N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Nationaal Archief Toenmalig minister Van Mierlo kreeg ook in het kabinet zware kritiek op besluit de Surinaamse drugsverdachte Bouterse niet te laten aanhouden in Brazilië.
Wegens een gebrek aan steun van collega-ministers en te veel kritiek uit de Tweede Kamer op zijn aanpak van de Surinaamse drugsverdachte Desi Bouterse heeft toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo in 1997 gedreigd het kabinet-Kok I ten val te brengen.
Dit blijkt uit de deze week door het Nationaal Archief geopenbaarde notulen van de ministerraad van 25 jaar geleden. Van Mierlo – vicepremier namens D66 in Paars I met VVD en PvdA – zegt op 26 augustus 1997 „niet verder te kunnen functioneren als minister van Buitenlandse Zaken” als het parlement oordeelt dat hij „een verkeerde beslissing heeft genomen”.
De kabinetscrisis ontstond toen NRC Handelsblad op 21 augustus 1997 meldde dat Van Mierlo op het laatste moment persoonlijk verhinderde dat de autoriteiten in Brazilië gevraagd werd Bouterse te arresteren die in dit buurland van Suriname op bezoek was. Tegen Bouterse liep al jaren een strafrechtelijk onderzoek in Nederland wegens grootschalige cocaïnehandel. Justitie had hem ook internationaal gesignaleerd als verdachte omdat zijn aanhouding gewenst was. Tot ontsteltenis van politie en OM weigerde Van Mierlo in te stemmen met het verzoek van zijn Justitie-collega en partijgenoot, Winnie Sorgdrager, Brazilië om aanhouding van Bouterse te vragen.
Van Mierlo verklaarde het verzoek om Bouterse te laten oppakken niet aan Brazilië te hebben willen doen omdat hij vreesde dat dit land niet bereid zou zijn geweest Bouterse te arresteren. Dat zou voor Bouterse „prestigewinst en bewegingsvrijheid” hebben opgeleverd, aldus Van Mierlo in de notulen.
Kritiek van Zalm en Pronk
Die uitleg van de D66-voorman overtuigt zijn collega’s allerminst. Minister van Financiën Gerrit Zalm (VVD) vraagt „met het oog op de scheiding tussen politiek en rechtsgang” of Van Mierlo zich niet te veel in Brazilië „heeft verplaatst”. De „rechtsgang is de competentie van minister Sorgdrager”. Komt het vaker voor dat Buitenlandse Zaken in deze dwars ligt, wil Zalm ook weten. Ook Jan Pronk (PvdA, Ontwikkelingssamenwerking) is kritisch. Als je besluit een verdachte internationaal te signaleren, moet daarmee worden doorgegaan. „De consequenties die een verzoek tot aanhouding zal hebben, moeten aan het betreffende land worden gelaten en niet door Nederlandse bewindspersonen worden getrokken.” Ook Ad Melkert (Sociale Zaken, PvdA) pleit voor consequent handelen. Volgens Melkert „rust er op het dossier Bouterse al lang een vloek”.
Lees ook: Nabestaanden Rijkswijkse moorden eisen inzage in dossiers
Van Mierlo accepteerde de kritiek niet. Hij zegt alleen „in het belang van de rechtsgang” te hebben gehandeld, „niet in het belang van de buitenlandse politiek”. Ook in een toekomstig geval wil hij meebeslissen over verzoeken tot aanhouding van Bouterse. Als hij „niet kan rekenen op de steun van het kabinet ontstaat er voor hem een problematische situatie”. Van Mierlo klaagt ook dat door het lekken van informatie zijn „imago wordt beschadigd”.
In de ministerraad worden de plooien tussen de ministers na lang beraad gladgestreken met de afspraak dat „het kabinet voornemens is vastberaden de vervolging van de heer Bouterse voort te zetten”, aldus notulen. In die aanpak blijft ook ruimte voor een marginale rol van Buitenlandse Zaken.
Dan moet alleen nog coalitiepartij VVD, lees Kamerlid Frank Weisglas, tot inbinden worden gedwongen. Weisglas vond dat Van Mierlo onjuist handelde. Hij meende dat de ministers „het zeker voor het onzekere” hadden moeten nemen en Brazilië om aanhouding en uitlevering hadden moeten vragen. „Dan had Bouterse nu waarschijnlijk in een Braziliaanse cel gezeten”. VVD-fractievoorzitter Frits Bolkestein zal Weisglas „nuanceren”. De VVD zegt dat „het kabinet in redelijkheid” handelde door geen aanhouding te vragen. Van Mierlo voelt zich nu niet langer „vernederd”. Bouterse zal daarna nooit meer worden aangehouden. Bij verstek wordt hij in Nederland veroordeeld tot elf jaar cel wegens cocaïnehandel.