N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Fossiele energie Rotterdam is niet de ‘slimste’ haven ter wereld, zoals de pr van de haven claimt. In werkelijkheid is er geen reductie in emissies. Alleen de overheid kan innovatie opleggen, stellen Arnoud Lagendijk en Klaas Landsman.
De Wereldhavendagen begin september waren weer een groot succes. Trots presenteerde de Rotterdamse haven zich, met zijn vier grote raffinaderijen (Shell, ExxonMobil, BP, Gunvor), twee kolencentrales (Uniper, Riverstone), de grootste kolenoverslag van Europe (EMO), marktleiders in de opslag en distributie van olie (Vopak, Vitol) en gas (Air Liquide), alsmede petrochemische bedrijven zoals Shell Chemie en ExxonMobil Chemicals. Dieselpluimen en helikopters trokken voorbij. De ’s avonds verlichte raffinaderij van Shell in Pernis is sprookjesachtig. Maar hoe verhoudt het industriecluster Rotterdam-Moerdijk, één van de grootste concentraties van fossiele industrie ter wereld, zich tot de klimaatcrisis en de energietransitie?
Gaat u maar rustig slapen. Al in 2007 ontvouwde oud-premier Ruud Lubbers het Rotterdam Climate Initiative, met als ambitie om Rotterdam de eerste ‘World Capital of CO2-free energy’ te maken. Het Rotterdams klimaatakkoord uit 2019 geeft aan dat uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minimaal 55 procent moet zijn gereduceerd en dat voor 2050 wordt gestreefd naar een CO2-neutrale raffinage en chemie.
Volgens de Havenvisie 2030 is Rotterdam „koploper op het gebied van efficiëntie en duurzaamheid”, alwaar „toonaangevende bedrijven investeren in de meest moderne faciliteiten”. Websites en rapporten van alle genoemde bedrijven buitelen over elkaar heen van beloftes over de energietransitie en circulariteit.
In 2022 presenteerde burgemeester Ahmed Aboutaleb Rotterdam trots als „the living lab of climate adaptation, a showcase to the world” („het levende laboratorium van aanpassing aan het klimaat, een etalage voor de wereld”). Een toverwoord, vaak gebruikt door de recent teruggetreden topman Allard Castelein van het Havenbedrijf en door de publiek-private samenwerking SmartPort is: ‘slim’. Als Rotterdam nu maar de slimste haven ter wereld wordt, is alles opgelost.
Geen reductie
Word wakker. Al in 2011 vroegen onderzoekers van de TU Delft (Meyer, Nillesen en Zonneveld) zich al af of de Rotterdamse Haven zijn doelen op klimaatgebied kon waarmaken. Hun diplomatieke antwoord was „wellicht wat de ambities en intenties betreft, maar in de praktijk is er nog een lange weg te gaan”. Onderzoek van havendeskundigen als Harry Geerlings (NRC, 23/3), Walter Manshanden, en Vinzenz Bäumer Escobar, alsmede van journalistieke platforms als Follow the Money (Ties Joosten, Jan Daalder e.a.), Vers Beton (Zuza Nazaruk, Adrián Estrada, Felix Voogt), en Vice (Vatan Hüzeir) bevestigt dat het sindsdien geen haar beter gaat en dat de meeste beloftes in een ironische inversie van het Feyenoord-lied ‘geen daden maar woorden’ zijn.
Er is tot nu toe geen sprake van een structurele reductie in emissies. Rotterdam blijft de grootste kolenhaven van Europa. Het PORTHOS-project om CO2 op te slaan in lege gasvelden onder de Noordzee, lost, als het al lukt, hoogstens een kwart van het emissieprobleem op (waarbij net als bij kernafval volgende generaties met de onderzeese opslag worden opgescheept, inclusief de kans op lekkage) en zorgt door de aanleg en exploitatie juist zelf voor emissies en andere milieuschade. Het veelvuldig door onder anderen Shell bewierookte waterstof is een energiedrager, geen energiebron.
De middelvinger die de huidige Shell-ceo Wael Sawan opsteekt tegen de klimaatcrisis duidt erop dat bedrijfs- en aandeelhoudersbelangen en winsten blijven zegevieren
Hoe komt dit? Wij noemen drie punten. Allereerst ontbreekt het aan echte, transitiegerichte innovatie. Ooit was Rotterdam-Moerdijk het toonbeeld van efficiëntie door de vervlechtingen van stromen in het petrochemische complex. Circulariteit vraagt ook om vervlechtingen, maar dan post-fossiel. Dat vereist radicale kennisontwikkeling en innovaties, waarvan we wel de intentie zien, maar nog weinig concrete stappen. Integendeel, de middelvinger die de huidige Shell-ceo Wael Sawan opsteekt tegen de klimaatcrisis lijkt vooral een signaal dat traditionele bedrijfs- en aandeelhoudersbelangen en winsten blijven zegevieren. Ook de aandeelhouders van het Havenbedrijf (70 procent Gemeente Rotterdam, 30 procent Rijk) hebben hier profijt van: zij ontvangen een dividend van 130 miljoen euro per jaar.
Ten tweede ontbreekt een hoogwaardig waardenperspectief, wat we ook zien bij de andere ‘mainport’, Schiphol. Het draait in Rotterdam nog steeds om volume en massa van containers en bulkchemie, met grote afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Hoewel er wel degelijk pogingen zijn ondernomen om te diversifiëren naar hoogwaardigere en duurzamere productie, blijft de haven hangen in een verlammende keuzestress waarbij het zowel de groenste als de grootste wil zijn („en-en strategie”).
Ten derde ontbreekt het bij de overheid aan visie en doorzettingsmacht. Het Koploperprogramma cluster Rotterdam-Moerdijk uit 2020 (onderdeel van het Klimaatakkoord) bevat bijvoorbeeld geen enkele juridisch bindende verplichting. Zoals een betrokkene zei: „Van het Havenbedrijf verwachten dat het invloed uitoefent op Shell is als van het winkelcentrum Zuidplein verwachten dat het H&M dwingt af te zien van fast fashion.”
Hier dreigt hetzelfde te gebeuren als bij Schiphol en de landbouw, en eerder in de scheepsindustrie. Niet een nieuwe richting maar de wal gaat straks het schip keren, met veel pijn en een groot risico van een koude sanering. De overheid zou nu eindelijk haar rol moeten pakken door de keuze voor duurzaamheid en milieu te maken en deze ook af te dwingen. Anders eindigt de haven als een fossiel fossiel. Met de Wereldhavendagen in het museumkwartier.
Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!
Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.
Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.
‘De geschiedenis herhaalt zich”, zegt Jan Uittenbroek (80). „Het lijkt alsof we in dit land niks hebben geleerd van de bromfietstijd.” Uittenbroek is trotse eigenaar van ruim tweehonderd brommers, die hij in een halve eeuw heeft verzameld. In Waddinxveen staan ze uitgestald in een bedrijfshal, waarin ooit zijn verfspuiterij voor machines was gevestigd. Zijn verzameling noemt hij ‘Nationaal Bromfiets Museum’. Eén zaterdag per maand is het geopend.
De ontwikkeling van de elektrische fiets vertoont parallellen met die van de bromfiets. Aanvankelijk zijn beide een gewild vervoermiddel van ouderen, die zichzelf willen verlossen van tegenwind en ander ongemak. Daarna volgt de hype, wordt het trots bezit onder jongeren.
Uittenbroek kocht kort na 1960 zijn eerste bromfiets, een Magneet Cheetah, met een leren rafelrand rondom het zadel. „Mijn vriend Harry had ook een fraai exemplaar. Samen reden we hele zondagen rond in Gouda: de mooiste brommers, met de mooiste meiden achterop, waren van ons.”
In de jaren 50 maakte de bromfiets Nederland „mobiel”, zegt Wout Meppelink, uitgever van boeken en tijdschriften over bromfietsen. „De snelle groei van het autoverkeer volgde vijf à tien jaar daarna. Pas vanaf 1964 werden méér auto’s dan bromfietsen verkocht.”
In het eerste decennium van het bromfietstijdperk ging zowat geen dag voorbij of ergens werd melding gemaakt van een dodelijk ongeluk. De Leeuwarder Courant op 14 november 1951: ‘Bromfiets eist in ons land al 1.514 slachtoffers.’ Vanaf die tijd kreeg een statistiek als deze jarenlang een prominente plek in jaaroverzichten.
Bezorgdheid in de Tweede Kamer klonk bij de behandeling van een nieuwe verkeersbegroting op 20 december 1955. De woorden bromfiets en brommer vielen ruim zestig keer – steeds in negatieve zin. „Beperkende maatregelen kunnen niet achterwege blijven”, sprak het ene na het andere Kamerlid in dit debat. „Wij moeten het publiek opvoeden voor het verkeer. (..) Egoïsme in de meest erge zin viert hoogtij.” Berijders zouden geen rekening houden met medeweggebruikers. Ze kenden de verkeersregels niet. Ze scheurden te hard. Er zouden speciale brommerrijbewijzen moeten komen. Gemeenten zouden hoognodig bromfietsvrije wegen en zones moeten instellen.
Weinig gewend
Was de nood werkelijk zo hoog? Het land was weinig verkeersdrukte gewend. De bevolking groeide tussen 1950 en 1965 van tien naar twaalf miljoen inwoners. Vele malen sneller steeg het aantal bromfietsen, van nog geen vijfduizend in 1950 naar ongeveer een miljoen in 1960. De groei zou tot halverwege de jaren 70 doorzetten en daarna vrij snel weer inzakken, totdat de scooter werd geïntroduceerd.
In al die jaren draalde de politiek om in te grijpen. Het is beschreven in een historisch standaardwerk, De Bromfiets. 1948-2015, met een verongelijkte ondertitel: Een geschiedenis van de verschoppeling van de weg. Wout Meppelink, uitgever van dit brommerboek, illustreert deze kwalificatie met een voorbeeld. „Eerst werd gedacht dat het aantal ongelukken zou dalen wanneer bromfietsen minder op autowegen en meer op fietspaden zouden rijden. Waar mogelijk werd dat de regel. Gevolg: meer ongelukken en daardoor meer slachtoffers onder fietsers en bromfietsers.”
Een aparte verzekering voor bromfietsen, aparte registratie, aangescherpte regels voor wielgrootte, een verbod op één zadel voor twee personen, helmplicht – het zijn allemaal pogingen geweest bromfietsen op de weg veiliger te maken. Het aantal verkeersongelukken en -slachtoffers daalde niet. En de aandacht in de samenleving verschoof, naar een razendsnelle toename van auto-ongelukken.
In de loop van de jaren 60, toen ouders en ouderen massaal hun eerste auto’s aanschaften, puilden de Nederlandse schuren uit van ongebruikte brommers. Het was koren op de molen van ‘opgeschoten jongens’, een typering uit die tijd, die vielen voor de snelheid en het motorgeluid. Uit de Winterswijksche Courant van 7 oktober 1964: „De omwoners van een cafetaria in Krommenie hebben schriftelijk aan B&W gevraagd maatregelen te treffen tegen bromnozems, die overlast veroorzaken.”
Ruim een halve eeuw later zijn vergelijkbare berichten over fatbikegebruikers eenvoudig te vinden. De Leeuwarder Courant maakte afgelopen augustus melding van ‘fatbike-terreur’ in Sneek. Een tiental jongens had kunstgrasvelden van twee voetbalclubs misbruikt als crossterrein. Vermaningen van clubleden hadden ze beantwoord met dreigementen. De hekken van de clubs gingen op slot, tot verdriet van kinderen die niet meer spontaan konden langskomen om te voetballen.
„Kei- en keihard ingrijpen is dringend gewenst”, klonk het afgelopen 3 september in het vragenuurtje in de Tweede Kamer. „Het egoïstische dikke-ik-gedrag loopt de spuigaten uit”, sprak CDA-Kamerlid Harmen Krul.
Bromfietsverzamelaar Jan Uittenbroek heeft wel een oplossing: „Ik ben voorstander van een leeftijdsgrens van 16 jaar en een helmplicht. Voor álle e-bikes.”
‘Dit zijn in 1956 naar Nederland gevluchte Hongaren. Mijn ouders staan midden op de foto, ze zijn op bezoek bij vrienden. Het is een oudejaarsfeestje, waarschijnlijk begin jaren zeventig. De gastvrouw staat rechtsboven, de vrouw links komt uit dezelfde plaats als de Hongaarse schrijver György Konrád.
Gevluchte Hongaren waren van alle gezindten: katholiek, protestant, niets. Of eerst joods en daarna katholiek, zoals mijn ouders. Ik zie Hongaren als één van de best geïntegreerde groepen in Nederland. Ze spraken perfect Nederlands. En ze hielden van de Nederlandse cultuur: Wim Sonneveld, Willem Duys, Wim Kan, G.B.J. Hiltermann.
Mijn ouders kwamen uit Boedapest. Mijn moeder overleefde in de oorlog drie concentratiekampen, mijn vader zat in vier dwangarbeiderskampen. Duitsland bezette Hongarije in maart 1944, waarna in enkele maanden tijd het overgrote deel van de Joden werd gedeporteerd.
En na het nazisme kwam het communisme. Toen in 1956 de Hongaarse Opstand werd neergeslagen, zijn mijn ouders gevlucht. Ze werkten in de textiel, mijn vader had connecties in Nederland. Zo belandden ze bij De Wit’s Textiel Nijverheid in Helmond. Later verhuisden ze naar Vlaardingen. En ten slotte naar Rotterdam.
Zelf sprak ik tot mijn vierde alleen Hongaars. Maar de regels heb ik nooit geleerd: ik kan het spreken, maar niet goed lezen. Vanaf de jaren zeventig gingen we geregeld terug naar Hongarije, dan vierden we vakantie in Boedapest en aan het Balatonmeer. In Nederland had mijn moeder tranen in haar ogen als ze het Hongaarse volkslied hoorde. Allebei hadden ze familieleden achtergelaten, het vertrek was een knip in hun leven.
In Rotterdam is een Hongaarse winkel, de Magyar Bolt. Daar ging mijn moeder al naar toe, zij miste vooral de dunne, langwerpige gele paprika’s. Nu doe ik er boodschappen.”
In mijn nieuwe sportschool hangt een foto van model Kate Moss aan de muur van de wc. Ik kijk ernaar voor mijn spinningklas in discolicht begint. Als ik even later plaatsneem op een spinfiets tegenover een enorme spiegel, omringd door vijftig andere dertigers, denk ik nog aan die foto. Moss is het icoon van ‘heroin chic’, de lichaamstrend van dun, dunner, dunst die rond de millenniumwisseling populair was – en daarna eigenlijk nooit echt uit de mode is geraakt. Naar mijn weten heeft Moss zelf nooit een sportschool van binnen gezien, bleef ze vooral dun dankzij een cokeverslaving en het mantra nothing tastes as good as being skinny feels like.
Onlangs werd Moss’ 26-jarige halfzusje Lottie Moss – model, influencer, podcasthost – opgenomen op de spoedeisende hulp wegens een overdosis Ozempic, een middel dat de honger dusdanig onderdrukt dat de kilo’s eraf vliegen. Ze gebruikte de injecties twee weken en viel zo’n tien kilo af – van 60 naar 50 kilo, in haar geval gevaarlijk ondergewicht.
Ozempic is de bekendste merknaam van semaglutide, een diabetesmedicijn dat een jaar of twee geleden waanzinnig bleek te werken tegen overgewicht. Vandaar dat steeds meer mensen die geen suikerziekte hebben maar wel willen afvallen, proberen aan het middel te komen – via bevriende dokters, websites die medicatie verkopen zonder recept, in New York schijnen zelfs Ozempic-dealers rond te lopen. Grote aantrekkingskracht van het middel zit hem – naast het versnellen van de vetverbranding – in het dempen van ‘food noise’: de zin in eten wordt minder, je hebt nooit meer lekkere trek. Nothing tastes as good as being skinny feels like in een injectie, eigenlijk.
Lees ook
Populair afslankmiddel blijkt medicijn met vele talenten
Werd vorig jaar nog gespeculeerd over de vraag of het diabetesmiddel massaal omarmd zou worden om af te vallen, inmiddels is de vraag eerder wanneer, door wie en in welke mate. Zakenbank Goldman Sachs voorspelde in maart dat in 2028 alleen al in de VS zo’n 70 miljoen mensen semaglutide zullen gebruiken om af te slanken. Een paar dagen later maakte de Deense Ozempic-fabrikant Novo Nordisk de winst over 2023 bekend: 14 miljard euro netto, een flinke stijging. De omzet van Weight Watchers bleek juist bijna gehalveerd ten opzichte van vijf jaar eerder, en voormalig boegbeeld Oprah Winfrey heeft het afslankprogramma verruild voor Ozempic.
Online wordt wild gespeculeerd over welke celebrity’s het middel gebruiken – van de Kardashians tot Elon Musk. Weggever is de ‘Ozempic-face’: een ingevallen gezicht dankzij het plotsklaps veel gewicht verliezen.
Je kan er van alles van vinden – zo’n synthetische hongerstiller, zo’n medisch gefaciliteerde knieval richting het ideaalplaatje. De moderne geschiedenis leert echter dat mensen uiteindelijk zo’n beetje alles aangrijpen om beter aan de schoonheidsnorm te voldoen. Was botox vijftien jaar geleden nog vooral iets voor Hollywood-actrices en juryleden van Idols, momenteel worden in Nederland bijna een half miljoen injectables per jaar ingespoten, blijkt uit data van de Expertisegroep Cosmetische Ingrepen. Een vergelijkbare opmars maakt de haartransplantatie: was dat een jaar of tien geleden nog iets voor ijdele voetballers en Gerard Joling, inmiddels vinden volgens de Haarstichting in Nederland jaarlijks achtduizend haartransplantaties plaats. In 2019 waren dat er nog vijfduizend.
Zodra mensen hun onzekerheid kunnen afkopen, zullen ze dat in veel gevallen doen.
Esthetisch kapitaal
De twee meisjes op de spinfietsen naast mij gebruiken de vijf minuten voor de les begint voor een bijpraatsessie op hoge snelheid. De een is net verhuisd, de ander is aan het daten. Ze hebben komende week een huwelijk – wat doen ze aan? En hoe was het nog afgelopen met die promotie op het werk? Als ik een uur later voor de sportschool sta, zie ik ze elk een andere kant op fietsen. Vijftig minuten spinnen, tien minuten praten – een moderne vriendinnendate op zaterdagochtend; een optimale tijdsbesteding in tijden van steeds strengere schoonheidsidealen.
Een 42-jarige bankier kent het maar al te goed, dat geprop met tijd; de druk om naast een fulltimebaan, twee kinderen en een sociaal leven ook nog aan een fysieke standaard te moeten voldoen. Net als de andere semaglutidegebruikers die ik spreek voor dit artikel, wil ze anoniem blijven: in haar omgeving weet alleen haar vriend dat ze het middel gebruikt. Ondanks twee tot drie keer sporten per week moest ze de afgelopen jaren haar kleren steeds een maat groter kopen, vertelt ze. Ze vond dat „echt vreselijk”. „Ik vond mezelf niet aantrekkelijk.” En ze vroeg zich steeds vaker af of haar man dat nog wel vond.
Ze dacht constant aan eten, waardoor ze vaak meer at dan ze wou: een vicieuze cirkel van te veel afhaaleten tijdens een stressdag op werk of een halve reep chocola in de avond, waar ze zich vervolgens enorm schuldig over voelde. Een half jaar geleden bestelde ze via een privékliniek het middel Mounjaro – vergelijkbaar met Ozempic. In EU-landen is het nog niet zonder recept verkrijgbaar, maar in het Verenigd Koninkrijk – waar zij woont – wel. Ze viel negen kilo af. „Ik kan nu gewoon twee stukjes chocola eten, en dan weer door met m’n dag.” Alle obsessieve eetgedachten zijn weg. „Ik denk nu zelfs: oh lekker, een salade.”
Sinds 2014 kijkt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in het doorlopende onderzoek naar ongelijkheid in Nederland behalve naar cultureel en sociaal kapitaal ook naar ‘esthetisch’ kapitaal: de mate waarin een persoon voldoet aan uiterlijke standaarden wat betreft onder andere gezicht (symmetrisch), tanden (recht) en BMI (tussen de 18 en 25). Volgens het SCP wordt iemands aantrekkelijkheid steeds belangrijker voor diens maatschappelijke positie: het werkt niet alleen lekker tijdens sollicitatiegesprekken en op de datingmarkt, maar vergroot de kansen binnen elk deel van de samenleving, die dankzij sociale media en toenemende onderlinge competitie steeds verder ‘esthetiseert’.
Vraag mensen naar hun reden om Ozempic te gebruiken, en je hoort niet expliciet de wens te voldoen aan maatschappelijk opgelegde standaarden, maar wel impliciet. Voor de 42-jarige vrouw was een slank lichaam jarenlang een van haar to-do’s. „Ik blijf tegen mezelf herhalen dat het bullshit is, dat het niet uitmaakt hoe ik eruitzie. Maar toch vergelijk je jezelf met anderen. En denk je: waarom lukt het hen wel?”
Een 36-jarige man, theatermaker, voelt zich tijdens het uitgaan altijd „de dikste van het festival”. Hij probeerde alles om af te vallen, zegt hij, behalve operaties. Des te oneerlijker voelt het daarom dat het hem maar niet lukt binnen de norm te passen die hij om zich heen ziet. Sinds twee weken injecteert hij Ozempic. Hij is al 3,5 kilo kwijt en totaal ongevoelig geworden voor alle snacks waar hij eerder te veel van at. „Normaal kom ik niet langs een tankstation zonder een mexicano te halen. Nu kost het me geen enkele moeite door te rijden.” Hij heeft een vader die arts is, die stopt hem het medicijn toe. „Hij is nu eigenlijk mijn dealer, ja.”
Toen een Amsterdamse man die in de reclame werkt afgelopen december van een vriend hoorde dat die Ozempic gebruikt, had hij daar „best een oordeel over”. „Ik dacht vooral: dat is toch alleen iets voor van die Amerikaanse sterren zoals Kim Kardashian?” Maar toen de vriend elke keer dat ze elkaar zagen zichtbaar was afgevallen, werd hij nieuwsgierig en bestelde hij het middel ook online. „Dat kan heel makkelijk, hoeft niet via het dark web of zo.”
Hij betaalt 200 euro per spuit, daar doet hij zo’n twee maanden mee. Duur, ja, maar in alle eerlijkheid: die sportschool met discolichten waar ik op zit, is ongeveer even duur.
Net als de bankier ervaart de reclameman het gebruik van Ozempic als een enorme tijdsbesparing. Dankzij Ozempic viel hij sinds mei 18 kilo af. Hij begon gezonder te eten en stopte met alcohol en drugs. Meer nog dan als middel om snel af te vallen, zien Ozempic-gebruikers de injecties als manier om te breken met hun negatieve spiraal: een soort deeltjesversneller die ze niet alleen richting een slanker lichaam, maar ook richting een ‘beter’ leven teleporteert.
Onder de radar
Het aantal cosmetische klinieken vervijfvoudigde de afgelopen tien jaar in Nederland tot meer dan 200, blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel. En telde Nederland in 1980 nog maar één kliniek voor haartransplantatie, inmiddels zijn het rond de vijftig. Wie de pijlsnelle opmars van Ozempic beziet, kan zich voorstellen dat het middel binnen een jaar of vijf bij tientallen Nederlandse klinieken verkrijgbaar is – als mensen het niet zelf online bestellen, zoals nu al min of meer de norm lijkt. Sinds ik begon aan dit artikel staan mijn sociale media-feeds vol met gesponsorde posts van aanbieders. Juist de online markt zal vermoedelijk een uitkomst zijn voor mensen die aan de Ozempic willen.
Zo’n tien jaar geleden werd de lipfiller immens populair onder jonge vrouwen. Destijds schreef ik er een artikel over – uit fascinatie, maar eerlijk gezegd ook uit lichte frustratie. Ineens zagen al mijn vrouwelijke leeftijdsgenoten eruit als Angelina Jolie. Dat voelde oneerlijk tijdens het uitgaan, en als ik door Instagram scrollde. Toen ik voor het artikel langsging bij een cosmetisch arts, had die het ampulletje al klaarstaan – want wilde ik niet ook ervaren hoe het zou zijn om zulke mooie lippen te hebben? Ik zal vast even getwijfeld hebben, maar weet vooral nog dat ik dacht: dat valt op, als ik straks weer op de redactie ben.
Maar Ozempic valt niet op – dat maakt het zo’n interessant middel. De gebruikers die ik gesproken heb, lukt het allemaal om ‘onder de radar’ kilo’s af te vallen. Zelfs de vrienden van de reclameman zien het niet, zegt hij. Toen hij zijn beste vriendin een foto liet zien van zijn ‘before’-lichaam, zei ze: ‘Ik vond jou helemaal niet dik’. Ondertussen kan hij zelf niet langs een spiegel lopen zonder te denken: wat zie ik er geweldig uit. De theatermaker heeft wel een idee hoe het komt dat de Ozempic-gebruiker meer verandering ervaart dan zijn omgeving. „Het gaat niet om je lichaam, het gaat om je zelfbeeld.”
De bankier heeft een filosofie ontwikkeld rond haar Mounjaro-gebruik. Voor haar staat het spuiten voor het accepteren van hulp. „Ik probeer altijd alles in mijn eentje te doen, ook afvallen. Maar waarom zou ik daar geen steuntje in de rug bij mogen?” De theatermaker kijkt er hetzelfde naar, na zijn jarenlange gejojo en gestress om zijn gewicht: „Ik vind dat ik een hulpmiddel verdien.”
De kilo’s komen terug
Lottie Moss heeft inmiddels spijt van haar Ozempic-experiment. Ze ziet nu in dat het middel niet bedoeld is voor mensen „die al een kleine maat hebben”, waarschuwt ze in haar podcast. Die reactie zullen veel Ozempic-gebruikers hebben op Moss’ verhaal. Sneu, zo’n ziekenhuisopname – maar waarom zou je het injecteren als je al zo slank bent? Zoals zij zich onbegrepen voelen door mensen zonder ‘food noise’, kunnen zij niet begrijpen waarom iemand als Moss nog dunner zou willen zijn.
De bankier denkt momenteel alvast vooruit over haar post-Ozempic-leven, haar ‘next steps’ als het gaat om haar lichaam. Haar nieuwe probleem: „als je afvalt, verlies je strakheid”. Haar borsten en billen zijn de laatste tijd gaan hangen, dus wil ze krachttraining gaan doen. Jarenlang dacht ze dat lichaamsstress voorbij zou zijn zodra ze slank was. Nu blijkt ieder lichaam een oneindig project.
Overigens is het nog maar de vraag of deze Ozempic-gebruikers hun slanke lichaam zullen behouden: veel onderzoek – zoals bijvoorbeeld in 2022 gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Diabetes, Obesity and Metabolism – toont aan dat gebruikers na het afbouwen van de injecties vrij snel terugschieten in oude gewoonten. De meeste afgevallen kilo’s komen dan gewoon weer terug.
De theatermaker is daarom bang voor het moment dat hij zal moeten stoppen met injecteren. „Ik kan me best voorstellen voor altijd door te prikken, als het me maar slank houdt.”
De voor- en achternamen van de opgevoerde personen zijn bekend bij de redactie.