Wat vindt NRC | Bescherm baasje én dier beter tegen winstbejag dierenzorg

Dierenpartsenpraktijken

Commentaar

Je kunt het het baasje van teckel Olly nauwelijks kwalijk nemen. Haar hondje was ziek, ze klopte aan bij een dierenarts en werd verleid om met steeds duurdere behandelingen voor de zieke hond in te stemmen, zo bleek uit een onderzoeksverhaal dit weekend in NRC. Olly, met darmkanker, was volgens de dierenarts nog te goed om te laten inslapen. Een chemokuur met eiwitpillen was de beste oplossing. Een kleine 1.500 euro en een paar weken later heeft ze Olly alsnog moeten laten inslapen.

Elke eigenaar weet hoe diep de band met het dier kan zijn. En hoe ver baasjes bereid zijn te gaan voor het welzijn van hun dier: niets is te dol, qua voeding, hulpmiddelen, pijnbestrijding. Die emotionele band – en de economische irrationaliteit die dat met zich meebrengt – lijkt nu ontdekt door buitenlandse commerciële ketens, die in de kleine 25 miljoen gezelschapsdieren die Nederland telt een uiterst profijtelijk verdienmodel zien.

Anders dan de zorg voor mensen, is de zorg voor dieren in Nederland aan weinig regels onderworpen. Er dienen gediplomeerde artsen te zijn, en de praktijk moet aan bepaalde voorwaarden voldoen, maar bijvoorbeeld de prijzen zijn veel vrijer dan in de mensenzorg. Dat was nooit een probleem: de dierenarts gaf net zoveel om dieren als zijn cliënten deden, en van de zorg voor een dier hoefde je dus niet schatrijk te worden.

Dat is anders sinds de komst van commerciële ketens in de dierenzorg. Net als in de huisartsenzorg hebben steeds meer dierenpraktijken moeite met het vinden van een opvolger, en net als in de huisartsenzorg staan er bedrijven klaar die met een beroep op efficiency en schaalvergroting de ene na de andere praktijk opkopen.

Hoe winstgevend de praktijken van deze ketens zijn, blijkt wel uit de prijs die zij bereid zijn te betalen voor dierenklinieken. Die ligt zeven tot negen keer hoger dan de prijs die gangbaar is. Dergelijke powerplay, waar veel dierenartsen begrijpelijkerwijs voor zwichten, kan alleen maar als er vertrouwen is dat die overnameprijs snel wordt terugverdiend.

En dat vertrouwen is er: na een overname schieten de tarieven voor de behandeling fors omhoog, vooral in regio’s waar de commerciële ketens de facto een monopolie hebben (omdat ze alle individuele praktijken opkochten). De baasjes én de dieren zelf wordt zo een poot uit gedraaid en daaraan ontkomen zit er domweg niet in.

En daar blijft het niet bij: de grootste keten, het Britse Evidensia (in Nederland eigenaar van 300 praktijken, spoedziekenhuizen en dierencrematoria) heeft een complexe financieel-juridische constructie opgetuigd om zo min mogelijk belasting te betalen. De winst wordt zo laag mogelijk gehouden, onder meer door leningen vanuit de Britse moedermaatschappij. Die heeft weer een lening bij een limited op Guernsey. Zo verdwijnen de torenhoge kosten voor Olly’s chemo naar een belastingparadijs dat op de zwarte lijst staat van de fiscus.

Het is natuurlijk wrang dat hierdoor de basishouding van een baasje er nu een van wantrouwen moet zijn. Tegelijkertijd is niemand verplicht een huisdier te nemen. Mensen die dat toch doen, dienen zich bewust te zijn van het speelveld dat zij daarmee betreden.

Maar een speelveld dat in slechts een paar jaar tijd zo veranderd is, daarbij verdient de consument ook enige bescherming. Nederland heeft geen adequate regelgeving die de huidige golf van monopolie- of kartelvorming effectief tegen kan gaan. Dat is niet goed. Ook een sluipende opbouw van marktconcentratie is slecht voor consument (en huisdier), en toezichthouder ACM zou daar scherper naar moeten kijken. Andere Europese landen laten zien dat er wel degelijk paal en perk gesteld kan worden aan deze ketens. Daar moet Nederland van leren, in het belang van mens én dier.