N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Joyce Roodnat De afgelopen zomer zag Joyce Roodnat zoveel idiote, filosofische, vermakelijke, onaanraakbaar unieke, wonderbaarlijke kunst, dat ze zeker weet: dat zal kunstmatige intelligentie nooit kunnen verzinnen.
Waar ik was, afgelopen zomer? In een Italiaans minimuseum met één fresco: de ‘Madonna del Parto’ van Piero della Francesca uit 1457. Hoogzwanger is ze, met moeie ogen en pijn in haar rug. Ben je zelf zwanger, dan mag je alleen met haar zijn en stuurt de conciërge de andere bezoekers het zaaltje uit. Terug in Amsterdam ging ik de hele zomer in het filmmuseum Eye kijken naar de prachtfilms van Werner Herzog, telkens voorafgegaan door het promofilmpje waarin hij orakelt: „Human life is part of an endless chain of catastrophies.” Kan zijn, Herzog. Maar er is ook die vrouw met de bolle buik, samen alleen met de Madonna. De mens schakelt nieuw leven aan schoonheid.
Of neem Herzogs eigen film Fitzcarraldo (1982). Die gaat over een idioot die in de jungle een schip over een berg laat slepen, voor een operatheater. En hij is gemaakt door een idioot die in de jungle een schip over een berg liet slepen, voor zijn film. In Hollywood zijn acteurs en schrijvers in staking, voor een beter salaris (gelijk hebben ze) en uit vrees voor AI, kunstmatige-intelligentie-programmatuur. Ik vrees niks. Nooit zal AI bij machte zijn twee idioten te bedenken, een echte en een gedroomde, op een stoomboot in de jungle, met de stem van Caruso uit een grammofoon op het voordek.
Samenwerken met de werkelijkheid en daar onvermoede wonderen uit opdiepen, dat kan alleen de kunstenaar, van acteur tot auteur. Dat doet de schrijver Jaap Scholten in zijn boek Drie zakken dameskleding door op te tekenen hoe hij aan de Hongaarse grens hulp biedt aan Oekraïners, met meeslepende verhalen over wie hij ontmoet, wat hij ziet, denkt, voelt. Filosofisch en praktisch is zijn boek, journalistiek en literair (laat je nooit wijsmaken dat die twee elkaar niet verdragen). Net zo onaanraakbaar uniek toont zich, in fotomuseum FOAM, het werk van de Turkse fotograaf Ara Güler (1928-2018). Güler reisde en deed verslag, van het leven van boeren, van fabrieksarbeiders. Een file in Istanbul. Mannen met paarden. Twee vrouwen in een werkplaats. Onopvallende onderwerpen, AI zou er weinig mee kunnen. Maar Güler veroverde wonderen en die sloeg hij op in zijn camera.
Zelfs de volkse snelfotografie 1912-1925 is AI te snel af. Op de vermakelijke expositie in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam zie je hoe ‘gewone’ mensen voor het eerst massaal op de kiek gingen, goedkoop en snel klaar. Nooit bedoeld als kunst maar nu grossieren juist die fotootjes in de schoonheid van het gewone – twee vriendinnen met de giechels, een man met vrouw en sigaar, een jongetje met zijn konijn. Net als de zwangere middeleeuwse Madonna zijn ze allemaal compleet zichzelf. Daar schuilt het wonder. De tijd penseelde hun foto’s tot kunstwerkjes. En AI heeft het nakijken.
Vol vuur steekt ze haar vuist in de lucht. „It’s time to give a damn, let’s work together. Come on now”, zingt Janet Jackson in ‘Rhythm Nation’. Op de industriële funk vlinderen de handen snel over het lijf in de beroemde strakke upbeat choreo. Toen Jackson het sociaal-bewuste futuristische popmanifest voor het eerst bracht was ze 23 jaar. Wie sloot zich toen niet graag aan bij haar quasi-militaire ‘rhythm nation’? Vijfendertig jaar later is de boodschap, met nu slechts vier dansers, onverminderd urgent: een gelijkwaardige wereld, weg van vooroordelen en raciale haat.
Het was wonderbaarlijk hoe snel Janet Jackson donderdagavond in de Ziggo Dome in Amsterdam, bij de laatste show van haar tournee, weer de benaderbare superster werd van toen. Fit en sexy, hoewel alles verhullend in modieuze pakken, leverde ze met haar bekende headset-microfoontje het bewijs nog altijd een killer act te zijn. De koele, ongenaakbare sfinx-uitstraling die de 58-jarige zangeres tegenwoordig op foto’s kan hebben, bleek op het podium veel zachter en innemender. Zeker als ze meisjesachtig lachte, de lange dreads naar achter werpend.
De naar haar grote hit uit 1997 vernoemde Together Again Tour – tien shows in Europa en daarvoor een lange Amerikaanse concertreeks – is een comeback van jewelste. Het opvallendste: er is al heel lang geen nieuwe muziek en toch vlogen de kaarten weg. Vanuit een breed gedeeld nostalgisch verlangen? Vanuit sympathie? Voor de vakvrouw Jackson is het in elk geval een genoegdoening.
Nipplegate
Want zou haar ster feller zijn blijven schijnen als nipplegate – Jacksons blote borst zichtbaar voor een miljoenenpubliek tijdens de Super Bowl 2004 – niet was geweest? Dat zanger Justin Timberlake haar korset lostrok tegen het einde van zijn sexy hit ‘Rock Your Body’, wordt in preuts Amerika niet snel vergeten. Maar de harde waarheid is ook dat er na het album All For You in 2001 nog nauwelijks hits waren. Tamme platen vol opgepompte hijgdancepop stilden de laatste twintig jaar nog enkel de honger van haar oerfans.
Lees ook
Janet Jackson weer op tournee: comeback van het verlegen Jackson-zusje
Toch moesten we ook uit die tijd wat horen, vond ze, eigenwijs als ze is. Er was opgehipte dancepop aan het begin (‘Night’, ‘2 nite’, ‘Slolove’) inclusief laserstralen. Schalks hijgde ze in ‘All Nite (Don’t Stop)’ in een fantastische glitter-catsuit met stropdasje: „Ik wil dat je weet dat ik de hele nacht kan.”
Vol gas vervolgens richting oude succesnummers. Opwindend dansbaar in vlotte groepschoreo’s. Of juist solo, in late night slow jams als ‘Any Time, Any Place’. Of ‘Let’s Wait Awhile’ dat overging in ‘Again’, de tearjerker in een zee van lichtjes.
De viering van haar 51 jaar in de muziekbusiness kwam in vele medleys, meer gegroepeerd op sfeer (stoer, zacht, dansbaar) dan op ‘eras’, zoals popdiva Taylor Swift deed. Of zoals eigengereide popkoningin Madonna vorig jaar van haar levensverhaal een grootse trip down memorylane maakte.
Geen drama over hoe alles is gelopen. Geen zoete herinneringen
Geen jeugdgemijmer
Janet liet dat na. Geen grote van theater en technisch vernuft doordrenkte megaproductie of Jackson-jeugd-gemijmer. Geen drama over hoe alles is gelopen. Geen zoete herinneringen. Hooguit wat oude muziekvideo’s en verder topentertainment van de zangeres zelf: dansfit (hooguit wat minder precies in haar choreografie dan toen), leverde ze met een handvol kledingwissels wat nodig was in een minimaal gestagede show. Ze had slechts vier mannelijke dansers om zich heen, een stellage, wat videoschermen, en een band die af en aan naar voren schoof. Het was een afgeschaalde productie – de al jaren in Londen residerende Amerikaanse zangeres heeft nu niet de financiële back-up van een platenlabel – die evengoed glom.
„Ik voel me zo bevoorrecht, ik was nog maar een kind toen ik voor het eerst optrad. Maar ik voel nog steeds die opwinding”, zei de zangeres voor ze begon aan de door Jimmy Jam & Terry Lewis geproduceerde nummers die haar doorbraak tekenden in 1986: ‘What Have You Done For Me Lately?, ‘Nasty’, ‘Control’, ‘When I Think of You’ – ze vielen heerlijk.
Dat de liedjes soms in een snelmenu kwamen, een refrein hier, een flard daar, was zonde. Maar de keuze was dan ook enorm en het duidelijk met haar muziek groot geworden publiek genoot. ‘Thats The Way Love Goes’ sloeg aan. ‘Escapade‘ ’en ‘Miss You Much’ waren vrolijke wervelende hoogtepunten. En ook ‘If’ sprong eruit – hoe completer de songs waren, hoe sterker het was.
Opvallend was hoe in alle kreetjes, zuchtjes en bewegingen broer Michael terug te horen was. Hij werd zichtbaar in de videobeelden van ‘Scream’, een duet waarin beiden, zij op het podium en hij op het scherm, als vanouds het vanuit hun tenen uitschreeuwden tegen de wereld.
„Zijn we een veredelde coverband?” Het is een eerlijke en moedige vraag, die Serj Tankian (Beiroet, 1967) aan het eind van zijn autobiografie stelt. De zanger van System of a Down heeft dan al in ruim driehonderd pagina’s uitgelegd hoe hij – als enige van die vierkoppige metalband – worstelt met het rocksterrenbestaan. Hij vindt eindeloos toeren en teren op oude successen niet alleen een lichamelijke uitputtingsslag, maar vooral ook geestdodende tijdverspilling. Bovendien is de band behalve „een disfunctionele familie” ook een „creatieve gevangenis” waarin hij zijn ei nauwelijks kwijt kan. Te vaak wordt zijn inbreng geweigerd en ontaardt samen musiceren in armpje drukken met gitarist Daron Malakian.
Keer op keer hetzelfde doen en wéér dezelfde, stokoude nummers spelen, vraagt hij zich hardop af in zijn memoires Down with the System: „Heeft dat nog iets te maken met kunst?”
Zoveel muzikale zelfreflectie lees je niet zo snel in een rockbiografie, maar Tankian is dan ook niet de zoveelste doorsnee metalhead. Sterker nog: eigenlijk is hij helemaal geen metalhead, maar een laatbloeier die wat op een oud keyboard pingelde en toevallig probeerde te zingen toen de frontman van zijn eerste bandje niet kwam opdagen voor een repetitie.
Hij is eerder activist dan artiest, benadrukt hij, en voor hem is dat „niet politiek, maar persoonlijk”. Op zijn zevende ontvluchtte hij met zijn (op hun beurt uit Armenië gevluchte) ouders zijn geboorteplaats Beiroet, toen in Libanon een burgeroorlog uitbrak. Wie van dichtbij meemaakt hoe het „bommen regent”, schrijft hij, voelt levenslang „een stemvork van angst in zijn lijf trillen”.
Het is niet het grootste oorlogstrauma uit zijn familie. Zijn grootouders hebben aan het begin van de twintigste eeuw wonder boven wonder de Armeense genocide weten te overleven. De volkerenmoord op circa een miljoen Armeniërs wordt door Turkije nog steeds betwist. Aan zijn opa zweert Tankian dat hij er alles aan zal doen om diens verhaal aan zoveel mogelijk mensen te vertellen.
Aanslagen en olie
Belofte maakt schuld. Het zorgt ervoor dat de zanger het als zijn „levenswerk” ziet om „harde en ongemakkelijke waarheden te verkondigen” – ook als hem dat „vrienden, fans en misschien ook wel de band kost”. Zo publiceerde hij in de hoogtijdagen van System of a Down – 48 uur na de aanslagen van 9/11 – een essay (‘Understanding Oil’) op de site van de band, waarin hij beschreef waarom Amerika de aanslagen min of meer over zichzelf had afgeroepen.
Een overduidelijk geval van: too soon. Uiteraard breekt de pleuris uit, van boycots door radio- en tv-stations tot doodsbedreigingen. Samen met de hele natie is ook de rest van de band ziedend. Ze vrezen niet alleen voor hun leven, maar moeten toezien hoe hun zanger hun carrière torpedeert – net op het moment dat het tweede album Toxicity op nummer één staat.
Dat succes was sowieso al niet vanzelfsprekend voor het progressieve en eigenzinnige geluid dat Tankian zeer treffend omschrijft als „een niet te classificeren botsing van agressieve metalriffs, onconventioneel tollende ritmes en Armeense folkmelodieën waarbij ik teksten grom, schreeuw en croon die binnen één regel kunnen omslaan van avant-garde en dadaïstische dwaasheid naar razende sociaal-politieke tirades”.
Loopgravenoorlog
Op de golven van de net opgekomen nu-metal én onder de vleugels van producer en goeroe Rick Rubin vulde de band binnen de kortste keren uitverkochte stadions. Rubin redt ook hun grootste hit, ‘Chop Suey!’ Na een meditatiesessie moedigt hij Tankian, die tekstueel is vastgelopen, aan om „op het universum te vertrouwen”. Hij moet een willekeurig boek uit Rubins bibliotheek trekken, blind zijn vinger op een pagina laten landen en kijken wat daar staat. Dat wordt Jezus’ verzuchting: „Father, why have you forsaken me.” Precies wat het nummer nodig had, weet de zanger.
De band grijpt het succes aan om overal hun zaak te bepleiten: de Armeense genocide moet door zoveel mogelijk landen worden erkend. Tijdens een ontnuchterende lobby langs Amerikaanse congresleden ontdekt Tankian dat alle politici het met hem eens zijn, maar tegelijkertijd toegeven handelsbelangen en militaire deals met Turkije belangrijker te vinden. Het zal tot 2021 duren tot de Verenigde Staten de genocide officieel erkennen. En zelfs die mijlpaal blijkt uiteindelijk „zoals altijd een cynische geopolitieke realiteit” te zijn: de VS willen de Turken terechtwijzen omdat ze raketten hebben gekocht van de Russen.
Tegen die tijd heeft Tankian zijn diplomatieke loopgravenoorlog met System of a Down uitgevochten. Hij vindt het prima soms wat grote shows te spelen, maar richt zich vooral op zijn solocarrière (twee weken geleden verscheen de EP Foundations). Je hoeft het boek niet te lezen om te zien hoe tevreden hij daarmee is. Want Tankian mag dan schrijven dat hij zich na het gesteggel met zijn „broeders” heeft verzoend, in het acht pagina’s tellende beeldkatern zijn ze op geen enkele foto terug te vinden.
Charlotte Wessels (37) weet het even niet meer. Ze is vastgelopen, halverwege het 55ste liedje dat ze in haar kelder in elkaar knutselt. Hier, in de schamele vierkante meters onder haar Utrechtse rijtjeshuis, is ze haar eigen eenmansband. Op de plek „waar volgens de buurtbewoners vroeger een wietplantage zat” bouwde ze vier jaar geleden een thuisstudio die ze ‘Six Feet Under’ doopte. Sindsdien neemt ze daar iedere maand één liedje op dat ze op het muziekplatform Patreon zet. Fans kunnen daar tegen betaling meeluisteren.
„Kijk, dit is mijn grote vriend.” Met één muisklik tovert Wessels haar favoriete scheurgitaar tevoorschijn uit haar oneindige voorraad virtuele instrumenten (plug-ins): de Shreddage 3 Jupiter. Gitaren, drums, bas, piano’s, synthesizers, strijkers tot complete symfonieorkesten: ze komen allemaal uit haar computer. „In het begin wist ik helemaal niet hoe die plug-ins werkten”, geeft ze toe. „Maar gelukkig zijn er heel veel mensen die the good lord’s work verrichten en op YouTube uitgebreide tutorials geven.”
Zingen doet ze wél analoog, in de vocal booth naast het bureau: een soort douchecabine met bloemetjesbehang, mosgroen gordijn en lichtpaarse bloemen die omlaag kringelen tot aan een microfoonstandaard.
Maar voor het zover is, luidt de voornaamste vraag: hoe nu verder?
Na een tik op de spatiebalk klinken de eerste tonen van liedje 55 uit de speakers. „Het is een 5/8 maat: dat maakt de coupletten heel vibey.” Dan stopt de muziek abrupt. „Hier moet een catchy refreintje komen, maar dat lukt me dus niet. Moet ik het 5/8 houden of overgaan op 6/8 zodat het net iets gangbaarder wordt? Of zal ik of toch met een heel harde break verder gaan met een vierkwartsmaat? Ik wéét het gewoon niet!” Schrale troost: de deadline hijgt nog niet in haar nek, ze heeft nog een paar dagen.
Zo gaat het dus iedere maand, sinds mei 2020. Wat begon „als hobbyprojectje” werd een serieuze baan. En dat had dan weer te maken met die andere baan, die ze plotseling verloor. Wessels was namelijk zestien jaar lang het boegbeeld van de Nederlandse symfonische metalband Delain. Die band groeide uit tot een internationale topact die – net als Nederlandse collega’s Within Temptation en het Finse Nightwish (met Hollands trots Floor Jansen) – wereldwijd met gemak grote arena’s uitverkocht.
Lees ook
Delain: ‘Wij zijn echt geen heilige boontjes’
Maar in 2021 „klapte het” tussen Wessels en oprichter en toetsenist Martijn Westerholt. „Ik heb me er nooit in detail over uitgelaten”, zegt ze over de breuk. „Maar het ging al lang moeizaam tussen ons en we hadden sowieso al jaren een bandtherapeut. Ik had het gevoel dat ik niet genoeg autonomie kreeg. Juist omdat het zo vet was wat we samen hadden, hebben er heel veel energie ingestopt om het toch te laten werken, maar het zat er echt niet in.”
Veel meer wil ze er ook niet over kwijt. „Ik heb te lang met Martijn samengewerkt om met een modder te gaan gooien.” Met Wessels vertrokken ook de drie andere bandleden van Delain. Westerholt kondigde aanvankelijk aan alleen verder te gaan met de band, maar heeft inmiddels alweer nieuwe muzikanten gerekruteerd.
Wessels: „Opeens was mijn hele werkende leven weg. Dat was natuurlijk helemaal ruk. Als ik toen had moeten verzinnen wat ik zou gaan doen, was ik in een zwart gat gevallen. Maar omdat ik dat muziekplatform Patreon al had ontdekt, was de keuze heel snel gemaakt: ik ga dit fulltime doen.”
Dat bleek succesvol te zijn. Binnen de kortste keren had ze elfhonderd leden (‘patreons’) die – in tegenstelling tot streamingsdiensten – wél goed betaalden voor muziek. De prijzen variëren van drie (voor alleen de muziek) tot 250 euro per maand. Hoe hoger het bedrag, hoe meer fans krijgen: van online hang-outs waarin Wessel liedjes laat horen en haar werkwijze toelicht, meet and greets bij optredens, gesigneerde foto’s, ansichtkaarten, shirts, sieraden, handgeschreven teksten van liedjes naar keuze tot door haar beschilderd vinyl.
„Het is arbeidsintensief, maar ook lucratief. Hierdoor kan ik gewoon muzikant zijn. Bij de duurste categorie check ik wel altijd even weten wie het zijn. Niet alleen om ze te bedanken, maar ook – en dat klinkt misschien heel stom – of ze het kunnen betalen. Ik heb na een gesprek met een fan die het financieel moeilijk bleek te hebben ook wel eens geld teruggestort. Het moet wel oké zijn.”
Wessels wist weliswaar haar eigen zelfvoorzienende bubbel te creëren, maar zag ook nadelen. „Opeens was ik een muzikant die al haar muziek achter een paywall had staan. Dat vond ik niet cool.” En dus verschenen er twee compilatiealbums: Tales from Six Feet Under Vol. I (2021) en II (2022). Disclaimer: op die platen is precies te horen hoe ze het doe-het-zelven en experimenteren spelenderwijs in de vingers kreeg.
„Ik heb heel publiekelijk geoefend. Het was mijn eerste poging tot productie en als ik nu terugluister zou ik zeker dingen anders doen.”
Dat ze, tot verbazing van veel trouwe metalfans, aanvankelijk vooral ‘zachte’ popnummers maakte, was achteraf gezien logisch, zegt ze. „Ik bewaarde mijn metal-ideeën voor het geval we er met Delain nog uit zouden komen. Pas toen de band was geëxplodeerd, kon ik ook mijn hardere tracks op Patreon kwijt.”
Onlangs verscheen haar derde soloalbum, The Obsession. Het is een openhartige plaat geworden waarop Wessel extreem eerlijk zingt (en schreeuwt) over haar angsten en dwangstoornis. „Ik ben een heel bang en paniekerig mens, de hele plaat gaat erover. Ik heb vaak last van heel nare gedachtencirkels: zogeheten ‘intrusive thoughts’ waarvan je niet weet waar ze vandaan komen en die telkens terugkeren. Maar toen ik een paar jaar geleden met OCD gediagnosticeerd werd, dacht ik: dat kan niet, want ik ben hartstikke slordig. Zo denkt iedereen over dwangstoornissen: alles moet recht liggen, je moet eerst drie keer op een deur kloppen voordat je die mag openen, etc. Omdat ik me niet herkende in dat eenzijdige beeld, heb ik heel lang niks met mijn klachten gedaan.”
Inmiddels durft ze erover te zingen. „Mensen vragen me vaak of ik dat niet lastig vind. Natuurlijk maakt het me kwetsbaar. Maar ik vond het zelf óók vervelend dat er weinig over wordt gepraat. Dus dan moet ik helpen dat taboe te doorbreken.”
En er veranderde nog iets. Want hoe goed ze het ook naar haar zin had in haar kelderstudio, tijdens het schrijven begon het te kriebelen: ze wilde weer een plaat opnemen met echte muzikanten in plaats van met plug-ins. „Ik dacht: laten we al die geprogrammeerde shit vervangen door dikke shit.”
Lees ook
Wat is symfonische metal? Dankzij de vrouwen kwam er naast heavy metal sprookjesmetal
Haar oude Delain-collega’s Timo Somers (gitaar), Otto Schimmelpenninck van der Oije (bas), Joey de Boer (drums) én nieuwe toetsenist Sophia Vernikov nemen op The Obsession de plaats in van de Shreddage 3 Jupiter en andere computerinstrumenten.
„Ze hebben de tracks echt leven ingeblazen.” Volgende maand beginnen ze samen aan een Europese tournee. Vandaar dat er achter de roodfluwelen bank waarop hond Legolas vredig ligt te snurken, weer echte trommels, gitaren en versterkers liggen opgestapeld.
En er staat nog één essentieel instrument: een gigantisch fitnessapparaat. „Het is voor het eerst in vijf jaar dat ik weer op tour ga. Dat is best stressvol.” Ze houdt haar hand tegen haar kin. „Als ik zenuwachtig word, schiet mijn hartslag omhoog en zit mijn adem helemaal tot hier. Als training probeer ik daarom dagelijks de set te zingen op deze loopband tijdens een stevige snelwandeling. Ik hoop het nog op te bouwen naar een sprintje.”
The Obsession van Charlotte Wessels is verschenen bij Napalm Records. Optreden: 28 november in Effenaar, Eindhoven; 21 februari Bibelot, Dordrecht. Meer info: patreon.com/charlottewessels