In de wereld van Harry Potter kiest de staf de tovenaar. Net zo koos de hoorn voor Mees Vos

Hoornist Mees Vos: „Alleen de klank van de hoorn beroert me al. Het is een oergevoel.”

Hoornist Mees Vos: „Alleen de klank van de hoorn beroert me al. Het is een oergevoel.”

Foto Guido Werner

Interview Mees Vos, eerste hoornist van orkest Phion, speelt deze en volgende week het ‘Tweede hoornconcert’ van Richard Strauss. „Misschien wel het beste concert dat wij hoornisten hebben.”

‘Een heel rondrennerig kind was ik. Mijn vader vertelt nog wel eens over die tegenstelling: thuis totaal hysterisch, maar dan was ik op hoornles en dan speelde ik ineens van die lange, rustige tonen.”

Muziek kwam voor hoornist Mees Vos (29) niet uit de lucht vallen: zijn moeder is een goede amateurviolist, haar vader (Geert van Keulen) componist en lang basklarinettist van het Concertgebouworkest. Vos was zes toen hij de hoorn uitkoos. Hoewel, in zijn herinnering was het andersom. „Het was een beetje zoals bij Harry Potter en zijn toverstaf. In de Harry Potterwereld kiest de staf de tovenaar. Ja ja, dat is natuurlijk een enorm cliché, maar die keuze voelt nog alsof het gisteren gebeurde. De juf op de muziekschool dacht dat ik de hoorn wilde spelen omdat die mooi glom. Toen schijn ik gezegd te hebben: ‘Nee, vanwege zijn mooie klank!’”

„Er is niet eens een melodie nodig, alleen de klank van de hoorn beroert me al. Het is een oergevoel. Luister bijvoorbeeld alleen al naar de opening van de Vierde symfonie van Bruckner. Dat is ‘gewoon’ een open kwint. Nauwelijks een melodie te noemen. En toch. Die klank!”

Hartstikke moeilijk instrument

„Niet dat ik mezelf nooit vervloek hoor. Het is een hartstikke moeilijk, weerbarstig instrument. De buis is heel lang [bijna vier meter, maar dan opgerold, red.] en het mondstuk is heel klein, waardoor de noten voor je lippen héél dicht bij elkaar zitten. Het is een enorm lipgepriegel eigenlijk. Daarom zie je hoornisten ook altijd zo stijf stilzitten; je kunt tonen op een haarbreedte missen. Ik ben wel eens jaloers op de klarinettisten hoor. Die hebben weer andere moeilijkheden, maar ze kunnen wel lekker vrij bewegen.”

Orkestwerk kan ook een beetje ambtenarenwerk worden

Na het conservatorium van Amsterdam ging Vos naar het conservatorium van Weimar in Duitsland, waar de lessen Oost-Duits streng waren. Een zweep die Vos opzocht om hard te werken. Nog voor hij zijn master af kon maken, won hij al een auditie voor eerste hoornist bij de Staatskapelle Weimar.

„Maar na twee jaar in het orkest in Weimar zag ik het ineens voor me: midden dertig, een veilige orkestbaan en de rest van de tijd in de tuin zitten met een Oost-Duits kind op schoot. En dat dan de rest van mijn leven. Dat wilde ik helemaal niet.” Hij kwam terug naar Nederland om eerste hoornist te worden van het Oost-Nederlandse orkest Phion, maar daarnaast ook docent op het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

https://www.youtube.com/watch?v=9QUE5rPq8Uk

Wensenlijstje

Want lesgeven, daar houdt Vos enorm van, ontdekte hij al in Weimar. Steeds vaker was hij de leerlingen in de jaren onder hem gaan begeleiden, in plaats van zelf te studeren. „Lesgeven voelt diep zinvol. Het zit in de familie: mijn moeder geeft schilderlessen, mijn opa, de componist, gaf compositielessen, zíjn vader gaf weer les op de koninklijke academie in Den Haag.”

Het hele gesprek, op een terras in Amsterdam, zit Vos op het puntje van zijn stoel, als hij hardop dagdroomt over wat er nog allemaal in het verschiet kan liggen. Aan alles is duidelijk dat hij nog expressief en creatief wil uitbarsten. Dirigeren? „Nee dat niet. Als je ziet hoeveel uren je daarin moet stoppen voordat het ergens op lijkt, en dat de helft van het orkest je dan alsnog een nul vindt… Nee, ik wil toch wel zélf muziek maken.” Componeren dan? „Misschien.” In ieder geval ziet Vos zichzelf niet de rest van zijn leven in een orkest spelen, hoe enorm hij het nu ook naar zijn zin heeft. „Er staan nu nog bepaalde symfonieën op mijn wensenlijstje. De Tweede Mahler bijvoorbeeld. Bruckner Zes.”Maar het Oost-Duitse schrikbeeld is nooit ver weg . „Orkestwerk kan ook een beetje ambtenarenwerk worden. Je komt met je koffertje en je hoorntje naar de repetitie, waar alles netjes voor je klaarstaat. En dan speel je weer een beetje. Dat is absoluut creatief, en fijn, en veilig, en je krijgt er energie van; als het lekker gaat is het hartstikke verslavend. Maar ik ben weleens bang dat het een gouden kooi wordt.” Zelfs als het Concertgebouworkest zou bellen? „Dat zou ik héél graag doen. Maar niet voor eeuwen.”

John Williams

Maar, benadrukt Vos, dat gaat allemaal over de toekomst. Voor nu verheugt hij zich erop dat hij twee weken solo voor zijn eigen orkest mag spelen. „Leuk, en heel spannend ook wel. Je wil je aan je collega’s natuurlijk van je allerbeste kant laten horen.” Richard Strauss’ Tweede hoornconcert noemt hij „misschien wel het beste concert dat wij hoornisten hebben. Het heeft eigenlijk alles wat muziek mooi maakt: opwinding en beroering, een prachtig lyrisch tweede deel, grote sprongen, maar ook frivoliteit in het laatste deel.”

„In Nederland hoor je vaak hoornconcerten van Mozart of Strauss. Als ik zelf nog eens zou mogen kiezen, zou ik het hoornconcert van filmcomponist John Williams doen. Voor zover ik kan vinden is dat nog nooit gedaan in Nederland. Het is moderne Williams, net voorbij Harry Potter en Star Wars. Maar toch evident Williams.”

Mees Vos speelt tussen 22/9 en 1/10 vijf keer Strauss’ ‘Tweede hoornconcert’ met orkest Phion onder leiding van Kahchun Wong. Info: phion.nl