N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De laatste bladzijde Zoals Eelco Meuleman vroeger diep het uitgaansleven indook, zo stortte hij zich later op zijn journalistieke werk. „Ik heb het leven van een tachtigjarige achter de rug”, schreef hij toen hij wist dat het einde snel naderde.
Hij kreeg de diagnose kanker, had volgens de arts nog zeventien maanden te leven, en werd er vrolijk van. Of beter: opgelucht. Eelco Meuleman, nieuwschef bij de Volkskrant, schreef er vorig jaar een boek over, Het leven van een vrolijke kankerpatiënt, en in het AD verklaarde hij zijn humeur: „Ik moest nog zeven jaar tot mijn pensioen. En als je homo bent en 60 en geen vaste vriend hebt, al een tijd niet, dan moest dat misschien toch eens. Die twee dingen vielen als een natte deken van mijn schouders.”
„Het is ook wel goed zo”, schreef hij in zijn boek, „ik had het leven van een tachtigjarige achter de rug, vond ik. Ik was ongewoon vroeg begonnen met Leven.”
Meuleman trekt een aardig rechte lijn van zijn „vrij rampzalige” jeugd in Enschede naar zijn onstuimige leven later. Van zijn ouders had hij nooit geleerd hoe een stabiele, liefdevolle relatie eruitziet. Zij hadden nooit met elkaar moeten trouwen, schrijft hij. Ze waren niet verliefd geweest op elkaar, het was het geloof – ze waren katholiek – dat hen samenbracht. Zijn vader vluchtte in het werk, zijn moeder kreeg een drankprobleem.
Op zijn twaalfde begon Meuleman met drinken, hij ging op stap met oudere homo’s en had zelfs een platonische relatie met een leraar Duits. Hij liep op zijn vijftiende van school en huis weg, en kocht van geld dat hij van zijn moeder had gestolen een treinkaartje naar Parijs, waar hij een halfjaar bleef. Hij zocht overal vader- en moederfiguren, zei hij in het AD. De leraar Duits, concludeerden ze later samen, had hem opgevoed, in plaats van zijn ouders.
Als twintiger verloor hij zich in het uitgaansleven, met alle verleidingen die daarbij kwamen kijken. „Ik gebruikte alleen in het weekend”, schrijft hij. Naarmate hij ouder werd, had hij „zo langzamerhand acht dagen nodig om daarvan te herstellen.” Hij kende korte en langere verliefdheden, bezocht sauna’s en darkrooms, en moest afscheid nemen van vrienden tijdens de aidscrisis. Een „vervangend gezin” vond hij uiteindelijk bij acht vrienden, die tot op het laatst nog jaarlijks samen op vakantie gingen. Vaak een week in een villa met zwembad.
Nieuwsverslaafd
Als tiener in Parijs besefte hij dat hij journalist wilde worden – zijn oom had hem de liefde voor journalistiek bijgebracht. Hij had toen al honderden edities van schoolkrant Het Komkommertje volgeschreven. Dat maakte indruk op de hoofdredacteur van Tubantia, die wel vereiste dat hij zijn school afmaakte voor hij kon worden aangenomen. Diezelfde man, Wim Timmers, stimuleerde hem later zijn vleugels uit te slaan naar de landelijke media. Meuleman werd op zijn 23ste bij NRC Handelsblad aangenomen, waar hij zo’n vier jaar bleef. Daarna volgde redactiewerk bij tv-programma’s als De Plantage en Zomergasten.
Cornald Maas leerde hem eind jaren tachtig kennen en zat met hem in de redactie van Lopend Vuur, een mediaprogramma van de NOS. Meuleman introduceerde de bravere Maas in het homo-uitgaansleven. Pendelend naar Hilversum hadden ze de grootste lol, al was Meuleman soms ineens dagen onbereikbaar, na een heftig weekend. „Als hij er wel was, was het leuk en intensief”, zegt Maas. Meuleman was dan „scherp, snel en had een autonome manier van denken. Hij kon in korte tijd veel werk verhapstukken. Met veel humor vooral.” Meuleman schreef voor de lol fictieve redactieverslagen, hield ervan om collega’s te imiteren.
Hoe hij zich in het uitgaansleven kon verliezen, zo kon hij dat ook in werk. Als hij dienst had, dan ging dat vóór al het andere, vertelde zijn vier jaar oudere broer Dirk Meuleman aan de Volkskrant, die, net als zijn goede vrienden, niet opnieuw voor NRC vragen wil beantwoorden. Meuleman kwam in 2007 bij de Volkskrant. Het begin van een stabiele periode, die de minste woorden krijgt in zijn boek. Hij ging vrolijk naar de krant, schrijft hij, deadlinestress had hij niet of nauwelijks.
Maar rustig en kalm zullen zijn collega’s hem niet noemen. „Hij heeft iets mateloos”, zegt Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok, die ook direct zijn humor noemt. „Hij zei meteen dat ik op z’n Braziliaanse ex leek.” Meuleman schreef eens een nep-voorpagina om de hoofdredacteur die op vakantie was te laten schrikken.
Meuleman kreeg algauw de verantwoordelijkheid over de artikelenstroom in het weekend. „De meesten willen niet in het weekend werken vanwege hun gezin”, zegt Klok. „Dat had hij niet. Hij was min of meer met de krant getrouwd.” In het weekend doet de hoofdredactie een stapje terug. „Dus hij was dan eigenlijk de baas.” Formeel had hij diensten van twaalf uur, zegt Klok, „maar daar hield hij zich totaal niet aan. We hebben jaren geprobeerd om zijn taken te verdelen, maar dat werkte niet. Hij gaf zich helemaal over.” Meulemans nieuwsverslaving was na zijn kankerdiagnose tot zijn eigen verbazing direct voorbij.
Met de column ‘De vrolijke kankerpatiënt’ schreef Meuleman voor het eerst voor de krant. Klok: „Hij was daarvoor gelukkig in zijn andere rol: anderen helpen.” Toch zal de Volkskrant-lezer Meulemans invloed op de krant hebben gemerkt. Al direct hamerde Meuleman op meer menselijk perspectief op de pagina’s, zegt Klok. „Mede daarom kreeg hij een belangrijke rol.”
Afscheidstournee
Zijn diagnose zette Meuleman aan contact op te nemen met lang verloren vrienden. Zijn moeder had ook een ‘afscheidstournee’ gehouden voor haar euthanasie, waardoor hij vlak voor haar dood toch nog open gesprekken met haar voerde. Meuleman nodigde onder anderen Cornald Maas uit, met wie hij tien jaar intensief contact had, maar met wie, net als met veel anderen, het contact was verwaterd. „Ik denk dat hij de balans aan het opmaken was”, zegt Maas. „Wie is voor mij belangrijk geweest?”
Alhoewel Meuleman het katholicisme achter zich had gelaten, hield een bepaald soort geloof hem wel degelijk op de been. Hij was niet bang voor de dood, omdat hij ernaar uitkeek bijgelegd te worden in het graf van zijn goede vriend Rob, op begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam. Die overleed decennia eerder aan aids. Robs geliefde had Eelco plek aangeboden in hun graf.
Meuleman omarmde ook zijn sterrenbeeld; hij was een „cliché-stier”, die houdt van controle, en niet van onverwachte dingen: het plotse bericht dat hij mogelijk iets langer kon leven, bracht hem van zijn stuk. Zeventien maanden was een lekker overzichtelijke periode, vond hij. Zijn resterende leven had hij al helemaal gepland, tot de toespraken op zijn begrafenis aan toe. Negentien maanden na zijn diagnose koos hij voor euthanasie. Zijn boek, schreef Meuleman, „gaat over een leven dat begon met vele koppen maar gelukkig eindigde met een overzichtelijke staart.”