N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Hulpkonvooi Met een konvooi van vrienden bracht schrijver Tommy Wieringa terreinwagens en scherfvesten naar Kyiv. Onderweg dacht hij aan een personage uit zijn nieuwe roman, een Nederlandse SS’er die in Oekraïne vocht.
De raketten vliegen westwaarts en zijn nu ter hoogte van Kyiv. Ze zijn als het weer, nu regent het eens hier, dan weer daar. Vorige week was het nog raak in deze stad, Lviv – tien mensen werden in hun slaap gedood. Daarbij kwam ook een 93-jarige vrouw om het leven die de Tweede Wereldoorlog had overleefd, maar met wier portie geluk het nu gedaan was. Net als de geallieerde tapijtbombardementen boven Duitsland destijds, richten de Russische raketsystemen zich vooral op burgerdoelen, en net als in Duitsland hebben ze geen effect op het moreel maar versterken ze eerder de doffe vastberadenheid, al wordt iedereen er hondsmoe en prikkelbaar van.
Het is één uur ’s nachts als ik me door de gangen van Hotel George naar de schuilkelder haast. Door het luchtalarm sliep ik heen, ik werd wakker gebeld vanuit de kelders van het hotel. Ik was de laatste van het reisgezelschap die nog miste. Een paar kamers verderop staat een verveelde jonge vrouw in de deuropening van haar kamer. Ik stop met rennen maar te laat om haar peilloze minachting te ontlopen. Voor haar is het de zoveelste nacht met luchtalarm, voor mij de eerste.
De bakstenen schuilkelder is met banken bemeubeld en haveloos als een studentenhuis. Ons gezelschap, twaalf man sterk, hangt op de banken, sommigen zijn weer in slaap gevallen. Twee dagen geleden zijn we op weg gegaan met zes legergroene terreinwagens voor het front. Ze zijn bekostigd door de stichting protectukraine.nl, opgericht door schrijver Jaap Scholten, en beladen met gereedschap en medische hulpgoederen. De chauffeurs, twee per auto, zijn door Scholten gerekruteerd uit eigen kring, zonder dat iemand de selectiecriteria kent. Wel is de oververtegenwoordiging van rugbyers, schrijvers en Delftse ingenieurs onmiskenbaar.
Op de luchtalarm-app – een kaart van Oekraïne met icoontjes van raketten en inslagen – zijn explosies in Poltava en Mikolajiv te zien, maar vooral boven Kyiv is het zwaar weer vanavond. ‘De lucht zit hier vol ijzer!’ noteerde de Nederlandse SS’er Henk Kistemaker in de zomer van 1941 in zijn dagboek, toen hij het bruggenhoofd op de oostoever van de Dnjepr tegen de Russen verdedigde. En zo is het nu opnieuw, vol ijzer is de nacht. Journalist Jelle Brandt Corstius, een van de reisgenoten, meldt dat de Russische ultranationalistische bloggers die hij volgt in jubelstemming zijn: duimpjes en hartjes bij elke inslag.
Marsroute
Ik had een paar redenen om ja te zeggen tegen deze expeditie. Eerst omdat er aan de spullen die we brengen grote nood is aan het front. Aan terreinwagens in de eerste plaats, maar aan scherfvesten, tourniquets en chest seals (afdekverband voor borstwonden) niet minder. Om alles wat we bij ons hebben, is expliciet verzocht door commandanten met wie Scholten via Signal in contact staat. De westerse leveranties houden geen gelijke tred met de verliezen, de Oekraïense troepen kampen met voortdurend gebrek aan middelen. Andrej, een commandant van de 36ste brigade mariniers, schrijft: ‘Elke pick-uptruck en elke drone brengt de overwinning dichterbij.’ Het geweld van Poetin kan, zolang er geen zicht is op vredesbesprekingen, alleen maar met groter geweld bestreden worden. Aan Grozny (‘de meest verwoeste stad op aarde’), Aleppo en sinds kort Marioepol en Bachmoet is te zien wat er gebeurt als je hem zijn gang laat gaan. Dood en verderf, zonder de geringste eerbied voor de waardigheid van een mensenleven. In zijn functie als vicepresident zei Biden eens tegen Poetin dat hij in hem een man zonder ziel zag. „Dan begrijpen we elkaar”, antwoordde Poetin droogjes – in de beste traditie van de villain.
Westerse leveranties houden geen gelijke tred met de verliezen
Een andere, meer particuliere reden om mee te gaan heeft te maken met de roman die ik afgelopen jaren schreef. Vanwege het oorlogsverleden van een van de personages, de grootvader van de hoofdpersoon, volgde ik nauwgezet de marsroute van Waffen-SS-Divisie Wiking tijdens Operatie Barbarossa, de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Ik maakte gebruik van Google Earth om de route door Oekraïne te volgen, aangevuld met aantekeningen die ik had gemaakt toen ik het land in 2010 doorkruiste voor een ander boek. Toen ik werd gevraagd om terreinwagens voor het front te brengen, zag ik mijn kans schoon om de herinnering op te frissen.
Wiking was een vreemdelingenlegioen, gerekruteerd uit Volksduitsers en Germaanse broedervolken. Nederland was hoofdleverancier. Toen Duitsland op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenviel, trok Wiking het zuidelijke deel van Oekraïne binnen. De missie was het veroveren van de olievelden van de Kaukasus. De behoefte aan olie was enorm. In 1942 zei Hitler tegen zijn generaals: „Als ik de olie van Majkop en Grozny niet krijg, dan moet ik deze oorlog beëindigen.”
De brandstofhonger die Wiking naar het oosten dreef is ook de aanjager van het verhaal dat ik in Nirwana vertel. Een kroniek van het vuur – de geschiedenis van een grootvader, een zoon en een kleinzoon, als pioniers in de offshore in dienst van de onstilbare brandstofhonger van de wereld. ‘De hele beschaving van de mens’, schrijft W.G. Sebald, ‘is van meet af aan niets anders geweest dan een gloeien dat uur na uur intensiever wordt en waarvan niemand weet hoeveel het nog zal toenemen en wanneer het geleidelijk zal uitdoven.’
Een verrot gebouw
De Duitse troepen ontmoetten nauwelijks tegenstand in het gebied dat toen nog Pools was en dat in 1939 door het Molotov-Ribbentrop-pact aan de Sovjet-Unie toeviel. Ze werden door de bevolking als bevrijders onthaald. De Russen hadden er vreselijk huisgehouden, tienduizenden Poolse officieren waren vermoord, de intelligentsia was gezuiverd. Na zo’n vijand schijnt iedereen een vriend – Wiking werd ontvangen met dennenkransen en inderhaast opgerichte triomfpoorten. Het optimisme was groot, misschien zou een deel van dat immense leger van drie miljoen soldaten voor de winter alweer thuis zijn, Hitler had immers zelf gezegd dat de Sovjet-Unie een verrot gebouw was, je hoefde er maar tegenaan te trappen of het zou instorten. Met verdovende regelmaat herhaalt de geschiedenis de stompzinnige overmoed van slecht geïnformeerde tirannen.
Over stofwegen trok de gemotoriseerde infanteriedivisie naar Lviv, dat op 30 juni als een rijpe appel in haar handen viel. Bevreemdend hoe ook wij deze middag, net als het personage van mijn boek in legergroene voertuigen, vanuit het noorden op de stad aanreden – het mooie Lviv, gelegen in de ronding van een keteldal. Tot 1918 was het onder de naam Lemberg de hoofdstad van het Habsburgse kroonland Galicië-Lodomerië, de poort naar Europa, door Joseph Roth dat ‘kleine filiaal van de grote wereld’ genoemd.
Bij het eerste het beste Oekraïense benzinestation kochten we nieuwe simkaarten – we waren gewaarschuwd dat het signaal van twaalf Nederlandse telefoons tegelijk een gemakkelijk doelwit zou zijn voor Russen die Oekraïense zendmasten uitpeilen. En passant repareerden de Delftenaren de verzakte en hevig lekkende brandstoftank van de Nissan Pathfinder; bush mechanics in een regen van diesel.
Wiking vond bij haar intocht in Lviv de straten en pleinen bezaaid met verminkte lijken, achtergelaten door Stalins geheime dienst. In de gevangenissen waren duizenden mensen afgeslacht. Dat was in deze stad, in deze straten, en ook op het plein voor het hotel waar vanavond nog jonge mensen vol overgave liederen van nationale eenheid en verbondenheid zongen. Ze stonden in een grote kring en maakten rondedansen op de muziek, een tafereel van ontroerende argeloosheid. Niemand dacht aan de verschrikkingen van lang geleden, vervuld als ze zijn van die van vandaag.
We vertrekken de volgende ochtend laat, zo gruizig als wat – pas om drie uur ’s nachts werd het luchtalarm beëindigd met de woorden: ‘May the force be with you.’ We rijden nog een eind parallel aan de route die Wiking aflegde naar het oosten. Bij het verlaten van Lviv begin juli ’41, schrijft een Nederlandse SS’er in zijn dagboek, beleeft Wiking zijn vuurdoop. ‘Ons eerste gevecht! De jongens tintelden van vechtlust.’ Al vlug trekken de Russen zich terug en vervolgt de divisie haar weg tussen de groene heuvels en onmetelijke graan- en zonnebloemvelden.
Dit is het land waarover de acteur Alexander Granach schreef: ‘De aarde van Oost-Galicië is overdadig en rijk. Ze spuit zwarte olie en draagt gouden tabak en graan zo zwaar als lood, en oude dromerige bossen, en rivieren, en meren, en, bovenal, knappe, gezonde mensen: Oekraïners, Polen, Joden. Ze lijken alle drie op elkaar, ondanks hun verschillende manieren en gewoonten.’ Na de oorlog waren alleen de Oekraïners nog over; de Polen zijn verdreven en de Joden vermoord.
Ik vond de tekst op een gedenksteen op de plaats waar tot 1942 Di Goldene Royz-synagoge uit 1580 stond. Granach, van Joodse komaf, kwam eind jaren dertig in de VS aan. In Hollywood werd hij vooral gecast om nazi’s te spelen aan wie hij nu juist ontkomen was. Hij belichaamde Gestapo-inspecteurs en ook Julius Streicher, ‘Jodenhater nummer 1’ volgens de aanklager van het Neurenberger Tribunaal. Wrange witz.
Ten oosten van Lviv, bij het stadje Zolotsjiv, raakt Wiking op 2 juli 1941 betrokken bij oorlogsmisdaden. Nadat de commandant van de Nederlandse compagnie ‘Westland’ bij een wapeninspectie door een sluipschutter is gedood, nemen zijn manschappen op gruwelijke wijze wraak – Joden worden uit hun huizen gehaald en doodgeschoten aan de rand van een massagraf. Het executiepeloton wordt nadien beloond met cognac en sigaretten. Een Finse vrijwilliger schrijft in zijn memoires: ‘Hun namen werden ook genoteerd en ze werden bedankt voor hun werk als wrekers van hun voorouders. Het nieuwe Europa zou meer mannen als zij nodig hebben, mannen met het karakter van echte Germanen.’ De oorlog in het oosten is dan nog maar net begonnen.
Kruiwagens
In Zolochiv stoppen we bij een paar diepbruin gebakken werklui. Ze hebben zojuist een Sovjetmonument omvergehaald met een trekker. De betonnen brokken liggen verspreid over het voorplein, het kleine puin verwijderen ze met kruiwagens. Het is hier een onophoudelijk samenvloeien van geschiedenis en het uitwissen ervan.
Ja, ze weten van een monument dat de mensen herdenkt die toen zijn vermoord, maar niet waar precies. Een Duitse oorlogsbegraafplaats kunnen ze ons wel wijzen, langs de weg tussen Lviv en Zolotsjiv. Een helling even buiten de stad, begroeid met beemdkroon, cichorei en witstenen kruisen. Oekraïners en Duitsers dooreen – de Duitsers meest Wehrmachtsoldaten, de Oekraïners onderdeel van Waffen-SS-divisie ‘Galicia’. Die werd in 1943 inderhaast gevormd gedurende de chaotische Duitse aftocht. Himmlers ideaal van de SS als een raszuivere biologische elite was onder de druk der omstandigheden al lang opgegeven – de SS werd gaandeweg de langzame instorting van het Rijk steeds meer een allegaartje.
De Divisie Galicia geldt, ondanks haar oorlogsmisdaden, als het eerste nationale Oekraïense leger, dat tegen de Russen vocht voor onafhankelijkheid – vandaar de goed onderhouden dodenakker en in marmer geschreven lofprijzingen voor deze helden van het vaderland. In dit land zul je tevergeefs zoeken naar eenduidigheid; dubbele bodems en bittere ironieën behoren tot de nationale identiteit.
Zandzakken
Op weg naar Kyiv passeren we in de stromende regen de geboorteplaats van Joseph Roth, Brody, maar het ontbreekt ons aan tijd om er te stoppen. De auto’s moeten worden afgeleverd aan de eenheden, er wordt met smart op gewacht. Aan weerszijden van de weg zijn de verwoestingen van de Russische inval te zien, huizen, infrastructuur, een heel winkelcentrum – wirwar van verwrongen staal. Het schroot roest al, zoals er tussen de zandzakken bij de wegversperringen al gras en boompjes groeien, na 504 dagen oorlog.
De eerste auto’s worden in Kyiv opgehaald. De soldaten van aanvalsunit 402 komen direct van het front. Allen in gevechtstenue, vermoeid maar onverzettelijk. „Deze oorlog”, zegt een van hen in op het parkeerterrein van het hotel, „bestaat uit zoveel onderdelen, en mensen zoals jullie zijn daar een van. Small guys, maar met impact.” In de weken die volgen stuurt hij ons foto’s van de inzet van de terreinwagens aan het front. We zien ze bedekt met camouflagenetten in actie in bossen, bij kapotgeschoten huizen en uitgebrand materieel. De resterende auto’s zullen later worden opgehaald door de 36ste brigade mariniers, die vecht in de omgeving van Zaporizja.
Het schroot van het begin van de invasie roest al
Met een comfortabele Landrover Discovery met zachtleren bekleding en het logo van protectukraine.nl op de motorkap (wee de Rus die er op een dag op zal schieten) rijden Scholten, Brandt Corstius en ik verder naar het noorden. In Tsjernihiv bezorgen we scherfvesten en helmen bij een militair hospitaal. Voor de poort staan wrakke busjes vol kogelgaten geparkeerd. Het is een in- en uitgaan van grijze mannen, meest breed en getatoeëerd. Veel van de professionele soldaten zijn al lang gesneuveld, het komt op de overgeblevenen aan. Hun burgerbestaan hield abrupt op, ze vonden zichzelf terug in een leven op het scherp van de snede, in de oorlog die volgens een Nederlandse SS’er die hier ooit vocht ‘eigenlijk de natuurlijke toestand is’.
De terugweg naar Kyiv gaat over kleine weggetjes tussen mijnenvelden door, door dorpen die in de begindagen van de oorlog door Russische troepen werden ingenomen. Een boer op een fiets vertelt dat ze 26 biggetjes van hem hebben opgegeten. Zijn naam is Yoeri Ivanovitsj, hij heeft met eigen ogen gezien hoe ze alles kwamen stelen, van wasmachines tot motorzagen. Alsof ze ginds niks hadden, zo gingen ze tekeer. Datzelfde hoor je een paar kilometer verderop, waar ze de hele dorpswinkel hebben leeggedronken, alle bier en gedestilleerd, van begin tot eind waren ze straalbezopen. Dat is in Loekasjivka, waar ook de meer dan honderd jaar oude kerk is verwoest. Niets dan puin, scherven, verkoolde balken. De kerk was het hoofdkwartier van de Russische invallers, tot ze onder vuur kwamen te liggen.
Op een poort van een weggevaagd huis staat met verf het woord ‘kinderen’ geschreven, zoals op andere ‘burgers’ staat – bezweringen tegen het geweld. In de kelder van het echtpaar Irina en Sergej Horbonos hebben na de inval vijf Russen ingekwartierd gezeten. Irina is de verteller, haar echtgenoot bevestigt en vult aan. Op 8 maart in het noodlotsjaar 2022 zijn zo’n dertig dorpsbewoners, onder wie zijzelf, in een lage aardappelkelder onder hun schuur verdwenen. In het ondergrondse verblijf hadden ze gezelschap van Russische leger-onderhoudsmonteurs, een Tataar en vier Boerjaten, Mongoolse steppebewoners uit Zuid-Siberië.
Drie weken verbleven de dorpsbewoners en de soldaten in de klamkoude kelder van zes bij zes, op een vloer van aangestampte aarde. De invallers waren stomverbaasd dat ze sanitair en riolering aantroffen in het dorp, ze waren in de vaste overtuiging dat ze een land binnenvielen dat zich nog in middeleeuwse duisternis bevond. Ze waren gekomen, zeiden ze, om hen te bevrijden. Sergej wijst op zijn verwoeste woning en zegt: ‘Ze kwamen ons bevrijden van onze huizen’. De soldaten papegaaiden Poetins oorlogspropaganda over de speciale militaire operatie en de zegeningen die Rusland bracht, maar naarmate ze langer met elkaar zaten opgescheept onder de grond verloor de propaganda het steeds vaker van de realiteit. Soms rookten en dronken ze samen, en waren de soldaten bereid te erkennen dat dit geen speciale militaire operatie, maar een wrede vernietigingsoorlog was.
Ze sliepen bij toerbeurt en leefden van de inhoud van weckpotten, van varkensvet en rimpelige appels en aardappelen. In die maand kwam er op het houten aardappelbeschot een baby ter wereld, waarbij een jonge Rus assisteerde.
Irma en Sergej, eensgezind in hun herinneringen aan de angst en de spanningen in het ondergrondse, zitten op kratjes voor de schuur waar ze uitkijken over het uitgebrande vrachtwagentje in de voortuin en de ruïne van hun huis – de badkuip in de buitenlucht, de deur nergens naartoe, de naakte kachelschoorsteen, net als in de vorige oorlog vaak het enige dat overeind bleef in de storm van het geweld. Toen Poetins dievenleger zich terugtrok, waren de voertuigen beladen met meubels, witgoed en matrassen. Van de familie Horbonos namen ze van de waterkoker alleen het waterreservoir mee, alsmede een slagroomklopper en een roze rolkoffer. De baby die in de kelder werd geboren maakt het goed.
Ze heet Viktoria.