‘Ik wil gewoon kunnen doen waar ik zin in heb’

Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Bernhard Blik is de man die de zweefmolen van de Parade zijn opzwiepers geeft.

Foto Bart Maat

„Ik ben niet de allerbeste vader van de wereld. Een vader hoort namelijk bij zijn kinderen te zijn. En dat ben ik te weinig. Ik doe wel mijn best, maar ik sta maandenlang met de Oost-Friese opschopmolen op festivals en ben dan maar heel af en toe een paar dagen thuis. Daarnaast woon ik ook minstens twee maanden per jaar in mijn huis in Spanje. Mijn oudste zoon Boas (20) neemt het mij kwalijk dat ik er weinig was en ben. Dat doet pijn. Want dat is eigenlijk precies het tegenovergestelde van wat ik wilde.

„Mijn eigen ouders waren nooit thuis. Mijn moeder was een Friezin en stond op beurzen. Mijn vader is een Groninger die werkte in de farmaceutische industrie. Beiden waren veel op reis en lieten mij en mijn twee jongere zusjes dan alleen thuis achter in Groningen. Wij moesten maar zien hoe we het regelden. Het was niet echt een heel stabiel gezin. Er was altijd veel gedoe. En toen ik een jaar of 17 was, zijn mijn ouders gescheiden.

„Als kind was ik een recalcitrant jongetje. Iemand die niet overal even goed bij paste. Iemand die het altijd nét even anders deed. En alles zelf wilde doen. Ik beleefde altijd gekke avonturen en ging bijvoorbeeld in de jas van mijn moeder naar school. Of in felgekleurde korte broeken. Terwijl iedereen in boring shit liep. Ik werd op de lagere school ook wel gepest omdat ik er soms echt niet uitzag. Maar dat interesseerde mij niet. Al vond ik dat gepest natuurlijk niet leuk.

„Eigenlijk kon ik vrij goed leren, maar omdat ik dyslectisch ben, moest ik naar de Lagere Technische School. Zo ging dat vroeger. Aan mijn jongste zoon Mauro Kick (14) zie ik dat het tegenwoordig gelukkig heel anders gaat. Kinderen met dyslexie krijgen meer tijd. En daardoor veel meer mogelijkheden. Dat had ik ook wel gewild. Ik paste namelijk helemaal niet op die LTS. Ik was in die tijd punk en kwam altijd te laat. Al heb ik op die school wel met mijn handen leren werken en ben ik heel handig geworden. Maar ik had liever meer met mijn hoofd gedaan.

„Na de LTS werd ik koeltechnisch monteur. Ik vond dat ik geld moest verdienen. Maar dat werk was helemaal niks voor mij. De cultuur en hiërarchie in die wereld trokken mij helemaal niet. Ik wilde gewoon doen waar ik zelf zin in had. Eigen baas zijn. Voor ik dat eindelijk werd, ging ik eerst nog in militaire dienst. Dat was namelijk een mooi excuus om van dat baantje als koelmonteur af te komen. Daarna kwam ik op de markt terecht. Eerst als hulp van iemand anders, maar al snel dacht ik: dat kan ik zelf ook. Ik verkocht leren jassen en tweedehands kleding en stond op markten en festivals. Gouden handel.

„Toen het na zeven jaar minder werd, ben ik gaan reizen in mijn Mercedes 508. Vooral naar Marokko. Daar kocht ik tenten om die in Nederland te verhuren. Zo kwam ik dertig jaar geleden in contact met mensen van theaterfestival de Parade. Al snel kon ik daar aan de slag als een soort van manusje van alles. Twee andere mensen stonden in die tijd bij de zweefmolen, maar dat was een heel suf gebeuren. Ik wist dat je die bakjes enorme zwiepers kon geven, want ik kende dat soort zweefmolens uit het noorden. Al snel lieten we bandjes onder de molen spelen en dj’s. Wij maakten er iets heel anders van. Tot wat het nu is geworden: het hart van de Parade.

„Fysiek is het de afgelopen dertig jaar zwaarder geworden. Mensen zijn namelijk dikker. Soms passen ze niet eens meer in de bakjes! Arend en ik draaien de laatste shift, de drukste, daarom altijd met z’n tweeën. Anders ga je stuk. Ik vind het heerlijk dat fysieke. Ik houd van sporten. En het houdt mijn lijf in bedwang. Anders oogde ik vast heel anders.

„Voor mij is de Parade één grote familie. Meer familie dan die ik zelf vroeger had. Ik voel mij thuis omdat iedereen vrijgevochten is. En open. Boas is, zoals veel kinderen van mensen die hier werken, een Paradekind. Zijn moeder stond vroeger achter de poffertjeskraam. Dat ik vader zou worden, had ik nooit gedacht. Tot mijn veertigste wilde ik namelijk geen kinderen. Ik wilde die verantwoordelijkheid niet. En was ook bang dat ik geen goeie vader zou zijn, omdat ik zelf geen geweldig voorbeeld heb gehad. Bovendien vind ik dat er meer dan genoeg mensen op de wereld zijn. Maar ja, toen kwam ik vrouwen tegen die wel heel graag kinderen wilden krijgen. Echt heel goeie moeders, die wisten waar ze aan begonnen met mij.

„Ik houd heel veel van mijn jongens. Maar ik ben geen doorsnee vader. Ik gedraag mij best egoïstisch. Ik wil gewoon altijd kunnen doen waar ik zin in heb. En houd daarom niet altijd genoeg rekening met hen. Maar ik doe het beter dan mijn eigen vader. Ik ben veel liever. En ik sla ze niet.”

Aanmeldingen: [email protected]