‘Vrouwen aan het front’ laat je anders kijken naar de verschrikkingen van oorlog

Recensie Beeldende kunst

‘Vrouwen aan het front’ Het Fotomuseum in Den Haag toont werk van vrouwelijke oorlogsfotografen. Om bij de frontlinies te komen, moesten fotografes meer hordes nemen dan mannelijke collega’s. De verpletterende beelden zijn confronterend en zetten aan het denken. Mag een oorlogsfoto mooi zijn?

Bombardement van Phnom-Penh, Cambodja, april 1975
Bombardement van Phnom-Penh, Cambodja, april 1975 Foto Christine Spengler

Het kan iets voyeuristisch en ongemakkelijks hebben om naar de pijn van anderen te kijken. Toch is dat waar oorlogsfotografie toe uitnodigt: het maakt je als kijker tot deelgenoot van schokkende oorlogssituaties. Hoe moet je je daartoe verhouden? En tonen vrouwen oorlog vanuit een ander perspectief dan mannen? Dat zijn vragen die onvermijdelijk opkomen bij de tentoonstelling ‘Vrouwen aan het front’ in het Fotomuseum Den Haag, waar het werk van acht vrouwelijke oorlogsfotografen is te zien.

De chronologisch opgezette expositie opent met werk van Lee Miller (1907-1977), een van de vier vrouwelijke Amerikaanse fotojournalisten die via het Amerikaanse leger persaccreditatie verkreeg om de Tweede Wereldoorlog te documenteren. Haar reportages vanuit de bevrijde concentratiekampen Dachau en Buchenwald verschenen in de Amerikaanse Vogue van juni 1945, met als kop ‘Believe it’. Voor een van die foto’s fotografeerde Miller de gestreepte kampbroek en lapjesschoenen van een bevrijde gevangene – maar slechts diens onderkant. Het gezicht zie je niet, en dat wijkt af van veel van de foto’s van de kampen vlak na de bevrijding. De broek en schoenen staan zo voor elke willekeurige overlevende – de keuze van Miller maakt de impact van het beeld extra groot.

Een andere opvallende foto maakte Miller in 1945 in Leipzig: een jonge vrouw ligt ogenschijnlijk vredig te slapen op de bank. Het blijkt het te gaan om Regina Lisso, dochter van locoburgemeester van Leipzig, dood. Toen Lee Miller met haar camera in het stadhuis van Leipzig aankwam, had zij – met alle andere familieleden van de locoburgemeester – net zelfmoord gepleegd omdat de geallieerden in aantocht waren. Millers foto’s tonen de gevolgen aan Duitse zijde, door in te zoomen op een enkel individu. Zo vraagt ze aandacht voor het verhaal voorbij het kader van de foto: waarschijnlijk wist de jonge vrouw dat ze verantwoordelijk gehouden zou worden voor haar daden.

Foto’s Lee Miller Archives

Ziekenhuis in Saigon

Om bij de frontlinies van de oorlog te komen, moesten de fotografes meer hordes nemen dan mannelijke collega’s. Toegang tot persagentschappen, beeldredacties en conflictgebieden was nog niet standaard voor vrouwen. Zo vertrok de Franse Catherine Leroy (1944-2006) als 21-jarige naar Saigon om de Vietnamoorlog te documenteren, zonder ervaring of een journalistiek netwerk. Eenmaal terplekke slaagde ze er vrij snel in om als persfotograaf aan de slag te gaan via Horst Faas, de bekende Duitse fotograaf en redacteur die in Saigon een afdeling van Associated Press beheerde.

Eenmaal in het conflictgebied richtten de fotografes zich niet uitsluitend op het front, maar ook op de samenleving, omdat een oorlog daar tot in de haarvaten in kruipt. Een mooi voorbeeld van die bredere blik is de hartverscheurende, vierdelige fotoreeks die Françoise Demulder (1947 – 2008) maakte van een vader in een ziekenhuis in Saigon, huilend om zijn dode kind. Demulder toont de vader vanaf het moment dat diens zwaargewonde kind het ziekenhuis binnengaat, tot en met het einde. Het kind ligt op een ziekenhuisbed, de vader heeft zijn arm onder de bovenbenen van het kind geschoven alsof hij het mee naar huis wil nemen. Er ligt een doek over het kind, waardoor je alleen de contouren van het lichaam en gezicht ziet. Ook hier geldt dat het beeld daardoor universeler wordt: het dode kind zou elk kind zou kunnen zijn.

De Amerikaanse militair Vernon Wike met stervende Amerikaanse militair. Battle of Hill 881, nabij Khe Sanh, Zuid-Vietnam, april-mei 1967 Foto Catherine Leroy / Dotation Catherine Leroy

De Amerikaanse militair Vernon Wike met stervende Amerikaanse militair. Battle of Hill 881, nabij Khe Sanh, Zuid-Vietnam, april-mei 1967Foto Catherine Leroy / Dotation Catherine Leroy

Gruwelijke esthetiek

Maar fotografes toonden dus wel degelijk ook de frontlinie van de oorlog. Zo fotografeerde Catherine Leroy een Vietcong-strijder die in een beek is ontdekt door een Amerikaanse soldaat. Leroy legde de scène van bovenaf vast en benadrukt daardoor het machtsverschil tussen de staande Amerikaan en de Vietcong-soldaat, die op zijn knieën is gezakt. De foto maakt duidelijk wat het perspectief van een fotograaf vermag: Leroy stuurt de manier waarop je als kijker het beeld zal interpreteren. Je krijgt automatisch sympathie voor degene in de onderdrukte positie. Niet voor niets werd in de V.S. het verzet tegen de Vietnamoorlog heftiger naarmate meer foto’s en beelden de huiskamers binnenkwamen.

De esthetiek van de gruwelijke beelden is daarbij een ingewikkelde factor. Neem de foto die Carolyn Cole (VS, 1961) maakte van een massagraf in Monrovia (Liberia). Op het eerste gezicht lijkt het beeld een close-up van vredig slapende mensen te zijn. Hoe cru ook, door de esthetisering van de scène wordt de gruwelijkheid ervan naar achtergrond gedrukt.

De curatoren citeren in die context het essay Regarding the pain of others (2003) van filosofe en schrijver Susan Sontag (1933-2004). Sontag reflecteert daarin op de vraag hoe we ons als kijker moeten verhouden tot het kijken naar andermans pijn. Er is een behoorlijke hoeveelheid stoïcisme voor nodig om dagelijks het getoonde leed in het nieuws te verdagen, aldus Sontag. Tegelijkertijd merkt ze op dat we juist door die eindeloze blootstelling aan afbeeldingen van leed uiteindelijk eelt op de ziel ontwikkelen, waardoor het ons uiteindelijk vaak niet of nauwelijks meer weet te raken.

Die eeltlaag verdunt wanneer je de foto’s niet ziet in een nieuwscontext, maar als onderdeel van een expositie. Vrouwen aan het front toont een verpletterende selectie foto’s van verschillende oorlogen uit de 20ste eeuw. Je vraagt je alleen af wat de meerwaarde is van de focus op enkel vrouwelijke fotografen. De expositie zou vooral moeten gaan over de vragen en ongemakken die de beelden bij ons oproepen. Sommige vrouwen toonden de oorlog weliswaar vanuit een ander perspectief, maar of het nu aan het front was of erachter: bij oorlogsfotografie wordt de kijker deelgenoot van schokkende oorlogssituaties, ongeacht het geslacht van de fotograaf. Het mooist zou zijn als vrouwelijke en mannelijke oorlogsfotografen gelijkwaardig naast elkaar worden getoond.

Een republikeinse militievrouw traint op het strand buiten Barcelona, Spanje, augustus 1936 Foto Gerda Taro / International Center of Photography New York

‘Mano Blanca’, handtekening van de doodseskaders achtergelaten op de deur van een gedode boerenorganisator. Arcato, provincie Chalatemango, El Salvador, 1980 Foto Susan Meiselas / Magnum Photos

Training van jonge kinderen die zich zouden aansluiten bij de troepen van de regering van Lon Nol, Cambojia, 1974 Foto Françoise Demulder

Een Palestijnse man wordt verzorgd nadat hij door een Israëlische sluipschutter in de maag is geschoten. Bethlehem, Westelijke Jordaanoever, Palestina, mei 2002 Foto Carolyn Cole

Een Afghaanse jongen houdt een speelgoedpistool vast in een draaimolen in Kabul, Afghanistan, september 2009Foto Anja Niedringhaus / Kunstpalast Düsseldorf