N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Profiel
Catherine Cormon Assistent-editor Catherine Cormon werkte aan de slopende montage van filmtrilogie ‘Bleu’, ‘Blanc’ en ‘Rouge’. Een bitterzoete herinnering aan de klus van haar leven.
Begin jaren negentig was de Poolse cineast Krzysztof Kieslowski (1941-1996) op het hoogtepunt van zijn roem. Als koning van de Europese filmhuisfilm stond hij op eenzame hoogte. Na het succes van zijn tv-serie Dekalog (1988) werkte hij in Frankrijk, waar hij La double vie de Véronique (1991) maakte en een ambitieuze trilogie gebaseerd op de Franse vlag: Bleu, Blanc en Rouge (1993-1994). Hij had haast; de drie delen moesten in première gaan op de filmfestivals van Venetië, Berlijn en Cannes. Dat lukte: Kieslowski won een Gouden Leeuw én een Zilveren Beer. Maar sloopte zichzelf.
Ook toen hij nog in Polen werkte, was Kieslowski al een echte workaholic. In zijn geboorteland maakte hij in vijftien jaar tijd liefst 26 documentaires, waarna hij overstapte op speelfilms. Maar medio jaren negentig leek het op. Dodelijk vermoeid en het filmen een beetje beu kondigde de zwijgzame, zachtmoedige filmmaker na Rouge aan met vervroegd pensioen te gaan. In 1996 overleed hij plotseling op 54-jarige leeftijd aan een hartaanval. Net als zijn vader had hij zwakke longen. De roofbouw die hij op zijn lichaam pleegde tijdens de trilogie, gekoppeld aan het feit dat hij een zware roker was, deden hem de das om.
Kieslowski’s plotselinge dood was een schok voor Catherine Cormon, assistent-editor bij de Trois couleurs-trilogie. Zij herinnert zich Kieslowski als een „energieke man, fantastisch om mee samen te werken, maar ook nerveus en een kettingroker. . „Kieslowski wist dat montage een manier was om zijn film te ‘vinden’, zoals een beeldhouwer zijn beeld al ziet in een brok marmer.
„Het scenario was nooit heilig. Een goed voorbeeld is de montage van Rouge. In een eerste versie werd de parallel tussen de levens van een jonge rechtenstudent en een oude rechter versterkt, later is dat afgezwakt. De nadruk ligt nu op hoe de rechter door zijn contact met Valentine verandert.”
Zes blikken film
De Franse trilogie werd in drie landen achter elkaar gedraaid en gelijktijdig gemonteerd. Bleu en een klein gedeelte van Blanc werden in Parijs opgenomen. De rest van Blanc is in Warschau gedraaid. Omdat beide films in Parijs werden gemonteerd en Kieslowski al in Warschau zat, reisde de Franse editor Jacques Witta een aantal maal met de ‘work print’ van Bleu in zijn bagage naar Polen. Cormon: „Een ‘work print’ is veel langer dan een speelfilm, Witta moest elke keer dat hij naar Polen ging ongeveer zes blikken film en zes blikken geluidsopnames meesjouwen, vijftig tot zestig kilo.”
Dit omslachtige werkproces veranderde toen de crew aan Rouge begon. Het laatste deel van de trilogie werd opgenomen in Genève, waar toen ook het montageteam neerstreek. In de montageruimte werd koortsachtig gewerkt aan zowel Bleu als Rouge.
Cormon: „Zodra Kieslowski tijd had, kwam hij naar de montageruimte. Overdag draaide hij, ’s avonds bekeek hij de rushes (de dagelijkse opnames) en gaf commentaar. Dat leverde ook echt iets op. Zo was Kieslowski niet tevreden over de derde dialoog tussen de rechter en Valentine in Rouge. Uiteindelijke besloot hij de montage niet op spreken, maar op luisteren te baseren. Je ziet ze vooral naar elkaar luisteren. Daardoor werd het zo’n indrukwekkende scène.”
„Samenwerken vond hij sowieso heel belangrijk. Bij de projecties van de onaffe films waren altijd mensen aanwezig die hij vertrouwde en om hun mening vroeg: ‘vertel mij wat er niet werkt, wat er goed aan is weet ik al.’ Hij stond erg open voor suggesties. De sfeer in de montageruimte was daardoor altijd opwindend, gepassioneerd en enorm toegewijd. Hij vroeg 100 procent van iedereen, het maximum. Wie dat gaf, kreeg erkenning en dankbaarheid, daar was hij gul in. Bij binnenkomst of weggaan zei hij altijd iedereen gedag, ook de stagiairs.”
Dertig jaar na dato prijst ze zichzelf vooral gelukkig dat ze met de Poolse maestro mocht werken. „Het was mijn beste montageklus ooit.”
Catherine Cormon spreekt op 26 februari in Eye Filmmuseum over haar samenwerking met Krzysztof Kieslowski.
Het is een echte Grimonprez, Soundtrack to a Coup d’Etat. Een betoverende collage van quotes en archiefbeelden die de kernpunten van de Belgische filmmaker verdiept: Koude Oorlog, wapenindustrie, Westerse machinaties. En wat zich daartegen verzet.
Focus is de enerverende vijftiende algemene vergadering van de Verenigde Naties in New York in september 1960, waar Oost, West en gedekoloniseerde, ‘ongebonden’ landen botsten. Sovjetleider Chroesjtsjov zou er boos met zijn schoen op tafel hebben getimmerd. Tumultueuze ontwikkelingen in het net onafhankelijke Congo domineren het wereldnieuws.
Alles komt die september samen in Harlem, het zwarte stadsdeel van Manhattan, in New York. De kersverse revolutionair leider Fidel Castro van Cuba vermijdt Manhattans elitehotel en huurt tachtig kamers voor zijn delegatie in Hotel Theresa, ‘het Waldorf van Harlem’ met vooral zwarte gasten. Terwijl de regering Eisenhower de Sovjet-Unie in de VN uit de besluitvorming rond Congo weert, groeit het Theresa Hotel uit tot een magneet voor grootheden uit de ‘ongebonden’ beweging: Nehru van India, Nasser van Egypte, Nkrumah van Ghana. Alsmede voor betogers, zwarte radicalen – Malcom X – en beatniks als Allen Ginsberg. Zelfs Nikita Chroesjtsjov maakt zijn opwachting bij Castro, dan nog niet officieel communist. Hij verbaast zich over de studentikoze chaos en meurende lakens in diens suite.
Een complex verhaal: net iets voor Johan Grimonprez dus, die dit jaar eregast van IDFA is met zijn nieuwste film én de rest van zijn oeuvre. Historische, commentaarloze en suggestieve composities op basis van grondige research die zowel in een museale setting als de bioscoop passen. Montage vertelt het verhaal: Grimonprez lijkt daarin een erfgenaam van de activistische filmmontage uit de Sovjetschool. Al wijst Grimonprez zelf liever het kaleidoscopische perspectief van Chris Marker en de New Yorkse avantgarde van de jaren zestig aan als inspiratie voor zijn essayfilms.
Patrice Lumumba
In Soundtrack to a Coup d’Etat kijken we door talloze ogen. In 1960 worden zestien nieuwe Afrikaanse landen tot de VN toegelaten: ‘de derde wereld’ – nu ‘the global South’ – wordt een geducht machtsblok binnen de VN. En een strijdperk in de Koude Oorlog: Chroesjtsjov bespeelt handig het antikoloniale sentiment. Brandpunt in die schaduwstrijd is de republiek Congo. De charismatische jonge premier Patrice Lumumba veegt op 30 juni koning Boudewijn in Kinshasa de mantel uit over exploitatie en slavernij als hij de Belgische vlag komt strijken – niet het dankwoord voor hun nobele beschavingsmissie dat de Belgen verwachtten. Er volgden muiterij, rellen, etnisch geweld en – met Belgische hulp – afscheidingen van diamantstreek Kasaï en mijnprovincie Katanga. Een VN-strijdmacht weet de situatie niet te stabileren, Lumumba valt na een legercoup en wordt uit de weg geruimd.
Westerse belangen winnen de slag om Congo, als een soort ‘ground zero’ van het neokolonialisme. Grimonprez ontrafelt allerlei dubbelspel, met de VS die afstand nemen van het koloniale Europa maar achter de schermen in de VN aan de touwtjes trekken. Toch is Soundtrack to a Coup d’Etat opmerkelijk vrolijk, door de koddige tv-beelden van toen, maar vooral door de tweede, muzikale laag die Grimonprez door zijn grimmige verhaal weeft, een laag van Congolese bossanova en Amerikaanse jazz. Daar gaat het om de inzet van zwarte muzikanten als Duke Ellington, Dizzy Gillespie en Louis Armstrong als Amerikaanse ‘jazz-ambassadeurs’ in Afrika. Zij moeten de indruk wekken dat de nieuwe supermacht Amerika anders is dan Europese imperialisten, dat racisme en segregatie in VS slechts tijdelijke en lokale problemen zijn. Soms worden ze ook als ‘cover’ ingezet voor CIA-operaties; tijdens een tour van Louis Armstrong in Congo leggen spionnen in november 1960 contacten met het illegaal afgescheiden Katanga.
Soundtrack to a Coup d’Etat toont hoe de zwarte muzikanten worstelen met de rol van ambassadeur voor een natie waarin ze tweederangsburgers zijn, maar ook hoe de Afrikaanse dekolonisatie het zwarte zelfbewustzijn in de VS versterkt: de climax vormt een woedende protestactie van zestig zwarte activisten – onder wie de gewezen jazz-ambassadeurs Abbey Lincoln en Max Roach – tegen de moord op Lumumba, in de VN-Veiligheidsraad van januari 1961.
De schoen van Chroesjtsjov
Vertelt Grimonprez over het ontstaan van Soundrack to a Coup d’Etat dan klinkt dat een beetje als jazz: thema’s en associaties die zich met elkaar vervlechten. Het begon met Chroesjtsjov, de boerse, luidruchtige opvolger van Stalin, vertelt Grimonprez als ik hem in maart spreek in Den Haag. Meer specifiek: de hamerende schoen van Chroesjtsjov in de VN, als dat gebeurd is – wat niet iedereen gelooft. Dat rijmde met de schoen die de Egyptische journalist Muntazer al-Zaidi in 2008 naar president Bush jr. gooide, wat een rol speelde in zijn documentaire Shadow World (2017) over Amerikaans imperialisme en de wapenindustrie.
Grimonprez wilde sowieso iets doen met de schaduw van de Belgische kolonisatie, geïnspireerd door toneelstuk De Siel van die mier en de studie van David van Reybroucks boeken over Congo en de onafhankelijkheidstrijd van Indonesië, die uitmondde in de Bandung-conferentie van 1955 en de beweging van ongebonden landen.
Soundtrack to a Coup d’Etat kan zich meten met Dial H-I-S-T-O-R-Y uit 1997, waarin Grimonprez archiefbeelden van de epidemie van vliegtuigkapingen in de jaren zeventig verweeft tot een tragisch, soms zwartkomisch relaas.
Mijn persoonlijke favoriet blijft evenwel Double Take (2010) waarin Grimonprez uit Hitchcocks tv-optredens, speelfilm The Birds en ingehuurde lookalikes en stemartiesten een spookverhaal monteert waarin de ‘master of suspense’ zijn dubbelgangers ontmoet en beseft dat hij hen moet vermoorden. Die paranoïde mystificatie versnijdt Grimonprez met een collage over de ruimte- en kernwapenrace die de wereld in 1963 onder Chroesjtsjov en Kennedy op de drempel van een nucleaire Apocalyps brengt. Chroesjtsjov – kaal, gezet – oogt zelf weer als een dubbelganger van Hitchcock.
Wapenindustrie
Vergeleken met die meesterwerken helt Shadow World (2017), over Eisenhowers ‘militair-industrieel complex’ als beest dat zichzelf voedt met zelfgeschapen conflicten, iets teveel over naar pamflet. Grimonprez volgt hier de invloed van de wapenindustrie via Reagan en Bush jr. naar de ‘national security state’. De politieke intentie is helder, misschien te helder. Montage is uiteindelijk een Sovjet-uitvinding: beeld en geluid zo ordenen dat het slechts tot één conclusie kan leiden, een ‘waarheid’ die des te krachtiger binnenkomt omdat de kijker hem zelf denkt te hebben ontdekt.
Grimonprez is een politiek geëngageerd filmmaker; soms lijkt een ‘verborgen geschiedenis’ om te slaan in complottheorie. Zo wekt Double Take – uiteraard zonder het hardop te zeggen – de suggestie dat Kennedy na de Cubacrisis door hardliners uit de weg werd geruimd. Bij Grimonprez opereren relatief onbekende, sinistere topbestuurders achter de schermen, maar hoe ver hun invloed nu echt reikt wordt niet altijd duidelijk.
Als ik hem in maart spreek, eindigt ons gesprek in gebakkelei over Oekraïne. Grimonprez vermoedt Westers gestook achter de Maidan-revolutie van 2014; Lockheed zou Oekraïne als nieuw NAVO-lid zijn ‘totaal waardeloze’ F35’s in de maag willen splitsen, Poetin greep in vanwege „Oekraïense genocide” op Russen en geheime biowapen-labs aan zijn grens. We praten er anderhalf uur over; ik verwijt Grimonprez’ dat in zijn zee slechts één haai zwemt en dit de taal is van een Poetin-versteher. Afgelopen week steggelden we per email voort, waarbij Grimonprez Gore Vidal aanhaalt: het smeerwoord ‘complot’ wordt vaak aangewend als „afkorting voor de onuitspreekbare waarheid”. We zullen het hierover niet eens worden. Maar ik hoop dat hij er geen film over maakt.
We liggen op schema als we Asif Kapadia moeten geloven. Trump herkozen. Over een jaar of zes dus een wereldwijde catastrofe. Kapadia (52) vreest dat de doomsday clock allang 12 uur heeft geslagen. „We waarschuwden vroeger voor gevaren in de nabije toekomst. Over twintig jaar verloedert de democratie, raakt het voedsel op, bereikt het klimaat een kantelpunt. Toen was het in tien jaar, nu is het: na deze presidentsverkiezing is de Amerikaanse democratie voorbij. Het is zover. We leven in de toekomst. We zijn kikkers in een pan, het water heeft het kookpunt al bereikt.”
Op het filmfestival van Venetië, waar het kwik in september zelden onder de 32 graden daalt, beleeft Asif Kapadia’s shock-doc 2073 zijn première; straks is hij te zien op IDFA. Een oproep tot actie. „Iedereen zegt dat dit de heetste editie van Venetië ooit is”, zegt hij in een hotelkamer waar de airco wonderen doet. „Een Duitser heeft het over overstromingen, een Fransman over bosbranden en een Italiaan over modderlawines. De klimaatapocalyps is begonnen, toch? Maar ik beweer niet dat er geen hoop is.”
De Indiase Brit Asif Kapadia is bekend van indringende biodocs over zangeres Amy Winehouse, autocoureur Ayrton Senna en voetballer Diego Maradona. 2073 mist zo’n tragische held(in) die de wereld verovert en een hoge prijs betaalt, maar Kapadia „had het gevoel het aan zijn kinderen verplicht te zijn de noodklok te luiden”. Zij zijn in 2073 zo oud als hij nu is, als ze dat halen. Welke wereld erven ze nu drie ruiters van de apocalyps elke oplossing in de weg staan: big tech, autocraten en populisten?
Want dat is de stelling van Kapadia. In zijn ogen begon de ellende pas echt in 2016, een jaar van persoonlijke triomf: Amy, zijn biografie van Amy Winehouse, won een Oscar. „Bij het Brexit-referendum dacht ik voor het eerst: is iedereen gek geworden? Waarom stemmen op iets dat ons armer maakt en beperkingen oplegt?”
Rond die tijd kwam het populisme overal op. Kapadia nam medio 2016 twee afleveringen op van David Finchers serie Mindhunter in swing state Pennsylvania. „Vrijwel iedereen was dol op Trump en haatte Hillary Clinton. Ik vertelde mijn Amerikaanse vrienden: Trump gaat winnen. Ze keken me aan of ik gek was.
„Ik filmde daarna in Brazilië toen Bolsonaro opkwam. De ouderen in de crew, die de militaire dictatuur hadden meegemaakt, waren zwaar anti, de jongemannen wilden een sterke man die de boeven liquideert. Het fascisme was indertijd ook een jeugdbeweging. Nu hoor je van je zoon over Andrew Tate die zulke toffe video’s over vrouwen maakt.”
Ook in India lijkt het vliegwiel van haat nauwelijks te stoppen, aldus Kapadia: „Hoe meer spanning, haat en geweld je opklopt tussen bevolkingsgroepen, hoe meer succes je hebt als politicus.” Sociale media – in India met name WhatsApp – spelen overal een sleutelrol. Ze isoleren mensen in echokamers waar men elkaar opjut, een horde wordt en zich organiseert. Die sociale media zijn overwegend in handen van ‘tech bro’s’ die libertair, ultralibertair of extreem-rechts zijn, zoals Peter Thiel of Elon Musk. Big Tech helpt zo populistisch rechts in het zadel en voorziet dictators van gizmo’s voor identificatie, surveillance, onderdrukking en gedragsmodificatie. Als de democratie valt, zal zij zich ditmaal niet oprichten, waarschuwt Kapadia. „Dat zijn de punten die ik in 2073 met elkaar wil verbinden.”
Schril en panikerend
Kapadia’s schrille, bijna panikerende montages van het heden vinden een deprimerend rustpunt in het jaar 2073, waar Samantha Morton ondergronds en off the grid leeft in een dystopisch ruïnelandschap en terugkijkt op waar het misliep. De VS zijn een gemilitariseerde dictatuur onder de erven Trump, de hoofdstad is San Francisco, superrijken wonen in omheinde eldorado’s. Daarin herinnert 2073 aan The Age of Stupid (2009), waarin Peter Postlethwaite als een toekomstige archivaris door beeldmateriaal grasduint om uit te zoeken waarom de mensheid de catastrofale klimaatcrisis niet aanpakte toen dat nog kon. 2073 is dan The Age of Stupid op amfetamine, want in zijn apocalyptische montages haalt Kapadia alles uit de kast: tornado’s, vulkanen, tsunami’s, Oekraïne.
Hij koos een hybride aanpak – deels documentaire, deels sciencefiction – omdat rustpunten nodig waren tussen die hectische montages. „Die segmenten voelen alsof je door TikTok scrollt. Maar dan moet je kijkers soms wel even op adem laten komen. Dit gaat over een toekomst waarin we nu al leven. Hebben jullie nog het gevoel enige controle te hebben over wat er gebeurt?”
Dat is wel het probleem van 2073: Kapadia’s oproep tot activisme en engagement klinken hol met al die tsunami’s die non-stop op ons afrazen. Waar is de hoop? Zonder dat is activisme hooguit razernij.
Amerikaanse media zijn dol op vermiste kinderen en vrouwen. Zeker als die laatste jong en aantrekkelijk zijn. Op politieke rellen, natuurrampen en celebrity-roddels na, krijgt weinig méér aandacht. Lezers kunnen er vaak geen genoeg van krijgen. Ook in het populaire true crime genre leveren dode of vermiste vrouwen geregeld clickbait op.
Toch kwam het voor Hollywoodster Anna Kendrick als een verrassing dat er zoveel geld werd verdiend aan haar op waar gebeurde feiten gebaseerde Netflix-film Woman Of The Hour, over slachtoffers van seriemoordenaar Rodney Alcala. Dat vertelde ze recentelijk in de populaire true crime-podcast Crime Junkie. Kendrick is producent, regisseur en hoofdrolspeelster van de film die al drie weken in de top-5 staat van de streamingdienst in Nederland. Netflix kocht de film na een biedingsstrijd op het filmfestival van Toronto; de streamer wist wél waar zijn abonnees naar snakken.
In true crime staan echt gebeurde misdaden centraal – vooral moorden, zoals in Woman of The Hour. Research wordt vermengd met intieme details en het geheel in een spannend narratief gegoten. Die combinatie is niet nieuw – denk aan Truman Capotes In Cold Blood (1966), of als je het genre breed interpreteert Shakspeare’s Richard III. Maar het genre kreeg een immense boost in 2014 door de misdaadpodcast Serial. Ook op streamingdiensten floreren true crime-films en -series.
Met de hausse zwol de kritiek aan. Zo blijkt uit onderzoek naar enkele populaire Amerikaanse crime-podcast dat deze net als reguliere media een markante voorliefde hebben voor misdaden met witte, vrouwelijke slachtoffers en zo het discriminerende idee bevestigen dat sommige slachtoffers meer medeleven en aandacht verdienen dan andere. True crime die focust op daders dreigt ze soms indirect te vergoelijken. Luisteraars worden soms aangemoedigd om zelf detective te spelen, waardoor mensen onterecht worden gelabeld als dader. En al vestigt sommige true crime aandacht op vastgelopen zaken of misstanden tijdens politie-onderzoeken, vaak wordt ook in overbekende moordzaken leed opgerakeld als entertainment. True crime draait vaak uit op trauma porn.
Kendrick is zich zoals veel andere recente true crime-makers duidelijk bewust van de kritiek op het genre en probeert op talloze manieren exploitatie te vermijden in Woman of the Hour. Zo voorziet ze alle slachtoffers van een achtergrond, maar presenteert de dader als een leeg blad; sympathie met de gladde psychopaat Rodney Alcala wordt zo onmogelijk. Ook brengt ze het seksuele, dodelijke geweld tegen slachtoffers nooit te expliciet in beeld. Kendrick wil iets groters aankaarten: de alomtegenwoordigheid van misogynie. Ieder mannelijk personage in Woman of the Hour is een engerd, vooringenomen of simpelweg een lul. Dat doet ze iets te expliciet, maar wat spannend is het wel: blijft Kendricks personage – een beginnende actrice die Alcala ontmoet tijdens een datingshow op tv – in leven?
Toch deed Kendrick óók iets wat mogelijk een grotere verandering in het genre teweegbrengt. Ze maakte bekend al haar winst aan instellingen te schenken die slachtoffers van (seksueel) geweld helpen. Omdat Kendrick een filmster is, genereerde dat veel aandacht. En zo zet ze mogelijk ook haar publiek aan het denken. Wie verdienen er eigenlijk allemaal geld aan lugubere reconstructies van moorden op vrouwen?