Ben ten Holter (1942-2023): professioneel kroegtijger

De laatste bladzijde Ben ten Holter, chroniqueur van het Amsterdamse caféleven, was decennialang een bekende verschijning in de kroeg. „Stapte hij een café binnen, dan voerde hij meteen het hoogste woord.”

In 1982.
In 1982. Foto Leo van Velzen

Het avondlicht dat door de glas-in-loodramen naar binnen viel in een bruine kroeg, dat was het ultieme geluksmoment voor Ben ten Holter. Als hij dan aan de bar stond, een fluitje pils en wat kaasblokjes voor zijn neus, liefst samen met een stamgast die z’n verhalen wilde aanhoren – dan kon de dag niet meer stuk.

Ten Holter gold decennialang als de ultieme caféconnaisseur van Amsterdam. Hij was de auteur van het Groot Amsterdams Kroegenboek, een naslagwerk dat tussen 1967 en 1986 vijf edities kende. Later beschreef Ten Holter het hoofdstedelijke kroegenbestand in een wekelijkse column in dagblad Het Parool. „Een soort Johannes van Dam van de kroegen, maar dan aardiger”, in de woorden van oud-Parool-collega Corrie Verkerk.

Ten Holter was een opvallende verschijning: 1,92 meter lang, een ronde buik, een volle baard en een diepe stem die je van verre kon horen. „Als hij een café binnenstapte, voerde hij meteen het hoogste woord”, zegt zijn zoon Bas ten Holter. „Hij zat bijna nooit aan een tafeltje, hij stónd. Dan kon hij makkelijk op iemand afstappen.”

Veel van de anekdotes die Ten Holter in de kroeg vertelde, gingen over zijn jeugd. Hij groeide op in het naoorlogse Utrecht, als jongste in een katholiek gezin van tien kinderen. Nadat hij op zijn zeventiende het huis had verlaten, belandde hij via allerhande baantjes in de wereld van de internationale boekendistributie – een andere onuitputtelijke bron voor kroegpraat. Met smaak kon Ten Holter vertellen over zijn avonturen in het Midden-Oosten. Iraanse zakenpartners die niet betaalden in dollars maar met wodka, tapijten of wilde Perzische katten – dat werk.

Eenmaal in Amsterdam werd hij al snel gegrepen door het kroegleven. In 1967, Ten Holter was toen vijfentwintig, schreef hij de eerste editie van het Groot Amsterdams Kroegenboek, waarvoor hij alle cafés binnen de grachtengordel afging. De bezoeken vonden plaats „in volstrekte anonimiteit, die cafés waar ik bekend ben uiteraard uitgezonderd”, zo omschreef hij zijn methode later. Later breidde hij zijn onderzoeksgebied uit naar de negentiende-eeuwse buurten rondom de binnenstad. Voor de editie van 1982 bezocht Ten Holter 456 kroegen. „Een snelle rekensom leert dat deze vierde tocht door de cafés op z’n minst 2.500 biertjes heeft gekost”, schreef hij in het nawoord.

Ten Holter had altijd een klein aantekenboekje verstopt in de binnenzak van zijn regenjas, vertelt Rita de Borst, een voormalige geliefde die hem regelmatig vergezelde bij zijn kroegentochten. „Als we een tijdje in het café waren, ging Ben naar het toilet om stiekem op te schrijven wat hem was opgevallen.”

Bruine kroegen

Hij hield van klassieke bruine kroegen, met zand op de vloer, een mooie tapkast, geen muziek, een vaste clientèle van kunstenaars, schrijvers en journalisten, en het liefst ook een lange, kleurrijke historie. Maar het belangrijkste criterium, zegt De Borst, was de kastelein. Die moest kundig, voorkomend en gastvrij zijn tegen zijn klanten. „Dus geen gescheld, geen ‘krijg de tyfus’ ofzo.”

De lemma’s in Ten Holters Kroegenboek waren vaak niet meer dan een paar zinnen lang, met zwier geschreven. Over Café Co in Oud-West: ‘Om aanspraak hoef je hier nimmer verlegen te zitten. […] De buurtbewoners leggen een biljartje of geven commentaar op de renovaties in de buurt. Het meisje dat achter de tap opereerde tijdens ons bezoek was van een ongekende kwiekheid.’

Café Frans Hals in De Pijp: ‘De flink uit de kluiten gewassen kastelein is een boeiende verteller. Als de sport hier aan de orde komt vliegen de uren en de rondjes door je vingers.’

Op de redactie van Het Parool, waar hij van 1983 tot 1998 een vaste cafécolumn had, was Ten Holter een graag geziene gast. „Dan stond hij op de redactievloer met dat enorme lichaam voor te doen hoe je aan speerwerpen deed”, zegt oud-collega Verkerk. „In zijn jeugd was hij Nederlands kampioen geweest.”

Legendarisch is het verhaal van Ten Holter die op een avond in kennelijke staat naar de redactie toog en onder een bureau in een diepe, comateuze slaap viel. Verkerk: „Het was in de week dat er computers geïntroduceerd werden op de redactie. De volgende ochtend kwamen er twee hostesses van een bedrijf, om ons die computers uit te leggen. Plots hoorden we een harde gil: ‘Een lijk!’”

Zijn cafébezoeken leverden Ten Holter levenslange vriendschappen op met andere kroegtijgers als fotograaf Philip Mechanicus, uitgever Bas Lubberhuizen en schrijver K. Schippers. Diens experimentele debuutroman Een avond in Amsterdam was gebaseerd op tien gesprekken met Ten Holter.

Hij was ook een rokkenjager, die met zijn gevatheid en charme ontelbaar veel vrouwen wist te versieren. Rita de Borst leerde hij kennen bij café Kalkhoven, tegenover de Westerkerk. „Ik woonde een paar deuren verderop, op driehoog. Midden in de nacht, terwijl ik in bed lag, werd er op het raam getikt. Dat was Ben. Die was langs de gevel omhoog geklommen, naar mijn slaapkamer.”

Legendarisch is het verhaal van Ten Holter die op een avond in kennelijke staat naar de redactie toog en onder een bureau in een diepe, comateuze slaap viel

Sappelen

Als journalistiek zzp’er moest Ten Holter allerhande klussen aannemen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Zelf noemde hij dat ‘van ijsschots naar ijsschots springen’. Hij schreef jubileumboeken voor cafés, een biografie van volkszanger Manke Nelis, boeken over cafétoiletten, -poezen en -glas-in-loodramen. Ook maakte hij jarenlang de Amsterdam op Zak-agenda: een overzicht van alle restaurants, hotels, kerken, theaters, geldautomaten en taxi-standplaatsen in de hoofdstad.

Al die klussen ten spijt was het vaak sappelen – zeker omdat hij de neiging had met een zojuist ontvangen honorarium naar het café te vertrekken. Bas ten Holter herinnert zich dat zijn vader hem ooit meenam naar een kantoor van de Belastingdienst om te praten over een openstaande schuld. „Bij het zien van zo’n bloedje van een kind was de inspecteur bereid om het op een akkoordje te gooien. Mijn vader hoefde maar de helft te betalen.”

Na zijn pensionering bleef Ten Holter de Amsterdamse cafés bezoeken, nu alleen nog als klant. Een favoriete kroegentocht begon bij klassieke tapperijen als Scheltema en Van Wees en voerde hem later op de avond naar de Zeedijk of het Thorbeckeplein, waar de – wat minder verfijnde – etablissementen een nachtvergunning hadden. Bij het krieken van de ochtend volgde een uitsmijter op de Albert Cuypmarkt, waarna hij tevreden op huis aanging. „Twintig à dertig” pils per avond waren niet ongebruikelijk, zegt zijn zoon Bas ten Holter. „Maar hij was groot en stevig en nam meestal fluitjes. En hij dronk alleen bier, geen sterke drank.”

In 2023.
Foto Bas ten Holter

Uiteindelijk eisten de drank, de sigaretten (minimaal één pakje Dunhill Menthol per dag) en een kapotte knie toch hun tol. In zijn laatste levensjaren kwam Ben ten Holter zijn appartement in de Rivierenbuurt nauwelijks meer uit. De verhuizing naar een verzorgingstehuis, twee jaar geleden, deed hem opbloeien. „Ineens had hij weer allerhande aanspraak voor zijn verhalen”, zegt Bas ten Holter.

In juni van dit jaar overleed Ten Holter aan de gevolgen van longkanker. Een annonce werd niet geplaatst – een paar maanden eerder waren zijn oude vrienden al afscheid komen nemen in het verzorgingstehuis, op zijn tachtigste verjaardag. Het was een buitengewoon genoeglijk samenzijn – bíjna een beetje zoals vroeger in de kroeg.