiele lobby zich in het verleden van heeft bediend om klimaatactie af te remmen.
Boudry beweert verder dat we prima in staat zijn om te leven onder extreme omstandigheden. Als er mensen in de Sahara kunnen leven, waarom zouden we ons dan zorgen maken over een paar graadjes warmer in Nederland? Dit argument doet denken aan de Republikeinse Senator James Inhofe die in 2015 een sneeuwbal tevoorschijn toverde voor het Amerikaanse Congres om te beweren dat er toch geen gevaarlijke opwarming kon zijn. De mens kan zich inderdaad goed aanpassen aan extreme omstandigheden. Het probleem met klimaatverandering is dat het een extreem onvoorspelbaar klimaat veroorzaakt. Het is die onvoorspelbaarheid die het zo gevaarlijk maakt. Je kunt in theorie leven met heel veel warmte of water, maar niet als het zich van het ene op het andere moment aandient – zie wat er recent in Libië gebeurde.
Voorzorgsprincipe
Boudry doet veel onheilspellende toekomstvoorspellingen, zoals die over tipping points, af als onwetenschappelijk. Natuurlijk bestaat er veel onzekerheid over wat er precies gaat gebeuren over een aantal decennia. Klimaatwetenschap is inherent een onzekere wetenschap die de toekomst nooit perfect kan voorspellen. Maar die onzekerheid aangrijpen als reden om niet te panikeren, is wederom het soort argument dat klimaatontkenners jarenlang hebben gebruikt. Er bestaat zoiets als het voorzorgsprincipe: als het duidelijk is dat grote schade aannemelijk is, maar wellicht niet volledig voorspelbaar, dan is dat genoeg reden om voorzichtig te zijn.
Het dieptepunt is Boudry’s aantijging aan het adres van klimaatactivisten dat zij zich geen oprechte zorgen zouden maken. Ze zouden vooral willen genieten van hun moral high ground. Zij weigeren immers om kernenergie en geo-engineering te overwegen als oplossingen, waaruit hun hypocrisie zou blijken. Die bewering is koren op de molen van klimaatontkenners. Bovendien zijn zorgen om klimaatverandering én om deze veronderstelde oplossingen wel degelijk prima met elkaar verenigbaar. Namelijk: in de zorg dat technologische overmoed kan leiden tot rampen, en in de conclusie dat we klimaatverandering daarom niet te lijf moeten gaan met nog meer van die overmoed, maar juist de grenzen van het menselijke kunnen moeten inzien.
Dat gaat er niet in bij een ‘rationalist’ als Boudry. Terwijl er zeer rationele redenen zijn om te twijfelen aan nucleaire energie als oplossing; juist in de context van klimaatverandering. Afgelopen zomer werd in Frankrijk grootschalig de capaciteit van kernreactoren verminderd omdat het water uit rivieren te warm was geworden om de reactoren voldoende te koelen.
Dat Boudry die zorgen afdoet als onwetenschappelijke paniek, wijst op zijn eigen bias. Het is de bias waarbij iemand een blind geloof heeft in de kracht van een systeem of idee en iedereen die het bekritiseert, afdoet als gek. Die bias heet fundamentalisme. Boudry’s blinde geloof in technologische oplossingen en vooruitgang is een geval van moderniteitsfundamentalisme.
Omdat het jaar alweer ten einde loopt, zo’n jaar gaat als het laat wordt ineens met reuzesprongen, overwogen we maar vast eens welk gedicht we zouden gaan gebruiken voor de nieuwjaarskaart. Vorig jaar hadden we er een uitgezocht die we toen toch niet gebruikten omdat we een gedicht ontmoetten, kersvers en geheimzinnig, dat er echt om vroeg om onder de mensen te komen. Dus we keken weer naar die eerste keus van vorig jaar en ja, een prachtig gedicht, van Czeslaw Milosz, over geluk dat wacht om opgemerkt te worden door stervelingen, heel gewoon geluk. Het geluk van ‘gloeiende zon op de bladeren, het vurige zoemen van de hommels/ ergens ver weg’. Van even precies daar zijn waar je wilt zijn. Ideaal voor een nieuwjaarswens.
Toch aarzelden we. Het leek een beetje raar, wereldvreemd bijna, om de mensen een gedicht te sturen over heel gewoon geluk. Alsof wij niet in de gaten hebben wat er in de wereld aan de hand is, de verschrikkingen in Soedan, in Gaza, in Oekraïne, al die mensen die verdreven worden en die dan onder meer hier terecht komen en geen plaats vinden om hun hoofd neer te leggen omdat wij (Nee! Niet ‘wij’. Zij!) menen dat vluchtelingen de oorzaak zijn van al onze problemen. En dan praat je nog niet over het klimaat, wat het ook moeilijker maakt om je te verheugen in zonlicht, al moet een mens zich natuurlijk wel in zonlicht blijven verheugen.
Is het nu al zo ver gekomen dat geluk iets is om je voor te schamen? Dat zou wel het toppunt zijn. Ik lees ongeveer elke dag in de bloemlezing van Elisabeth Lockhorn die ‘de mooiste gedichten over geluk’ koos, onder de wel wat erg optimistische titel Het komt goed. Ik weet niet of het goed komt. De gedichten die erin staan weten dat ook niet, ze zeggen er niet veel over. Ze zeggen alleen maar op allerlei manieren dat geluk bestaat. Soms. Vaak hebben ze het helemaal niet over geluk, maar kun je uit wat ze wel zeggen opmaken dat het bestaat, en dat het je ten deel kan vallen, bijvoorbeeld als je opmerkt dat de wereld niet effen is maar vol van ‘bontigheid’ zoals Leo Vroman de ‘dappled things’ van Gerald Manley Hopkins vertaalt, die God looft voor ‘bloemsproetjes op vlugge forellen/ voor vonkgepoft kastanje-herfstlicht’ en nog zo het een en ander aan gestippelds, gestreepts, gevlekts, geruits.
Dichters weten ook wel dat de wereld niet bepaald uit bloemsproetjes bestaat, uit narcissen in het voorjaar, zondagmorgens met zon op de ontbijttafel. ‘Tracht de verwonde wereld te bezingen’ schrijft Adam Zagajewski, ‘Je zag vluchtelingen op weg naar nergens,/ je hoorde de beulen een lied van vreugde zingen’. Maar desondanks ‘Bezing de verwonde wereld’. Of misschien: juist daarom.
Niemand heeft er iets aan als we de wereld uitsluitend als een verzameling ellende, verdriet en wanhoop beschouwen. En zelfs dan: Anna Enquist heeft het over ‘wanhoop’ die ‘met windkracht tien/ in haar rug staat’ en vraagt zich af wat haar gaande houdt. En beantwoordt dat: ‘Dat zij gaat/ houdt haar gaande. Zij gaat.’
Degenen die op weg gaan, hun huizen hun gevoel van thuis-zijn achterlaten, die in gammele bootjes gaan zitten en hun kinderen zien verdrinken, ze willen toch leven. En als het kan niet alleen maar zo’n beetje bestaan, nee erin geloven, God prijzen voor bontigheid, voor stilte met geluiden ver weg, voor het geloof, even, dat het leven is iets is om blij mee te zijn, dat geluk bestaat.
In het bed naast dat van mij in het ziekenhuis ligt een jonge dame. Ze vraagt of ik een blaadje of een tijdschrift voor haar heb. Ik geef haar de Quest en zeg enthousiast dat er aardige korte artikelen in staan en dat ik het blad reeds uit heb. Waarop ze reageert: „Oh fijn, bedankt. Ik ben geen lezer hoor maar ik heb het zo warm: dan kan ik er even mee waaieren….”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Drie jaar na haar politieke pensioen is de erfenis van Angela Merkel, kanselier van 2005 tot en met 2021, op zijn zachtst gezegd omstreden. In de laatste jaren van haar zestienjarige kanselierschap, toen Merkel onmiskenbaar haar stempel op het land had gedrukt, was een ironisch ‘Danke Merkel’ een gevleugelde uitspraak in Duitsland – voor alles wat goed maar vooral voor wat slecht ging in het leven, kon Merkel verantwoordelijk worden gehouden. Was het glad buiten, ‘Danke Merkel’, viel er een glas uit je handen, ‘Danke Merkel’, maakte iemand hands in de kwartfinale van het EK voetbal, ‘Danke Merkel’. Het idee dat de Kanzlerin een zekere vorm van almacht bezat, was de Duitsers niet vreemd.
Drie jaar later is ‘Danke Merkel’ geen grapje meer. In de Bondsrepubliek gaat veel niet zoals gewenst en de oorzaak daarvan wordt veelal gezocht in de opeenvolgende regeringen-Merkel.
Het wegen- en spoornet is hopeloos verouderd (in september stortte in Dresden nog een brug in de Elbe), net als schoolgebouwen in heel Duitsland. Onder Merkel werd in 2009 de roemruchte Schuldenbremse, die het begrotingstekort wettelijk inperkt, ingevoerd, en als gevolg daarvan werden broodnodige investeringen uitgesteld.
Een andere spaarpost was defensie, in 2011 werd de dienstplicht afgeschaft, en er werd pas na 2014 en de Russische annexatie van de Krim mondjesmaat meer geld gestoken in de Bundeswehr, ook als de 2-procent-norm van de NAVO bij lange na niet werd gehaald (in 2021 stond er 1,3 procent van het bbp op de begroting voor defensie). Na de annexatie bedisselde Merkel, zo wil het verwijt, met de Franse president François Hollande, de Oekraïense president Petro Porosjenko en de Russische president Vladimir Poetin het Minsk-akkoord, dat voor Oekraïne, zo bleek al gauw, niets oploste.
Ik wilde de verdere beschrijving en duiding niet alleen aan anderen overlaten
Vervolgens zette Duitsland de aanleg van de pijpleiding Nord Stream 2 toch door, en maakte het land zichzelf grotendeels afhankelijk van Russisch gas – temeer omdat Merkel in 2011, tegen haar eerdere standpunt in, het einde van de kernenergie in Duitsland verkondigde.
Ook Merkels ruimhartige migratiepolitiek, waarmee ze wereldwijd maar aanvankelijk ook in eigen land bewondering oogstte, heeft de tand des tijds niet goed doorstaan: volgens haar critici plaveide Merkel daarmee de weg voor de opkomst van de radicaal-rechtse Alternative für Deutschland.
Sentimentaliteit
In Merkels memoires, getiteld Vrijheid, die dinsdag verschijnen, schrijft de voormalige Kanzlerin dat het idee voor een boek voor het eerst ontstond in de tijd van die vluchtelingencrisis in 2015. Merkel wilde „het verloop van de gebeurtenissen, de motieven voor mijn beslissing […] beschrijven zoals dat enkel in boekvorm mogelijk is. Ik wilde de verdere beschrijving en duiding niet alleen aan anderen overlaten.”
Ook de duiding van een aantal andere sleutelmomenten wil Merkel niet geheel uit handen geven. In ruim 700 bladzijden schrijft Merkel over verschillende hoofdstukken en dilemma’s uit haar kanselierschap, over haar afwegingen en uiteindelijke besluiten en compromissen. Wie vanwege alle recente kritiek op haar beleid een defensieve toon verwacht wordt teleurgesteld: Merkel legt de omstandigheden uit en verwacht van haar lezers dat die haar argumentatie volgen. Af en toe schrijft Merkel – die het boek samen met Beate Baumann schreef, haar adviseur sinds 1992 – dat ze een fout maakte, maar dat gaat dan om kleinigheden, zoals een ongelukkige uitspraak tijdens een persconferentie.
Het thema migratie en haar optreden in 2015 waren een aansporing voor het boek omdat Merkel vindt dat er ten onrechte vanuit wordt gegaan dat ze, als vrouw die de eerste helft van haar leven in de DDR doorbracht, uit sentimentaliteit handelde, alsof haar eigen ervaringen met de Berlijnse Muur haar een soort levenslange aversie tegen alle vormen van grenzen hadden opgeleverd.
Volgens Merkel werd haar DDR-achtergrond steeds weer gebruikt om haar beslissingen in controversiële kwesties in twijfel te trekken. „Mijn argumenten telden plotseling niet meer. In plaats daarvan werd hoofdschuddend gevraagd: hoe komt ze daar nu weer bij?”, schrijft Merkel. „Dat kan alleen maar komen doordat zij met haar DDR-verleden onze waarden niet echt begrijpt.”
Soms wordt er ook andersom geredeneerd: zo suggereerde een Duitse journalist recent nog dat Merkels ommezwaai wat betreft kernenergie – tot 2011 was ze voorstander, tot de kernramp in Fukushima – voortkwam uit het feit dat Merkel dacht dat ze zich de West-Duitse afkeer van kernenergie eigen moest maken, dat haar wending een vorm van aanpassing was.
Volgens Merkel werd haar DDR-achtergrond gebruikt om haar beslissingen in twijfel te trekken
In haar laatste weken als kanselier, in oktober 2021, had Merkel al in een uiterste ongebruikelijke persoonlijke toespraak gezegd dat veel West-Duitsers nog altijd naar Oost-Duitsers kijken met de vraag of ze zich wel afdoende hebben aangepast, als immigranten die steeds weer hun verblijfsrecht in hun nieuwe land moeten verdienen.
In Vrijheid schrijft Merkel dat ze niet had voorzien dat haar ‘Wir schaffen das’ zo zou beklijven. Nu worden haar beslissingen in 2015 breed bekritiseerd: zo noemde een commentator van de Frankfurter Allgemeine Zeitung haar migratiepolitiek onlangs nog „naïef” en van een „morele verhevenheid”. Voor Merkel, zo schrijft ze, telde in september 2015 dat „we in staat waren onze Europese waarden samen in de praktijk te brengen”, en dat ieder mens „recht op een menswaardige behandeling” heeft, waardoor voor haar het sluiten van de grenzen voor migranten uit Hongarije nu eenmaal geen optie was.
Boetsja
In het voorjaar van 2022, na de bevrijding van Boetsja door Oekraïense troepen, sprak de Oekraïense president Volodymyr Zelensky direct de Kanzlerin in ruste aan toen hij haar en „de heer Sarkozy” uitnodigde in Boetsja – waar honderden burgers werden vermoord – „om te zien waartoe het beleid van concessies aan Rusland in veertien jaar heeft geleid.” Zelensky verweet Merkel en Sarkozy dat zij tijdens een NAVO-top in Boekarest in 2008 Oekraïne de zogenaamde MAP-status hadden geweigerd, het ‘Membership Action Plan’ dat aan lidmaatschap voorafgaat.
In Vrijheid redeneert Merkel dat een MAP-status Rusland had geprovoceerd, en dat een dergelijke status tegelijkertijd Rusland er niet van had weerhouden om bijvoorbeeld de Krim te annexeren, zoals in 2014 gebeurde. Het compromis met onder meer voorstander George W. Bush, destijds nog net Amerikaans president, was dat Oekraïne „op termijn” lid zouden mogen worden van de NAVO. Natuurlijk vatte het Kremlin die belofte van een lidmaatschap net zo goed op als een provocatie, en weerhield dit Poetin er evenmin van om de Krim te bezetten.
Het besluit van Merkel in Boekarest wordt inmiddels – zoals veel van haar beleid – ook door haar partijgenoten bekritiseerd. CDU-Bondsdaglid Roderich Kiesewetter schreef op X dat destijds in de Duitse besluitvorming niet een soeverein Oekraïne op de voorgrond stond, maar Duitse handelsbelangen.
Toch wordt in Vrijheid pijnlijk duidelijk hoe nauw de Duits-Russische banden in 2008 nog waren, en hoezeer Duits anti-Amerikanisme, versterkt door de oorlog in Irak, daarin een rol speelde. Merkels voorganger Gerhard Schröder (SPD) had Duitsland uit die oorlog gehouden, en was in plaats daarvan een vriendschap met Poetin aangegaan. Meer dan andere landen uit het voormalige Oostblok, schrijft Merkel, kon Duitsland, dat door het voormalige West-Duitsland verzekerd was van een stevige trans-Atlantische relatie, het zich veroorloven om ook toegeeflijk te staan tegenover Rusland. Duitsland dacht het zich kortom te kunnen permitteren van twee walletjes te eten.
„Ik wil het verhaal van mijn beide levens vertellen; van het eerste tot 1990 in een dictatuur, en het tweede na 1990 in een democratie”, schrijft Merkel in haar proloog. In de hoofdstukken over de eerste helft van haar leven in de DDR heeft Merkel het opmerkelijk genoeg veel over haar zorgeloosheid. Die had ze te danken aan haar ouders, schrijft ze, omdat het ouderlijk huis in Templin altijd een soort safe space was waar ze tegen met name haar moeder uit kon razen over al haar frustraties. Bijvoorbeeld over school, waar in het vak staatsburgerkunde vragen moesten worden beantwoord als: „Toon aan dat de wetenschappelijke inzichten van Marx en Engels correct waren en zijn.”
Thuis in Templin leerden haar ouders haar, schrijft Merkel, hoe ze enigszins trouw aan zichzelf kon blijven zonder per ongeluk de politieke grenzen te overschrijden die de staat stelde, want „de staat [kende] geen pardon en sloeg [dan] genadeloos toe.”
Zorgeloosheid
Achteraf maakt die relatieve zorgeloosheid haar trots, schrijft Merkel. Ze schetst hoe ze op een gegeven moment als studente in Leipzig de collegezaal wordt uitgestuurd omdat ze tijdens de verplichte colleges marxistisch-leninistische theorie huiswerk voor een natuurkundevak zit te maken. Achterin de zaal zit iemand die kennelijk controleert wat de studenten precies in hun opschrijfblokken noteren. De weg naar buiten was een afgang, beschrijft Merkel. Maar later voelde ze „superioriteit”, „omdat die staat het ondanks alles niet voor elkaar kreeg mij af te pakken wat me liet ervaren, voelen, leven: een zekere mate van zorgeloosheid. Die heb ik van jongs af aan gehad. En dat de DDR me die niet heeft afgenomen ervaar ik als een van mijn grootste persoonlijke triomfen over het systeem. […] Zonder die zorgeloosheid was ik veel achterdochtiger geweest dan goed voor me was.”
Ook in Vrijheid klinkt een zekere zorgeloosheid door, tenminste wat betreft de kritiek op haar beleid. Vier keer werd Merkel als kanselier gekozen, meestal met ruim 30 procent van de stemmen, een keer zelfs met ruim 40 procent – daar kunnen de huidige lijsttrekkers voor de Bondsdagverkiezingen slechts van dromen. Van 2005 en 2017, bij aanvang van Merkels laatste termijn, steunden de kiezers haar beleid, en ook Merkel is niet van plan daar achteraf afstand van te nemen. „Ik sta pal achter mijn beslissingen”, zei Merkel in een interview dit weekend in Der Spiegel.
Dus ook als Merkel in haar boek zorgen uit voor de toestand in Oekraïne of het gebrek aan effectieve maatregelen tegen de klimaatcrisis, met zichzelf en haar erfenis lijkt ze in het reine.
Hoe navolgbaar Merkels redeneringen in de verschillende situaties ook zijn – het is nogal star om vast te houden aan het idee dat alles wat destijds de beste beslissing leek, niet ook nog eens uit het huidige perspectief te bezien. En de resultaten van de beslissingen van toen niet mee te wegen in de beoordeling ervan – al was het maar omdat Merkel door een snuf meer zelfkritiek een voorbeeld zou kunnen zijn voor haar collega’s die nog in functie zijn.
Tegelijkertijd is de kalme overtuiging waarmee Merkel haar politieke nalatenschap presenteert ook een beetje typisch voor haar kanselierschap. Kiezers vertrouwden Merkel, lieten zich overtuigen als ze zei „Wij kunnen dit aan”, vonden haar bescheiden en rationeel. Onder Merkel zouden de dingen wel op hun pootjes terechtkomen, was de indruk van veel kiezers, en dat was een groot goed. Ook uit Vrijheid spreekt de boodschap dat alles onder Merkel steeds onder controle was – maar de prijs die Duitsland daarvoor betaalde wordt niet in acht genomen.