N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Botter Lisi Herrebrugh (33) en Rushemy Botter (38) zijn in alle opzichten partners. Ze zijn verloofd, hebben een dochter en bestieren samen modemerk Botter. De kleurrijke, innovatieve ‘Caribbean couture’ van Botter trok vanaf het begin internationaal de aandacht.
Het duurt even voordat open wordt gedaan. Lisi Herrebrugh (33) en Rushemy Botter (38) zijn net terug uit Curaçao. Ze waren er op vakantie. Of tenminste: deels. Om de dag hadden ze een zakelijke bespreking. Over het koraalziekenhuis dat ze er hebben opgezet, over de algenkwekerij die ze er willen beginnen om zelf duurzame stoffen te kunnen produceren, over de tenues die ze willen ontwerpen voor lokale sporters. Door de jetlag hebben ze zich een dag in de afspraak vergist.
Het is twee jaar geleden dat het duo achter het mannenmodemerk Botter, dat tegenwoordig ook in elke show een paar stukken voor vrouwen heeft, het huis aan het water in Vinkeveen betrok. In de woonkamer staat hun houten eettafel, naast een enorm speelkleed staat het ruim bemeten poppenhuis voor dochter Scully (2), die tijdens het interview vrolijk om haar ouders heen dartelt. De grote, donkergrijze plavuizen op de vloer, de grijsbruine gordijnen en de keuken, inclusief kunststof barkrukken, zijn nog een erfenis van de vorige bewoners. „Verschrikkelijk”, zegt Rushemy Botter. „Die tegels, het lijkt wel een crematorium. Maar als je het wil aanpakken, moet je het in één keer goed doen. We hebben nog steeds geen tijd gehad.”
In 2016, toen Botter nog niet eens zijn mode-opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen had afgerond, werden hij en Herrebrugh door het Amerikaanse modeplatform V-Files uitgenodigd een show te geven tijdens New York Fashion Week. Zij was twee jaar daarvoor afgestudeerd aan het Amfi in Amsterdam en naar Antwerpen verhuisd om hem te helpen. Botter was ten tijde van die show al het merk van hen samen – dat het label alleen zijn naam draagt, komt doordat die van haar buiten Nederland nauwelijks uit te spreken is.
Sindsdien is het hard gegaan: nominaties en prijzen bij de grote internationale modewedstrijden voor jong talent, shows in Parijs, de creatieve leiding over het Parijse damesmodehuis Nina Ricci. Sinds begin 2022 concentreren ze zich weer op hun eigen merk, dat nu wordt verkocht in 52 winkels over de hele wereld. Vorig jaar wonnen ze de Grand Prize van de Franse modewedstrijd Andam, waaraan een geldbedrag van 300.000 euro is verbonden. Afgelopen januari tekenden ze een contract met sportmerk Reebok.
Zij heeft een Dominicaanse moeder, hij werd geboren op Curaçao. ‘Caribbean couture’, zo omschrijven ze de stijl van Botter: de manier van leven en kleden op de eilanden is de inspiratie voor hun kleurrijke en speelse collecties. Op het idee voor hun kenmerkende jasjes die eigenlijk broeken zijn, kwamen ze toen ze er een jongetje een joggingbroek zagen gebruiken als zonbescherming, met de pijpen om zijn armen. ‘Vrouwelijke’ elementen als de vorm van een bikinitopje dat in een gehaakte trui is verwerkt zijn een knipoog naar de aandacht voor uiterlijke verzorging van Dominicaanse mannen, voor wie gelakte nagels en geëpileerde wenkbrauwen heel normaal zijn. De losse flap op het voorpand van een broek, waaronder een andere stof tevoorschijn komt, verwijst naar de dubbele identiteit van Caribische emigranten. De eerste sneakers met Reebok waren een soort 3D-geprinte schelpen, in de collectie voor najaar 2022 droegen modellen beklede plastic buitenstoelen mee als accessoire. Ook in hun collecties voor Nina Ricci kwam het eilandgevoel terug. De grote hoeden uit hun eerste debuutshow waren gebaseerd op de knop van een parasol, op een jas was een trompe l’oeil van een badpak aangebracht.
Maar enkel „inspiratie pakken van de eilanden” is niet meer van deze tijd, zegt Botter. „Alleen maar kleding maken, daar geloven we niet in. Hoe jongeren denken, dat is de toekomst: de wereld beter maken, teruggeven.”
Vandaar het koraalziekenhuis, een raamwerk in zee waar ziek koraal optimaal kan profiteren van het voedsel in het water, en de algenboerderij. En vandaar dat ze aan Reebok gevraagd hebben er samen met hen voor te zorgen dat lokale sporters kunnen beschikken over goede outfits.
Hoe jongeren denken, dat is de toekomst: de wereld beter maken
Rushemy Botter
Omdat, zoals Herrebrugh zegt, „het gewoon moeilijk is goeie mensen te vinden in Amsterdam” zit het atelier van Botter in Antwerpen. Doordeweeks wonen Botter en Herrebrugh er ook. Elke zondagavond stapt een van hun twee moeders bij ze in de auto, zodat Scully overdag een oppas heeft. Ze kan inmiddels om een glas water vragen in het Nederlands, Papiaments en Spaans.
De moeder van Lisi Herrebrugh verhuisde als twintiger naar Nederland en trouwde met een man uit Mijdrecht. Rushemy Botter verhuisde toen hij tweeënhalf was met zijn moeder en broer naar Nederland. Ook zijn moeder kreeg hier een relatie – met de man die Botter als zijn vader beschouwt, hij draagt ook zijn achternaam – en kwam zo in het vijf kilometer verderop gelegen Vinkeveen terecht. Lisi’s broer werd op de middelbare school Rushemy’s beste vriend.
Wanneer ze elkaar voor het eerst zagen, écht zagen, dus niet als het kleine zusje of de beste vriend van – ze weten het niet precies meer. Zij denkt dat het gebeurde op een tropical party („Waar natuurlijk niks tropisch aan was”) in Vinkeveen. Hij denkt dat het in streekbus 140 was, waar ze elkaar vaak tegenkwamen.
„Ik weet nog wel dat ik een keer naast hem ging zitten, ik zal een jaar of zeventien zijn geweest”, zegt Herrebrugh. „Ik wilde een gesprek beginnen, maar ik had pas genoeg moed bij elkaar verzameld toen ik bijna moest uitstappen. En toen lag hij te slapen.”
Botter: „Alle meisjes zaten altijd helemaal opgemaakt in de bus. Zij was heel natuurlijk. Geen make-up, haar haar nog nat van het douchen. En ze was heel gedreven, gefocust op school. Dat vond ik heel interessant. Dat is misschien ook wel de balans tussen ons. Want ik ben heel erg van het gevoel.”
Herrebrugh: „Ik vond jou gewoon superknap.”
Toen ik eindelijk een gesprek durfde te beginnen, was hij in slaap gevallen
Lisi Herrebrugh
Ze raakten aan de praat, begonnen te chatten op MSN en kregen een relatie, die de eerste twee jaar een knipperlichtachtig karakter had. Ruim vijftien jaar zijn ze nu samen, waarvan vijf verloofd – van zijn eerste salaris bij Nina Ricci kocht hij voor haar een ring.
Hoe is het om samen ook een bedrijf te hebben? Ik kan me voorstellen dat het wel erg vaak over werk gaat.
Herrebrugh: „Niet altijd. Maar wel veel.”
Botter: „Is het wel werk? Nou ja, het is werk. Maar als we samen zijn, voelt het niet als werk. Het is een passie die je samen hebt. Het gaat niet alleen over patronen en shows, je hebt het ook over dingen die je ontdekt: documentaires, andere modeontwerpers, paintings. Het is gewoon mooi om dingen te delen.” Hij wijst naar het grote, felgekleurde schilderij dat achter de tafel op de vloer staat, Gas Station 2 van de Chinese kunstenaar Gao Hang. Tegen Herrebrugh: „Vond jij deze nou wel mooi of niet zo?”
Herrebrugh: „Ik heb maar geleerd om het mooi te vinden.”
Waarom kochten jullie een huis in Vinkeveen?
Herrebrugh: „Toen we het kochten zaten we bijna drie jaar bij Nina Ricci. We wisten al dat we weg wilden. Nog een half jaar, dachten we, en dan is het klaar. Het was de periode waarin ik zwanger was. En we geloofden gewoon heel erg in Botter.”
Botter: „We zijn met Botter doorgegaan toen we bij Nina werkten. We hadden een atelier in Parijs en iemand in dienst genomen. Maar het kreeg gewoon niet de aandacht die het verdiende, en we hebben veel te vertellen met Botter. Als je voor een ander merk werkt kun je nooit echt je eigen verhaal kwijt.”
Herrebrugh: „We waren toen we begonnen nog een soort studenten. We kwamen bij Nina Ricci binnen met een rooskleurig idee.”
Botter: „Wij dachten: nu gaat het beginnen. We vonden het gewoon tof.”
Herrebrugh: „In je achterhoofd weet je dat het nooit je eigen brand gaat worden en dat er een geschiedenis is die je moet respecteren. En dat vonden we oké, want we vertelden ons eigen verhaal ook via Botter. Maar ja, hij moest vier dagen bij Nina zijn en ik twee – hij schetste en zette de eerste ideeën op papier en ik was bezig het team aan te sturen.”
Botter: „We hadden alleen nog maar een collectie van vijftien stuks gemaakt, en nog nooit vrouwenmode. Nu moesten we opeens zes shows per jaar doen, met minstens dertig kledingstukken, plus nog de kledingstukken die je niet in de show ziet.”
Herrebrugh: „Ik was me er wel van bewust dat ik veel mensen moest aansturen. Maar de manier waarop je iets moet brengen…”
Botter: „Supermoeilijk. Ik heb moeten leren minder emotioneel te zijn. We weten dat als wij iets willen maken, dat dat gewoon kan. Bij Parijse huizen is iets heel vaak niet mogelijk.”
Herrebrugh: „Als je vraagt of iets kan, zeggen ze eigenlijk altijd nee.”
Botter: „Dan moet je een beetje meedeinen, hebben we geleerd, en er later op terugkomen. En dan degene die zei dat het niet kon het idee geven dat hij of zij met de oplossing is gekomen.”
De eerste collectie was een succes, in elk geval publicitair, mede dankzij de parasolhoed.
Botter: „Ik heb hem boven nog in elke kleur. Hij heeft goed verkocht.”
En hoe ging het verder?
Herrebrugh: „Het is geen gemakkelijke rit geweest. We hebben best wat moeilijke periodes moeten trotseren, met Covid en zo.”
De recensies waren welwillend, maar niet altijd heel positief.
Botter: „Dat klopt. Wat ik ook begreep.”
Herrebrugh: „De ene collectie is beter gelukt dan de andere, laten we eerlijk zijn. Soms was er gewoon een moeilijk seizoen, waarin we struggelden en dingen niet voor elkaar kregen.”
Botter: „Als ik een slechte recensie zou krijgen voor Botter, zou dat veel harder aankomen. Bij Nina Ricci boeide me het eerlijk gezegd niet zo.”
Is het wennen voor jullie, om na de jaren bij Nina Ricci weer op eigen benen te staan?
Botter: „Het is heerlijk. Wat we geleerd hebben, de connecties, dat kunnen we allemaal gebruiken. En wat we niet willen hoeft niet meer. We hebben nu natuurlijk wel veel minder budget. Maar op een gegeven moment word je ook een beetje verwend van al dat geld. Het wordt eigenlijk veel interessanter als je weinig hebt. Als we voor Nina een stof met een structuur wilden, dan gingen we op zoek naar stof met een structuur. Nu kan dat niet altijd, en moet je soms zelf dingen proberen. Ontwerpen krijgen daardoor meer leven. Soul.”
Je zou denken: jullie hadden al een atelier in Parijs, het centrum van de mode. Waarom Botter dan niet vanuit daar voortzetten?
Herrebrugh: „Ik kon niet tegen de drukte van die stad. Je wordt wakker van het getoeter van auto’s, je zit in de file naar je werk. Ik had op gegeven moment zo’n ruis in mijn hoofd dat ik niet meer goed kon nadenken. Het komt misschien omdat we uit een dorp komen, dat we dat niet meer wilden. Nou ja, hier is het soms wel een beetje boring. Dan ben ik blij dat ik weer naar Antwerpen kan.”
Botter: „ Ik hoef hier niet op mijn hoede te zijn.”
Op je hoede?
Botter: „Je werkt in de mode, dat is gewoon een keiharde wereld.”
Heb je het dan over mensen die er met je ideeën vandoor gaan?
Botter: „Nee, dat gebeurt zo vaak. Daar hebben we echt geen moeite mee. Dat is meer iets van andere mensen, mijn moeder en zo, die dan zeggen: hebben ze weer van jullie gestolen? We hebben genoeg ideeën om daar geen last van te hebben. Dat komt ook omdat we hier zitten. Ik heb het gevoel dat we in Parijs in een bubbel zaten waarin iedereen hetzelfde doet. Je kijkt naar dezelfde dingen op internet, je ziet dezelfde tentoonstellingen, zit in dezelfde café’s. Je dénkt hetzelfde. Misschien is het gek om te zeggen, maar ik vind veel andere collecties gewoon een beetje saai.”
Kun je een voorbeeld geven, van iets dat duidelijk bij jullie vandaan komt? Wat zegt jouw moeder dan bijvoorbeeld?
Botter: „Ik vind het niet zo netjes om dat te zeggen.”
Herrebrugh: „Je weet het ook niet altijd zeker. Soms hangt een idee gewoon in de lucht.”
Als je mode een harde wereld noemt, heb je het dus niet over kopiëren.
Botter: „Je moet mensen om je heen hebben die je kunt vertrouwen. We gaan hier nog steeds om met de mensen met wie we zijn opgegroeid. Met hen kunnen we het over alles hebben en over alles lachen. Omdat we weten dat het safe is. Bij nieuwe mensen weet je nooit wat je aan ze hebt.”
Mode was voor jullie allebei geen eerste keuze.
Herrebrugh: „Ik heb eerst Nimeto gedaan, een etaleerschool. Ik merkte wel snel dat iets voor een ander creëren niet genoeg is voor mij, maar ik raakte pas in mode geïnteresseerd in 2008, toen we de expositie van Viktor & Rolf in het Centraal Museum in Utrecht zagen. Daar besefte ik: mode, en dan de constructie en de techniek, dat is het helemaal voor mij. Ik ben stage gaan lopen bij [mannenkledingmerk] PME Legend. Moest ik technische tekeningen inkleuren en zo, ik vond het helemaal geweldig. Rushemy is heel erg geïnteresseerd in waarom iemand iets draagt. Ik wil weten: hoe zit het in elkaar? Later, toen ik op Amfi zat, heb ik nog stage gelopen bij Viktor & Rolf.”
Eigenlijk wilde je net als Viktor & Rolf naar ArtEZ in Arnhem.
Herrebrugh: „Daar werd ik niet aangenomen. Ik had ook een slechte presentatie.”
Botter: „Ze hebben ons allebei niet aangenomen. Ik heb het volgens mij nog vóór jou geprobeerd. Nog voor ik mijn werk kon laten zien, werd me al verteld dat het hem niet ging worden. Toen zei ik: mag ik mijn boek niet laten zien? Ik ben tot de tweede ronde gekomen, maar daar viel ik alsnog af. Ik was er kapot van.”
Herrebrugh: „In die tijd paste jij als donkere jongen niet in het modeplaatje. Ik heb die ommekeer echt gevoeld, het moment waarop mensen Rushemy opeens zagen als modeontwerper. Dat was in 2017, toen Virgil [Abloh, de in 2021 overleden Afro-Amerikaanse ontwerper die in 2018 de leiding kreeg over de mannencollecties van Louis Vuitton] heel groot werd met zijn merk Off-White. Toen hoorden we mensen over hem smoezen: hij is de nieuwe Virgil.”
Botter: „Opeens was er een referentie. Maar op de academie in Antwerpen heb ik nergens last van gehad.”
Herrebrugh: „Nee, maar daar was [modeontwerper] Walter Van Beirendonck directeur, en die denkt al out of the box.”
Botter: „Ik ben er gewoon nooit zo mee bezig geweest. Wij waren het tweede donkere gezin in Vinkeveen, maar dat heb ik nooit zo gevoeld.”
Jij hebt een nog langere omweg genomen.
Botter: „Ik heb zelfs nog in het leger gezeten. En daarvoor heb ik heel even een administratieve opleiding gedaan. Dat kwam door mijn vader, hij zit in de verzekeringen. Hij ging altijd strak in het pak naar zijn werk en dat sprak mij aan. Maar die studie was echt saai, met veel cijfers. Ik was altijd wel creatief bezig geweest. Ik customizede kleding voor mensen in de buurt en in mijn familie zeiden ze altijd dat ik zo mooi kon tekenen. Maar ja, daar bleef het bij.”
Je wist niet dat je er je beroep van kon maken.
Botter: „Nee, totaal niet. Of dat er een studie voor bestond. In onze cultuur is dat niet zo.”
Waarom ging je het leger in?
Botter: „Ik dacht: misschien krijg ik daar wat discipline, en weet ik dan wat ik wil. In de tijd dat ik daar zat begon ik modebladen te kopen, Vogue en Harper’s Bazaar en zo. Stiekem, want het was natuurlijk niet mannelijk om die te lezen. En toen las ik een interview met Walter Van Beirendonck. Het bleek dat je gewoon mode kon studeren! Ik ben meteen het leger uitgegaan. Ik ben eerst een mbo-opleiding mode in Arnhem gaan doen, om meer zelfvertrouwen te krijgen. Na twee jaar heb ik me aangemeld bij ArtEZ – die school was het helemaal voor de leraren op het mbo – en na de afwijzing heb het ik toch maar afgemaakt. Op de open dag in Antwerpen zag ik Walter zitten, en er hingen allemaal schetsen en foto’s van mensen die de opleiding ook hebben gedaan, zoals Martin Margiela. Heel intimiderend, maar ik voelde me meteen op mijn plek. Ik heb eerst nog wel een jaar de academie in Den Haag gedaan, omdat je een propedeuse hbo moest hebben om te kunnen beginnen als Nederlander.”
Het bleek dat je gewoon mode kon studeren! Ik ben meteen het leger uitgegaan
Rushemy Botter
Vanaf het derde jaar in Antwerpen deden jullie het eigenlijk samen.
Herrebrugh: „Daarvoor al. Ik kwam met Rushemy’s schetsen aan op mijn school, ik maakte stiekem zijn patronen. Ze vonden mijn schetsen geweldig.”
Botter: „Ze vonden mijn patronen geweldig! In Antwerpen hadden ze het wel door, hoor. Maar daar werd gestimuleerd dat je hulp zocht.”
Herrebrugh: „Soms moest ik iets voor je maken en dan zei ik: het ziet er niet uit, dat moet anders. We kregen weleens bonje, maar zo leer je elkaar goed kennen. We waren ook best snel serieus.”
Botter: „Op de deur hadden we een lijst gehangen van alle modewedstrijden waaraan we mee wilden doen. Met de data erbij waarop we ons moesten inschrijven. Weet je nog dat we bij de H&M Design Award zaten op de dag van de deadline voor het festival van Hyères?”
Herrebrugh: „We hadden niet gewonnen en de stemming in de showroom was zo van: iedereen moet oprotten. We hebben een doos gevraagd, de collectie erin gestopt en naar Frankrijk gestuurd. Dat heeft voor ons heel veel veranderd.”
Jullie wonnen de hoofdprijs en kort daarna meldde Nina Ricci zich.
Botter: „Virgil was toen net benoemd bij Louis [Vuitton]. Ik denk dat dat ook een grote rol heeft gepeeld.”
Kenden jullie hem eigenlijk persoonlijk?
Botter: „Ja. Wanneer kwamen we nou met hem in contact? Was dat niet toen we voor V-Files in New York waren?”
Herrebrugh: „We zagen hem op straat, volgens mij was hij aan het joggen met zijn personal trainer. We zijn achter hem aan gerend. Deze kans moeten we niet laten lopen, dachten we.”
Botter: „We hebben nummers uitgewisseld en zijn altijd blijven appen. Ik heb hem bedankt dat hij deuren voor ons heeft geopend, hij stuurde altijd een berichtje na afloop van een show, en wij hem na die van hem. Heel lief en hartelijk altijd, gewoon oprecht van: hoe gaat het, wat ben je aan het doen? Twee maanden voor zijn dood heb ik hem nog gefeliciteerd met zijn verjaardag. Wij wisten niet dat hij ziek was.”
Herrebrugh: „Later hoorden we dat hij dat nog voor zoveel andere creatives deed. En dat met zo’n druk leven en zoveel verantwoordelijkheid. Dan moet je wel een heel groot hart hebben.”