N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
ZAP Blijkbaar weet niet elke tv-maker dat er ook bij vederlicht vermaak minimale inspanning moet worden gedaan. Gelukkig was er nog de laatste aflevering van Wintergasten.
Waarom zou je, als je toch tv-maker bent, nog niet eens de kleinste moeite nemen om je uitzending iets meer te laten zijn dan achtergrondbehang in de vorm van een televisieprogramma? Die vraag drong zich op bij het kijken van Het beste van de jaren 90 van AVROTROS. Het leek zo’n schot voor open doel. Escapisme en nostalgie zijn vreselijk welkom, dus voordat Nieuwsuur begint even wat gebabbel over Spice Girls, Furby’s en griesmeelpudding: graag! Maar ook bij vederlicht vermaak moet er minimale inspanning worden gedaan.
De eerste aflevering bestond uit gemonteerde beelden van willekeurige BN’ers die keken naar clipjes van jarennegentigclichés. Elke spreker zei hooguit twee zinnen achter elkaar, wat resulteerde in een aaneenschakeling van repetitieve losse flarden: „Girlpower, ja.” „De introductie van girlpower, maar echt.” „Mel C, zij staat echt op nummer 1 bij mij.” „Ik vond Sporty Spice erg leuk.” „Ja nee ik vond Ginger was absoluut de coolste.” „Mel B? Vond ik wel leuk eruit zien.” „Ginger Spice, die vond ik wel de knapste.” En alles wat de kijker zelf zag, werd naverteld. Na een scene van Paul de Leeuw die een rotje in een kalkoen afstak, kwam iemand in beeld die zei: „Ja die kalkoen, een rotje erin en gewoon boem.”
Lui en liefdeloos. Het toppunt van treurige ironie kwam toen de BN’ers hardop terugverlangden naar televisieprogramma’s die wél memorabel waren: „Die programma’s waren wel iets waar we het allemaal over hadden ofzo, dat was wel bijzonder.”
Later op de avond kwam wel zo’n fragment langs dat lang zal na-echoën in de hoofden van de kijkers. Voor de laatste Wintergasten interviewde Femke van der Laan gepensioneerd hersenchirurg Henry Marsh in zijn huis in Londen. In een van zijn keuzefragmenten was hij zelf te zien, jaren eerder in een onderbezet ziekenhuis in Oekraïne. Een vrouw legt hem in de spreekkamer de hersenscans van haar kleinkind voor. Na bestudering verzucht Marsh ijzig matter-of-factly dat ze niets anders kunnen doen dan wachten tot het kind sterft. Een andere arts vertaalt en er springen tranen in de ogen van de diepgeschokte vrouw. „Het leven kan heel wreed zijn”, beaamt Marsh werktuigelijk. „Dank u”, antwoordt ze. „Heel erg bedankt, het spijt me dat ik u lastigviel.” Het geheel duurt een paar minuten.
Een neurochirurg, legde Marsh verontschuldigend uit aan Van der Laan, voert dit soort gesprekken haast elke week. „En het moeilijke is dat je geen feedback krijgt van patiënten op hoe je het doet.” Hij hoopte dat hij er beter in was geworden.
Verslavend is het, risicovolle operaties uitvoeren. Maar om het te kunnen, moet je tijdens een ingreep onthecht zijn van de patiënt als mens. En daarin schuilt ook gevaar om gevoelloos te worden. Een arts heeft ongekende macht over een patiënt. „Alle macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut.” Toen hij zelf kanker kreeg, en als patiënt terugkeerde in het ziekenhuis, moest hij lachen om de omkering van rollen. „Oh how the mighty have fallen!”
Zijn (zelfkritische) inzichten in het chirurgenbestaan bleven de hele uitzending boeien. Hij verliet het vak „met de hartstochtelijke overtuiging dat je een operatie moet zien als groepsactiviteit.” En uiteindelijk was het toch niet louter ijdelheid geweest die hem motiveerde. „Wat ons werk betekenis geeft”, concludeerde Marsh, „is het leven van onze patiënten.”
Het was een prachtig slot van een geslaagde Wintergasten-reeks. Één puntje van overweging voor de volgende keer: het is zo jammer dat enkel mensen die (goed) Engels spreken als gast in aanmerking komen. Wat zou er een wereld opengaan als we mensen zouden horen in het Portugees, Arabisch, Koreaans, Servisch. Dan desnoods maar een keer met wat minder bekende interviewers.