N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Media
Game Het nieuwste deel in de puberale gameserie Mortal Kombat voelt misschien wat lomp en ouderwerwets. Tegelijk zal de game nooit vervelen.
Mortal Kombat arriveerde in 1992 precies op het juiste moment: gamende kinderen veranderden net in dwarse pubers. Hier lag opeens een vechtspel waar het bloed van afspatte, waar de juiste druk op de juiste knop een spectaculaire, botbrekende ‘fatality’ veroorzaakte die je giebelend aan je vrienden kon laten zien.
We schrijven nu 2023, en de puberale shockeerdrang van Mortal Kombat 1 – niet te verwarren met die eerste Mortal Kombat-game – doet inmiddels kitschy aan. De gamende laat-dertiger zucht wanneer de game trakteert op het beeld van een dolk die dwars door een schedel heen gaat. En als de Amerikaanse Johnny Cage weer een excuus vindt om zijn middelvinger op te steken, rollen de ogen: ja, ja, heel cool allemaal.
Maar die oogrol bevat ook liefde, want Mortal Kombat 1 heeft zijn kitsch gewoon verdiend. De verhaalmodus van dit nieuwste deel in de serie is als vanouds totale pulp. Liu Kang is in het vorige deel een godheid geworden, en heeft de geschiedenis herschreven. In zijn nieuwe tijdlijn leven de heldhaftige ‘Earthrealmers’ Raiden, Kung Lao, Kenshi en Cage in vrede en harmonie met de van oudsher meer gecompliceerde ‘Outworlders’. Wel houden ze nog steeds het grote Mortal Kombat-toernooi, om de machtsbalans te bewaken. Dan blijkt Kangs grip op zijn eigen tijdlijn toch net iets wankeler dan hij hoopt – en ontspoort het verhaal in totale anarchie, waarbij je zo wat alle personages uit de inmiddels 30-jarige Mortal Kombat-geschiedenis tegenkomt.
Losse flodders
Vervelen zal je je nooit, want maker NetherRealm Studios toont als altijd geen enkele gene en zoekt ieder excuus voor spektakel gretig op. Helaas vervalt dit verhaal in losse flodders: telkens krijg je een paar gevechten lang de beschikking over één personage, die een kort persoonlijk verhaallijntje meemaakt. Je kijkt wat video, speelt een potje of drie tegen vijanden, en hup, door naar de volgende held. Veel kans om echt te wennen aan de bewegingen of iets te voelen voor de personages krijg je niet.
De andere onderdelen van de game proberen dat eerste goed te maken: er zijn de gebruikelijke oefenmatches en ‘towers’ van steeds uitdagendere wedstrijden, en de ‘Invasions’-modus waarbij je over een soort schaakbord loopt en speciale gevechten aangaat. Die worden helaas snel eentonig, onvergelijkbaar met de spannende vernieuwingen van directe concurrenten als Street Fighter 6. En als je klaar bent voor het échte werk, wachten de verschillende multiplayermodi op je, waaronder de mini-toernooien van ‘King of the Hill’.
De echte Mortal Kombat-liefhebber treft vooral meer van hetzelfde, al is het geheel meer gestroomlijnd. Alleen het Kameo-systeem is echt nieuw: je kunt nu de hulp van een ander personage inroepen, die je vooraf uitzoekt. Zo stel je je vechtstrategie gemakkelijk bij zonder je lievelingsvechtersbaas te moeten inwisselen voor iemand waar je minder gevoel voor hebt. Wil je je vijanden kunnen bevriezen, dan kies je voor Frost; heb je liever een luchtkannon, dan is er Liu Kang. Kameo beloont zo creatief vooruitplannen.
Jammer genoeg voelt Mortal Kombat 1 nog altijd wat lomp, mede dankzij trage animaties en de soms veeleisende knoppencombinaties die nodig zijn om een aanval uit te voeren. Waar Street Fighter die laatste verruilde voor een moderner systeem dat beter aansluit op de huidige hardware, houdt Mortal Kombat vast aan traditie. Niks mis mee, natuurlijk. Maar deze steeds langzamere laat-dertiger snakt na het rollen van de credits toch naar de intuïtievere moves en soepele innovaties van Street Fighter 6.