N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Overstromingen Libië De gevolgen van de vloedgolf die een week geleden dood en verderf zaaide in Derna zijn nog altijd niet te overzien, zeggen reddingswerkers. De kans dat er nog overlevenden worden gevonden is klein.
Een man loopt langs de puinhopen in Derna, na de overstromingen. Foto Esam Omran Al-Fetori/Reuters
Hoe dichter je de Libische havenstad Derna nadert, hoe sterker de misselijk makende geur van de dood wordt. Binnen de stad zelf, die een week geleden voor een kwart werd weggevaagd door een vloedgolf van twee doorgebroken stuwdammen, is de lucht volgens ooggetuigen bijna niet te harden.
„Soms is die zo sterk”, meldde Anna Foster, verslaggever van de BBC dit weekeinde, „dat je maag zich omkeert. Speciaal als je staat te kijken bij de haven waar hulpteams me vertellen dat er nog steeds lijken aanspoelen.” Het dodental staat volgens UNOCHA, de noodhulporganisatie van de VN, op 11.300 doden. Nog 10.100 mensen worden vermist en er zijn 40.000 daklozen in Derna.
Dikke laag modder
Nog altijd zoeken reddingsteams en wanhopige familieleden tussen de met een dikke laag modder en rotzooi bedekte puinhopen naar vermisten. „Maar de kansen nog overlevenden te vinden zijn heel gering”, berichtte Mohammed al-Bakkali van de Arabische zender Al Jazeera zaterdag al uit Derna. „Reddingswerkers vinden meer lichamen van doden dan overlevenden.”
Grote aantallen lijken blijven ook aanspoelen aan de kust. Vier Maltese reddingswerkers troffen naar eigen zeggen in een baai buiten Derna naar schatting 400 stoffelijke overschotten aan van slachtoffers die daar waren aangespoeld.
Mohammed al-Zawi, een 25-jarige Libiër die bij het strand van Derna woont, vertelde het Franse persbureau AFP dat hij in de nacht van zondag op maandag, toen de ramp zich voltrok, van alles zag voorbijkomen. „Ik zag auto’s voorbijstromen op de golven met mensen er nog in, maar ook mensen en allerlei goederen, allemaal in de zee gesmakt.”
Overlevenden zijn Derna ontvlucht
In Derna’s centrale winkelstraat, vroeger het kloppende economische hart van Derna, was het dit weekeinde vrijwel uitgestorven. Veel overlevenden zijn inmiddels de stad ontvlucht, onder meer naar de grote stad Benghazi, ook omdat er in Derna vaak moeilijk aan voedsel en drinkwater is te komen. Slechts een handvol mensen zat in de troosteloze winkelstraat tussen de ravage, nippend aan bekertjes koffie.
Reddingsteams zoeken in Derna tussen de puinhopen naar mensen. Foto Esam Omran Al-Fetori/Reuters
Een van hen was Tarek Faheem al-Hassadi (44), een onderwijzer die zijn vrouw en vijf kleinkinderen bij de ramp verloor. Zijn zoon en hijzelf konden zich net redden door naar een hoger gelegen dak te klimmen, toen het waterpeil razendsnel steeg. Hassadi kijkt uit op een plaats waar een gebouw van drie verdiepingen stond dat door de vloedgolf zestig meter verderop is beland.
„Waar ik nu vooral bang voor ben, is dat het heel veel tijd zal kosten”, zei Hassadi tegen het persbureau Reuters tussen zijn tranen door, doelend op de wederopbouw. „Hier is lange adem voor nodig en de hulp die er nu komt is maar tijdelijk.”
Elders in Derna sprak Foster van de BBC, een van de weinige buitenlandse journalisten die erin slaagden met lokale bewoners te spreken, met Faris Ghassar. Hij verloor vijf familieleden, onder wie zijn tien maanden oude dochtertje. Op zijn telefoon liet hij foto’s van haar en andere slachtoffers zien: eerst nog in leven en daarna in dekens gewikkeld, waarbij hun verwrongen gezichten verraadden wat ze hadden doorgemaakt.
„We kregen te horen dat we thuis moesten blijven”, riep Ghassar. „Waarom? Ze hadden ons moeten vertellen dat er een storm aankwam, dat de dam oud was en begon af te brokkelen. (…) Het is allemaal politiek. Er is een regering in het westen, een regering in het oosten. Het is een groot probleem.”
Hoezeer die verlammende verdeeldheid meespeelt, werd ook dit weekeinde weer pijnlijk duidelijk. De openbare aanklager van de westelijke regering in de hoofdstad Tripoli, al-Sediq al-Sour, kondigde na een kort bezoekje aan het rampgebied een onderzoek aan naar de verantwoordelijken voor het uitblijven van tijdige reparatiewerkzaamheden aan de twee gammele stuwdammen in de heuvels boven Derna. Hiervoor was al een paar jaar geleden geld gereserveerd nadat ingenieurs herhaaldelijk op het gevaar hiervan hadden gewezen. Maar in de praktijk gebeurde er niets en belandde het geld waarschijnlijk door corruptie in zakken waarvoor het niet was bestemd.
Op voet van oorlog
Het onderzoek zal naar verwachting weinig uithalen. In het oosten, waar Derna ligt, maakt de regering van de lokale sterke man Khalifa Haftar de dienst uit en niet de regering uit Tripoli. De oostelijke machthebbers zullen zeker niet zomaar toestaan dat hun rivalen, waarmee ze op voet van oorlog staan, ter plaatse onderzoek komen doen naar verantwoordelijken voor het damonderhoud en de daaropvolgende ramp.
De burgemeester van Derna houdt intussen vol dat hij de bevolking wel degelijk heeft gewaarschuwd voor zwaar weer en generaal Haftar, die dit weekend Derna bezocht, sprak met geen woord over een onderzoek naar verantwoordelijken. Wel stelde hij militairen promoties in het vooruitzicht voor hun inzet bij hulpactiviteiten in de getroffen stad.
De lokale autoriteiten blokkeerden de toegang tot de getroffen delen van de stad vrijdag deels om reddingsteams en hulpverleners in staat te stellen hun werk ongestoord te doen. Op dat moment dreigde de hulpinspanning te stagneren door veel mensen van buiten Derna die op de bonnefooi hulp probeerden te verlenen en de weinige bruikbare wegen verstopten.
Hoewel er inmiddels over land en via de zee wel buitenlandse reddingsteams zijn aangekomen, blijft de toegang tot de stad moeilijk. Bulldozers hebben zo goed en zo kwaad als het gaat wegen weer begaanbaar gemaakt maar op plekken waar bijvoorbeeld bruggen zijn weggeslagen, kruipt het verkeer slechts moeizaam langs modderige zijweggetjes.
Stel, zegt Kai Alberts, een student social work van 24 jaar, „ik wil politiek actief worden. Wat zou je adviseren?”
Tegenover hem, aan een tafeltje in het gemeentehuis van het Gelderse Rheden, zit raadslid Hendri Witteveen (ChristenUnie). „De vraag is”, antwoordt hij, „hoeveel tijd je eraan wilt besteden. Als je serieus actief wil worden: word lid van een partij, ga naar bijeenkomsten. En als er een beroep op je wordt gedaan: zeg ja.”
Alberts: „Maar ik kan me voorstellen dat je nog geen idéé hebt, als je net begint als raadslid. Waar heb je invloed op, en waarop niet? Hoe ga je met die twijfels om?”
Door het simpelweg te dóén, zegt Witteveen, al raadslid sinds 2003. „Het kan klein beginnen, door als lid mee te denken in een partij, of door een verkiezingsprogramma voor te bereiden. Ik ben zelf begonnen met werk voor een schaduwfractie. Toen kwam ik er een beetje in, maar van het politieke proces had ik nog totaal geen idee.”
Het is geen tennisclub waar je even lid van wordt
Precies acht minuten duren de ‘speeddates’ waarin Rhedense raadsleden worden ondervraagd over de ins en outs van de lokale politiek. De vragenstellers zijn voornamelijk inwoners die overwegen zich bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 te kandideren voor een van de 27 raadszetels waarin ze deze avond hebben plaatsgenomen.
„Je zou wat partijen langs kunnen gaan om te kijken of het klikt”, geeft Witteveen Alberts nog mee. „Het verkiezingsprogramma zegt niet alles, de sfeer is ook belangrijk. Het moeten mensen zijn met wie je uit de voeten kunt.” De twee zijn nog niet uitgepraat, maar de voorzitter is onverbiddelijk: zodra de tijd om is, gaan de groepjes door naar de volgende fractie.
Flyeren
Op 18 maart volgend jaar kiest Nederland nieuwe gemeenteraden – en moeten er weer zo’n 8.500 raadszetels worden gevuld. De aanloop is in stilte al begonnen. Politieke partijen beleggen ledenvergaderingen, stellen kandidatencommissies samen, zetten vacatures uit. Maar ze weten ook: de sollicitatiebrieven stromen niet vanzelf binnen.
Want animo voor het lokaal bestuur is er weinig. Kandidaten komen doorgaans voornamelijk uit de actieve bovenlaag van de samenleving. Het zijn vaak mensen die al lid zijn van een politieke partij, al eens hebben ingesproken bij een raadsvergadering of bij eerdere verkiezingen langs de deuren zijn gegaan om te flyeren.
Bij de vier avonden durende cursus Politiek Actief van stichting ProDemos ontbreekt het desondanks niet aan belangstelling: er waren twee keer zoveel aanmeldingen als er plek was. Rheden, een gemeente van zeven dorpen onder Nationaal Park Veluwezoom, hoopt inwoners ermee te enthousiasmeren actief te worden in de lokale politiek.
Han Meijer (63), een van de deelnemers, hoeft niet meer te worden overgehaald. De dorpsbewoner was een leven lang lid van D66, maar stapte bij de Europese Verkiezingen van 2024 over naar Volt. De lokale afdeling van de partij wil volgend jaar een gooi doen naar een plek in de raad en vroeg Meijer of hij daar iets voor zou voelen.
En dat doet hij. In het dagelijks leven adviseert Meijer gemeenten over de verduurzaming van woningen en ziet hij waar het spaak loopt. „In mijn ervaring bedoelen gemeenten het heel goed, alleen ontbreekt vaak de expertise. Kritiek geven is altijd makkelijk”, voegt hij eraan toe. „Maar het zelf doen is een ander verhaal. Die uitdaging wil ik wel aangaan.”
Rosanna Huertas, die in haar eentje de fractie Beter Rheden vormt, legt de vier toehoorders aan haar tafeltje uit dat ze keuzes moet maken. „Je kunt heel reactief zijn, volgen wat er op de agenda staat en daarop jouw inbreng geven. Maar zeker als eenmansfractie kun je niet overal bij zijn. Dan is het wel fijn als je kunt vertrouwen op andere partijen.”
„Het valt me op dat het in de gemeenteraad behoorlijk pais en vree is”, zegt inwoner Grieta Spannenburg (54).
„Er wordt wat gemoedelijker met elkaar omgegaan dan in sommige andere gemeentes”, beaamt Huertas. „In dat opzicht is het hier wel rustig.”
Spannenburg: „En in welk opzicht niet?”
Huertas: „Het is politiek, dus het blijft een beetje een slangenkuil.”
Denkt Huertas weleens: waarom doe ik dit eigenlijk, vraagt Spannenburg zich af.
„De volgende termijn doe ik niet meer mee”, antwoordt Huertas. „Ik blijf op de achtergrond actief, want ik vind de politiek nog steeds heel erg leuk. Maar het moet bij je passen. Ik ben er te gevoelig voor. Ik kan veel incasseren, maar op enig moment denk ik: wil ik dit nog? Nu wil ik het even een poosje niet.”
Lang niet alle raadsleden voelen iets voor een nieuwe termijn. Doorgaans keert een aanzienlijk deel na verkiezingen niet terug. In Rheden was na de verkiezingen van 2022 meer dan de helft van de gekozen raadsleden nieuw, landelijk ging het volgens de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden om 44 procent.
Die nieuwe aanwas is enerzijds „verfrissend”, vindt Bernadette Jansen, die namens ProDemos de cursus verzorgt. „Het is helemaal niet erg om nieuwe mensen binnen te krijgen die, bij wijze van spreken, domme vragen stellen. Maar het is natuurlijk wel lastig als de raad steeds voor een heel groot deel vernieuwt. Je raakt wel iets kwijt.”
Durf soms ook nee te zeggen, ook al roept de democratie
Jansen: „Ervaren raadsleden hebben historisch besef, kunnen teruggrijpen op wat er eerder afgesproken is of beleidslijnen nog eens aanhalen. Dat heeft meerwaarde. Je zit er als raadslid niet voor de korte termijn – je zit er ook om na te denken over wat iets betekent voor over tien jaar of vijfentwintig jaar.”
Een van de redenen dat raadsleden afhaken, is de gestegen werkdruk. De taken die gemeenten met decentralisaties erbij hebben gekregen vergen naast geld ook tijd. Waar raadsleden in 2007 nog gemiddeld veertien uur per week besteedden aan het raadswerk – een nevenfunctie – was dat in 2024 volgens de Basismonitor Politieke Ambtsdragers twintig uur.
„Zorg dat je je eigen grenzen goed kent”, adviseert raadslid Willem Heesen (PvdA) geïnteresseerden dan ook. „En dat je je agenda goed beheert. Daar komt het uiteindelijk op aan: dat je soms ook nee durft te zeggen, ook al roept de democratie. Dat voelt niet altijd goed, maar mijn kinderen vind ik toch net wat belangrijker.”
Columbus
De PvdA-fractie van Heesen gaat de komende verkiezingen voor het eerst in samen met GroenLinks – en heeft mensen nodig. Duikt er een potentiële kandidaat op, kan hij uit eigen ervaring zeggen, dan komen partijen daar „als vliegen op de stroop” op af. „Je zult toch minstens tien mensen op je lijst moeten hebben. Die druk voel je overal.”
Want een lokale partij, zegt het raadslid, heeft nou eenmaal géén onuitputtelijke vijver om uit te vissen. „Je hebt een aantal zittende raadsleden, enkele bestuursleden en een handjevol mensen die meehelpen met campagnes.” Dat zijn, zegt Heesen, „pak ’m beet vijftien mensen. Dat is dan wat de lokale partij is.”
Wat de beste manier is om mensen te motiveren zich aan te sluiten? „Ik heb het ei van Columbus nog niet gevonden.”
Het is geen tennisclub waar je even lid van wordt
De ProDemos-cursus heeft in elk geval zaadjes geplant. Wat Esther Rouw (43) ervan overtuigde zich te willen kandideren, is het aandeel vrouwen in de lokale politiek: de gemeenteraad van Rheden telt zeven vrouwen, tegenover twintig mannen. „Dat voelde als een extra zetje in de rug: nou Esther, hup, actie. Dat mag wel iets meer fifty-fifty.”
Als „eerste stap” is ze vorige week lid geworden van GroenLinks. De tijd dat ze in de trein zit naar haar werk, heeft ze al bedacht, zou ze kunnen gebruiken om raadsstukken door te lezen. „En ik ben een avondmens, dat is volgens mij een groot voordeel. Als de meeste mensen in bed stappen, kan ik nog wel een dossier erbij pakken.”
Niet dat ze zich al rijk heeft gerekend met een plek op de lijst, zegt Rouw erbij. „Het is geen tennisclub waar je zomaar even lid van wordt. En misschien is het nu nog wat te vroeg, dat kan natuurlijk ook. Dan moet ik eerst vier jaar bekend worden binnen de club en in de volgende ronde meedoen. Daar kom je maar op één manier achter.”
Ze gaat binnenkort bij de ledenvergadering van de lokale GroenLinks-afdeling haar hand opsteken.
Theo Kooijmans (links), fractievoorzitter van Volkspartij Politiek Rheden, tijdens een speeddate op het gemeentehuis.
Zit je net lekker je vriendin op te lichten, staat er ineens een tv-ploeg met draaiende camera voor de deur. Is het Kees van der Spek? Is het Tim Hofman? Nee. Gelukkig, het is Ellie Lust. In Opgelicht in de liefde (RTL 5) gaat zij de confrontatie aan met zwendelaar Benny – het moment waar de kijker meer dan een uur op heeft zitten wachten. Maar Ellie Lust confronteert nauwelijks. Ze dreigt niet, ze blijft vriendelijk. Het hardste wat ze tegen de boef zegt is: „Het moet stoppen, Benny. Anders sta ik hier volgend jaar weer.”
In Opgelicht in de liefde gaat de kordate Ellie Lust achter mannen aan die relaties aanknopen met vrouwen om ze financieel uit te kleden. De eerste is Benny. Hij doet zich voor als miljonair, met vriendin Marian kocht hij een villa van 2,8 miljoen euro. Toen Benny verdween, bleef ze zitten met een schuld van drie ton.
Datingfraude, bedrogen vrouwen, het zijn fijne ingrediënten. Eerst de verleiding, de verliefdheid, het mijmeren over de mooie toekomst samen, en dan de ontgoocheling. „Ik dacht dat ik Cinderella was, dat ik in een droom terecht was gekomen”, zegt Marian.
Het gekke is, Benny liet Marian weliswaar berooid achter, maar hij werd er zelf geen cent wijzer van. Benny is niet het snelle type dat zijn vriendinnen kaalplukt en dan met de noorderzon verdwijnt. Opsporen blijkt eenvoudig want hij woont gewoon thuis. De man die Ellie Lust in de deuropening aantreft is een sukkelaar met een looprek die alleen maar schulden heeft. Benny blijkt een treurige fantast die telkens weer het sprookje optuigt van een rijk man die zijn nieuwe vriendin gaat verwennen met een droomhuis.
„Het enigste wat je eraan overhoudt is een bak ellende”, verzucht Marian. Dat geldt eigenlijk ook voor Benny. Misschien dat Ellie Lust daarom zacht voor hem is.
Ontlastend bewijs
Wat betekent het als je bijnaam De Slimmerik is? ‘Slim’ klinkt wel positief, maar ‘slimmerik’ kun je ook zeggen tegen een wijsneus of iemand die juist iets doms zegt. In de vierdelige true-crimeserie De Restaurantmoord (NPO 2) is De Slimmerik een beginnende rechercheur die achter een groep inbrekers aanzit, niet genoeg bewijs tegen hen kan vinden, en ze daarom een moord in de schoenen schuift. Deze documentaire staat sinds eind januari online en wordt nu pas op tv uitgezonden.
Het gaat om de moord op Oma Mok (Mok Cheung) in het restaurant van haar zoon, Breda 1993. Zes mensen werden daarvoor veroordeeld. De strafzaak was gebaseerd op getuigenverklaringen van drie jonge vrouwen die aan alle kanten rammelen. Zo zeiden de vrouwen dat ze Oma Mok hadden opgehaald uit een flat en met de auto naar het restaurant hebben gebracht. Maar Oma Mok woonde niet in een flat, ze paste op haar kleinkinderen in een rijtjeshuis pal tegenover het restaurant. Ze kon er gewoon heen lopen. Een van de vrouwen zei dat Oma Mok was doodgeschoten. Maar ze was gewurgd.
Het team van regisseur Joost van Wijk laat vooral zien dat het Openbaar Ministerie allerlei ontlastend bewijs liet liggen. De verklaring van een Chinese man die twee hulpkoks met gokschulden beschuldigde, werd niet in het dossier opgenomen. Ook verse bloedsporen op de plaats delict werden genegeerd. Van de veroordeelden werd geen enkel DNA-spoor gevonden.
Joost van Wijk maakt gebruik van nagespeelde scènes. Bij zo’n vermoedelijke gerechtelijke dwaling, waarbij je ieder detail opnieuw tegen het licht houdt, werkt dat verstorend. Vooral omdat de scènes deels zijn gebaseerd op de getuigenissen die Van Wijk als ongeloofwaardig wegzet. Zo verbeeldt hij de fictieve verhalen die hij juist wil ontkrachten.
De strafzaak werd in de periode 2015-2017 al een keer overgedaan en bekrachtigd. Maar De Restaurantmoord komt met zo veel nieuwe feiten dat een tweede herziening onvermijdelijk lijkt.
Voor Nathalie Baartman (51) hoeft er maar weinig te gebeuren wil ze zich ergeren. Zo heeft ze een dorpsgenoot met een deurbelcamera, onderdeel van een bestaanszekerheid waar een andere dorpsgenoot (Pieter Omtzigt) „zijn vingertjes bij kan aflikken”. Een belachelijk idee, aldus Baartman in Deer. Zou ze zelf buitenshuis kunnen zien dat er ongewenst bezoek voor haar deur stond? Ze zou nooit meer huiswaarts durven keren uit angst dat de ongewenste bezoeker zich op een later tijdstip opnieuw kwam melden.
Baartman laat zich kennen als iemand voor wie chaos, een gebrek aan controle en onhandigheden een manier van leven zijn. Ze kan niet anders, dus leveren kleine praktische zaken vaak groots tumult op. In enorme haast vanwege een bijna vertrekkende trein naar Zwitserland, grist ze nog snel een prei mee van huis. Want ja, ze heeft er natuurlijk niet op tijd aan gedacht om wat gangbaarder eten voor onderweg te regelen.
De anekdote over het chaotische verloop van een moeder-dochtertripje naar Zwitserland is de losse strik waar Baartman haar verhalen mee samenbindt. Dit is soms een leuk verhaal, zoals wanneer Baartman uitlegt waarom ze in tegenstelling tot haar dochter liever niet in een kano stapt (er blijkt sprake van een „tweedegeneratie-kanotrauma”) maar wel naar een jodelcursus wil. De puberteit en gevaren van sociale media lonken voor haar 12-jarige dochter, dus „dit is hét moment om haar op de valreep nog wat oudere communicatietechnieken bij te brengen”.
Dik aangezet
Minder geslaagd is dat Baartman uitvoerig vertelt over haar weinig spannende avonturen tijdens de treinreis: iets met reserveringskosten, een bezette stoelplaats, een strenge conductrice. Baartman maakt graag gebruik van een stijlmiddel waarbij ze zichzelf zo ongeveer uit elkaar laat spatten van ergernis. Daar zijn de wel bekende treinproblemen echter niet meeslepend of verrassend genoeg voor. Ook niet in de vertelstijl van Baartman.
Deze expressieve stijl vol dik aangezette mimiek en kreten van verbazing komt beter tot zijn recht wanneer Baartman je meevoert naar een prikkelender deel van haar leven of belevingswereld. Zo treft ze een vrouw die wil weten of ze met haar outfit soms wil lijken op een omgekeerde prei. Baartman komt dan met een komisch zinnetje als: „Elke gelijkenis tussen mij en een omgekeerde prei berust op louter toeval.”
Ook achter het kunstwerk op het podium zit een leuk verhaal. Bedoeld als beeldende verwijzing naar de voorstellingstitel, maar in plaats van een hert kwam de dorpsgenoot die zich heeft gespecialiseerd in het maken van knaagdieren van cortenstaal met een aardvarken op de proppen. Baartman fantaseert grappig over het aardvarken, dat een eigenschap blijkt te bezitten dat hem tot een zeer geschikte landsbestuurder zou maken.
Het kunstwerk op het podium was bedoeld als beeldende verwijzing naar de voorstellingstitel, maar in plaats van een hert kwam de maker met een aardvarken op de proppen.
Foto Willem van Walderveen
Degenen die nu in functie zijn vindt ze ongeschikt. Baartmans blokjes politieke ergernissen zijn op zichzelf meestal oninteressant en nogal geforceerde afslagen in Deer. Mooi is wel het slotlied, waarin ze op klaagzangerige accordeonklanken een protestlied zingt over verschillend groot leed dat haar ‘deert’.
Uit Baartmans negende voorstelling spreekt vooral dat de totale onmacht en frustratie die je kan voelen over nauwelijks controleerbaar wereldleed, vaak zijn weg vindt naar leed van een meer behapbare orde. Ergernissen over de definitie van een inloopdouche en de onzin van ‘slimme’ koelkasten en deurbelcamera’s kunnen een mens daarom bijna laten ontploffen van irritatie.